ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ5276
Rechtbank Utrecht
- Wraking
- P. Bender
- R. in ‘t Veld
- G. Perrick
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure na dreigende houding eisende partij
Op 17 mei 2011 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door [A] B.V., vertegenwoordigd door de heer [D] en gemachtigd door mr. G. van de Nesse, tegen rechter [B] in een civiele procedure. De wraking was gebaseerd op de bewering dat er tijdens een zitting op 28 maart 2011 een dreigende houding was van de eisende partij [C] tegenover de heer [D] en mr. Van de Nesse. Verzoeker stelde dat rechter [B] niet adequaat had ingegrepen en daardoor de schijn van partijdigheid had gewekt. De rechtbank overwoog dat verzoeker het wrakingsverzoek te laat had ingediend, namelijk 15 dagen na de zitting, en dat hij dit verzoek direct op de zitting had moeten indienen of zo snel mogelijk daarna. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. Daarnaast werd overwogen dat zelfs als verzoeker ontvankelijk zou zijn, het wrakingsverzoek zou worden afgewezen, omdat het enkele feit dat een rechter niet of onvoldoende op de orde van de zitting let, niet automatisch leidt tot de conclusie dat de rechter partijdig is of de schijn van vooringenomenheid wekt. De rechtbank benadrukte dat professionele procesdeelnemers ook zelf moeten aangeven als er problemen zijn met de houding van de andere partij. De beslissing werd genomen door mr. P. Bender als voorzitter, en mr. R. in ‘t Veld en mr. G. Perrick als leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van mr. K.F. van Dam.