ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ5146
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak betreffende leerplicht en richtingsbezwaren
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het niet inschrijven van zijn kind op een school, in strijd met de Leerplichtwet 1969. De verdachte en zijn echtgenote, die samen het gezag uitoefenen over hun kind, hebben een beroep gedaan op vrijstelling van deze inschrijvingsplicht op basis van richtingsbezwaren. De zaak kwam aan het licht toen de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaakte wegens schoolverzuim van hun kind, dat tot 29 september 2010 op een basisschool was ingeschreven.
De ouders hebben in een brief aan de gemeente aangegeven dat zij geen scholen in de omgeving konden vinden die aansloten bij hun levensovertuiging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de ouders eerder een schoolkeuze hebben gemaakt, de situatie is veranderd nu hun kind naar een middelbare school moet. De rechter oordeelde dat ouders in redelijkheid op zoek kunnen gaan naar een school die aansluit bij hun (gewijzigde) geloofsovertuiging.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat de bezwaren van de ouders tegen de richting van het onderwijs op de beschikbare scholen relevant zijn. De ouders hebben verklaard dat zij zich niet konden verenigen met de grondslag van de scholen in hun omgeving en dat zij uiteindelijk thuisonderwijs hebben gekozen op basis van de Britse methode. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen middelbare school in de omgeving is die aansluit bij de christelijk holistische levensovertuiging van de ouders en dat de aanmelding bij het Van Lodenstein College niet is geaccepteerd.
Op basis van deze overwegingen heeft de kantonrechter de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van richtingsbezwaren en dat er geen geschikte school beschikbaar was voor zijn kind.