ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4795

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600083-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in strafzaak tegen veroordeelde

Op 13 april 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf beoordeeld. De veroordeelde was onderworpen aan voorwaarden, waaronder het zich houden aan voorschriften van Reclassering Nederland en het niet opnieuw schuldig maken aan strafbare feiten. Tijdens de zitting is gebleken dat de veroordeelde als verdachte was aangemerkt in twee nieuwe zaken, te weten mishandeling en vernieling. De mishandeling is geseponeerd en de veroordeelde is vrijgesproken van de vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich aan de voorwaarden heeft gehouden en dat er geen aanleiding is om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht en heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600083-09
Datum uitspraak: 13 april 2011
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 22 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 29 april 2009, in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats], op [1990],
wonende aan de [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 WvSr., waarvan 66 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
met de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een cognitieve vaardigheidstraining.
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een voortgangsverslag van de Reclassering Nederland, toezichtunit 2 Utrecht d.d. 25 februari 2011, waaruit blijkt dat de veroordeelde binnen de proeftijd is aangemerkt als verdachte ter zake mishandeling en vernieling.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 13 april 2011, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
OVERWEGINGEN:
Op grond van het onderzoek ter zitting overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde de voorwaarden, verbonden aan de proeftijd, geschonden heeft.
Ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde als verdachte is aangemerkt ter zaken van vernieling en mishandeling. De zogenoemde mishandeling is geseponeerd. Voor wat betreft de vernieling is veroordeelde op 2 maart 2011 vrijgesproken. Tevens is ter terechtzitting gebleken dat veroordeelde zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens Reclassering Nederland aan hem zijn gegeven.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank termen aanwezig om de vordering van de officier van justitie, te weten tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, te weten 66 dagen gevangenisstraf, af te wijzen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis.
Aldus gedaan door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. Z.J. Oosting, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. Stapel, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 april 2011.
Mr. J. Ebbens is niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.