ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4346
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Poging tot afpersing met bedreiging van de heer [benadeelde]
Op 31 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en bedreiging met de dood. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen van een bedrag van € 150.000,-. De bedreigingen die aan de heer [benadeelde] zijn geuit, waren ernstig en hebben geleid tot grote angst bij hem en zijn gezin, waardoor zij hun woonplaats moesten ontvluchten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet vanaf het begin betrokken bij het plan, medeverantwoordelijk was voor de uitvoering ervan. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet het besef had van de impact van zijn daden op het slachtoffer en zijn familie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een behandeling bij Kairos. De rechtbank concludeerde dat de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd was op een eendaadse samenloop, en dat de op te leggen straf wettelijk slechts gebaseerd mocht zijn op de hoofdstraf voor poging tot afpersing.