ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4346

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600884-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreiging van de heer [benadeelde]

Op 31 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en bedreiging met de dood. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen van een bedrag van € 150.000,-. De bedreigingen die aan de heer [benadeelde] zijn geuit, waren ernstig en hebben geleid tot grote angst bij hem en zijn gezin, waardoor zij hun woonplaats moesten ontvluchten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet vanaf het begin betrokken bij het plan, medeverantwoordelijk was voor de uitvoering ervan. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet het besef had van de impact van zijn daden op het slachtoffer en zijn familie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een behandeling bij Kairos. De rechtbank concludeerde dat de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd was op een eendaadse samenloop, en dat de op te leggen straf wettelijk slechts gebaseerd mocht zijn op de hoofdstraf voor poging tot afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600884-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1965] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Utrecht,
locatie Nieuwegein
raadsman mr. A.P. van Stralen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen;
Feit 2: samen met anderen de heer [benadeelde] heeft bedreigd met de dood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de dreigbrief, de bevindingen met betrekking tot de aanschaf van de prepaid mobiele telefoons door [medeverdachte 1], het overzicht met paallocaties en de historische printgegevens met betrekking tot het gebruik van deze telefoons en de telefoons van verdachte en de medeverdachten, de print van de taps van de bedreigende telefoongesprekken naar het restaurant van aangever [benadeelde], de bedreigende sms-berichten, de observaties naar aanleiding van de inzet van de IMSI-catcher, alsmede op de observaties op de locatie waar de overdracht van het geld zou moeten plaatsvinden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rol die verdachte bij de afpersing heeft gespeeld te gering is om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking in de zin van het tezamen en in vereniging plegen van een delict. Volgens de verklaring van verdachte is hem eerst op 7 september 2010 ter ore gekomen wat gaande was. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], dat verdachte reeds op 3 september 2010 bij de zaak betrokken is geraakt, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen en is niet betrouwbaar. De omstandigheid dat verdachte gedurende de dagen tussen 3 en 7 september 2010 contact heeft gehad met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat in zijn nabijheid door één van hen, dan wel door hen beiden bedreigende sms-berichten zijn verzonden en een bedreigend telefoongesprek is gevoerd met het restaurant van [benadeelde], maakt nog niet dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. De nabijheid bij deze handelingen duidt niet op enige vorm van uitvoering, noch kan bewezen worden dat over de inhoud van de sms-berichten en het telefoongesprek overleg met verdachte is gevoerd.
De raadsman heeft voorts verweer gevoerd tegen de kwalificatie van de ten laste gelegde feitelijkheden als een poging tot afpersing. Aangezien [benadeelde] reeds op 03 september 2010 aangifte heeft gedaan en een en ander vanaf dat moment in verregaande mate door de politie is gecoördineerd, was volgens de raadsman sprake van een ondeugdelijke poging. Niet gebleken is dat aangever [benadeelde] op enig moment heeft overwogen op de eisen van de verdachten in te gaan. Er was geen enkele reële kans dat de poging zou slagen, omdat het gekozen object volstrekt ongeschikt was om het beoogde doel te realiseren. De raadsman is dan ook van mening dat het onder 1 tenlastegelegde ook op die grond niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde], wonende te [woonplaats], heeft op vrijdag 3 september 2010 aangifte gedaan van een poging tot afpersing. Hij heeft daarin onder andere verklaard dat hij op 20 juli 2010 in het casino van Nijmegen een geldbedrag van 1,6 miljoen euro had gewonnen en dat hij en zijn gezin op het moment van aangifte ernstig bedreigd werden .
Uit het naar aanleiding hiervan ingestelde politieonderzoek blijkt dat deze bedreigingen als volgt tegen [benadeelde] werden geuit:
dreigbrief
Allereerst is een dreigbrief naar het restaurant van aangever [benadeelde] te [woonplaats] verstuurd. [benadeelde] maakt hiervan melding tijdens een gesprek dat hij in oktober 2010 met de politie heeft gevoerd. De envelop waarin deze brief is verstuurd is gestempeld op 30 augustus 2010. De brief meldt dat [benadeelde] € 150.000,- diende te betalen, dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij niet betalen, dat de politie er buiten gehouden moet worden, dat verdachte en zijn mededaders contacten hebben bij de politie, dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden, dat verdachte en zijn mededaders gewapend zijn en dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden .
Sms-berichten
Vervolgens zijn sms-berichten gestuurd naar [benadeelde]. In zijn aangifte heeft [benadeelde] verklaard dat hij op 2 september 2010 op zijn mobiele telefoon sms- berichten heeft ontvangen met de navolgende inhoud: “Ga in op onze eis ja of mee,”en “Je kunt wel niet reageren maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee gaat”. Op 3 september 2010 ontving aangever [benadeelde] sms-berichten met de navolgende inhoud: “Geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je hebt gewonnen”, en “Wij letten op je [huis] wil je dat er iets gebeurt met je familie, 150.000 net als Hongkong betalen”, en “Hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan, wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee” .
In een aanvullende verklaring afgelegd op 6 september 2010 heeft aangever [benadeelde] verklaard op en na 3 september 2010 opnieuw bedreigende sms-berichten te hebben ontvangen. Op 3 september 2010, tijdens het doen van de aangifte, ontving hij nog een sms-bericht met de navolgende tekst: “Wij hebben zojuist rest gebeld, betalen 150.000, snel, anders gebeuren ongelukken”. Op 04 september ontving hij berichten met de tekst: “5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht”, en “Wedding of funeral off your daughter”. Op 6 september 2010 volgden sms-berichten met de tekst: “Wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog. Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten” en “Als ik jou was zou ik voor vanavond 18.00 reageren, je was al akkoord je weet de gevolgen” .
Naar aanleiding van de aangifte zijn de telefoonnummers waarvandaan de sms-berichten zijn verstuurd, evenals de telefoonnummers in gebruik bij aangever, afgeluisterd en opgenomen. De historische verkeersgegevens hebben de aangifte van [benadeelde] tot zover bevestigd . Daarnaast laten de historische verkeersgegevens nog een aantal andere bedreigende sms-berichten zien. Op 06 september 2010 is nog een bericht verstuurd met de tekst: “Morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij”. Op 07 september volgden vervolgens de volgende sms-berichten: “Je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag, instructies volgen”, en “Zorg dat je om 15.00 uur op de zaak bent”, en “Pakje waterdicht verpakken”, en “Loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier man in de gaten gehouden”, en “Je hebt de politie erbij gehaald, dom van je”, en “Morgen hoor je meer, heel dom van je”, “De politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar veel achterom”, en “We knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang, ben je weer de politie aan het inlichten”, en “Je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons, wij maken onze eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst”. Op 08 september 2010 volgde tot slot een sms-bericht met de tekst: “Weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie” .
telefoongesprekken
Op 4 september 2010 zijn eveneens twee bedreigende telefoongesprekken binnengekomen bij werknemers van het restaurant waarvan aangever [benadeelde] de beheerder is. Getuige [getuige 1] die het eerste telefoongesprek heeft aangenomen, heeft verklaard dat een onbekende man tegen hem zei dat [benadeelde] (lees: aangever) moest betalen en dat [benadeelde] maandag instructies zou krijgen en dat wanneer [benadeelde] niet zou betalen [benadeelde] de bruiloft van zijn dochter niet mee zou maken . Het tweede telefoongesprek is aangenomen door getuige [getuige 2]. Zij heeft verklaard dat een onbekende man zei dat [benadeelde] maandag zou horen wat hij moest doen en dat hij binnen een uur moest reageren . Beide gesprekken zijn opgenomen en weergegeven in uitgewerkte taps .
De betrokkenheid van de verschillende verdachten
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) heeft ter terechtzitting in de hoedanigheid van getuige (zoals hierna voor al zijn verklaringen geldt) verklaard dat het idee de afpersing te plegen afkomstig was van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2]). Met hem had hij ook gesproken over de dreigbrief, die hij uiteindelijk zelf heeft opgesteld en verzonden. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op 2 september 2010 op aanraden van [medeverdachte 2] een mobiele telefoon heeft gekocht om bedreigingen mee te uiten richting [benadeelde]. Hiermee heeft hij op 2 september de eerste bedreigende sms-berichten verstuurd, aldus [medeverdachte 1].
Op 3 september heeft hij de telefoon niet in zijn handen gehad, maar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die dag wel continu in het bijzijn van [medeverdachte 2] is geweest. [medeverdachte 2] heeft volgens hem die dag sms-berichten met de telefoon verstuurd naar [benadeelde], onder andere op het moment dat ze in [woonplaats] waren. De historische verkeersgegevens bevestigen dat één van de bedreigende sms-berichten die dag in [woonplaats]met de desbetreffende telefoon is verstuurd .
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat verdachte zich op 03 september 2010 aan het begin van de avond bij hem en [medeverdachte 2] heeft gevoegd. Verder was er niemand bij hen. Zowel [medeverdachte 2] als verdachte hebben dit ter terechtzitting bevestigd. In de daarvoor gelegen uren is er reeds veelvuldig telefonisch contact geweest tussen enerzijds de mobiele telefoon van verdachte en anderzijds het nummer van de privé mobiele telefoon van [medeverdachte 1], zo laten de historische verkeersgegevens zien . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte die avond over de afpersing van [benadeelde] is geïnformeerd, waarna verdachte heeft toegezegd met de afpersing mee te zullen doen. Volgens [medeverdachte 1] heeft verdachte daarbij gezegd: “Al moet ik vijf jaar zitten”.
Kort na de aankomst van verdachte bij [medeverdachte 1] is door aangever [benadeelde] een sms-bericht verzonden naar de telefoon waarmee de bedreigende sms-berichten zijn verstuurd, inhoudende dat hij bereid is te betalen .
Zowel verdachte als [medeverdachte 2] hebben ter terechtzitting verklaard dat ze die avond door de vrouw van verdachte met de auto met kenteken [kenteken], welke op naam staat van verdachte, zijn opgehaald bij het huis van [medeverdachte 1] aan de [adres] te [woonplaats]. Observaties laten zien dat de desbetreffende auto die dag om 22:45 uur voor het huis van [medeverdachte 1] stond. Op 22:50 uur reed de auto vervolgens weg .
Die avond is tevens een IMSI catcher ingezet. Deze liet zien dat de mobiele telefoon waarmee de bedreigende sms-berichten zijn verstuurd, zich in de zeer nabije omgeving van de woning aan de [adres] te [woonplaats] bevond. Kort nadat de auto met kenteken [kenteken] wegreed, was deze telefoon niet meer in het bereik van de IMSI catcher. De observant die dit onderzoek heeft uitgevoerd trekt hieruit de conclusie dat het aannemelijk is dat de desbetreffende mobiele telefoon zich in de weggereden auto met kenteken [kenteken] bevond .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat [medeverdachte 2] op dat moment de telefoon bij zich had in de auto.
Verdachte heeft tevens verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de volgende dag, op zaterdag 04 september 2010, naar zijn huis zijn gekomen. Ze arriveerden daar rond 14:30 uur. Voorafgaand aan dat tijdstip hebben zij alle drie telefonisch contact met elkaar gehad. De bedreigende sms-berichten die op 04 september zijn verstuurd, zijn na dat tijdstip, dus toen zij met drieën bij elkaar waren, verzonden . Ook hebben de telefonische bedreigingen naar het restaurant toen plaatsgevonden. Zowel [medeverdachte 1], als verdachte, als [medeverdachte 2] hebben ter terechtzitting bevestigd dat ze die middag in elkaars nabijheid waren in de garage van verdachte. Ook op dat moment was er niemand anders bij hen. [medeverdachte 1] heeft met betrekking tot de telefoongesprekken verklaard dat hij het nummer van het restaurant heeft opgevraagd. [medeverdachte 2] heeft de telefoongesprekken gevoerd, maar hij. [medeverdachte 1], wist wel van de strekking af, aldus [medeverdachte 1]. Volgens hem bestaat de garage waarvandaan [medeverdachte 2] belde uit drie compartimenten en bevond verdachte zich tijdens de gesprekken bij de achterdeur, [medeverdachte 2] in het middengedeelte en hijzelf bij de voordeur. Hij hield daar de wacht. Verdachte heeft net als [medeverdachte 1] verklaard dat hij zich op het moment dat de telefoongesprekken moeten zijn gevoerd, weliswaar in de garage bevond, doch in een ander compartiment. Zowel [medeverdachte 1] als verdachte heeft verklaard dat zij het gesprek zelf niet gehoord hebben. Naar aanleiding van het ten gehore brengen van de beide telefoongesprekken ter terechtzitting, heeft [medeverdachte 1] aangegeven daarin de stem van [medeverdachte 2] te herkennen. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard de stem van [medeverdachte 2] te herkennen als degene die de gesprekken heeft gevoerd . Ook twee verbalisanten hebben de stem van de inbeller herkend als de stem van Gijsbert [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 06 september 2010 opnieuw bedreigende sms-berichten naar [benadeelde] heeft gestuurd. Hij had daarover op 04 september 2010 met verdachte en [medeverdachte 2] gesproken. Op 06 september 2010 was [medeverdachte 2] in Rotterdam, maar hij heeft die dag wel telefonisch contact met hem gehad, aldus [medeverdachte 1]. Volgens hem heeft hij die dag aan [medeverdachte 2] laten weten dat hij en verdachte het de volgende dag zouden oplossen. [medeverdachte 2] had daarmee ingestemd. [medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting bevestigd dat er op 06 september 2010 telefonisch contact tussen hem en [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden. Ook de historische verkeersgegevens bevestigen het telefonische contact tussen beiden en het verblijf van [medeverdachte 2] in Rotterdam . Met verdachte heeft hij die avond weer gesproken over de afpersing, zo luidt de verklaring van [medeverdachte 1]. Hij was toen weer bij verdachte langs gegaan. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vanaf 18:30 uur bij hem was. De historische verkeersgegevens laten zien dat nadien nog een bedreigend sms-bericht naar [benadeelde] is verstuurd, terwijl de telefoon waarvandaan het sms-bericht afkomstig was, aanstraalde op de paallocatie nabij de woning van verdachte .
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die de sms-berichten op 07 september 2010 heeft verstuurd met betrekking tot de locatie en het tijdstip van de overdracht. Volgens [medeverdachte 1] had hij de ontmoetingsplek die ochtend samen met verdachte uitgezocht en is verdachte uiteindelijk ook op die plek op de uitkijk gaan staan. Ze hebben de actie na korte tijd echter afgeblazen, omdat zij het idee hadden dat er politie aanwezig was, aldus [medeverdachte 1]. [verdachte] heeft bevestigd dat hij op de desbetreffende dag en plaats op de uitkijk heeft gestaan voor politie. De verklaring van [medeverdachte 1] vindt voor wat betreft de verkenning en de poging de overdracht plaats te laten vinden eveneens bevestiging in de observaties van diverse verbalisanten .
De sms-berichten laten zien dat de poging de afpersing te laten plaatsvinden in de avond van 07 september 2010 wordt hervat. De telefoon waarmee deze sms-berichten zijn verstuurd, straalt die avond aan op de paallocatie nabij de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze berichten heeft verstuurd en dat hij over de inhoud van deze berichten contact heeft gehad met verdachte. Dat geldt ook voor de berichten die naar [benadeelde] zijn verstuurd op 08 september 2010 in de ochtend.
Het onderzoek telecommunicatie laat zien dat [medeverdachte 1] later op 08 september 2010 naar verdachte belt met de mededeling dat de overdracht op een ander tijdstip moet plaatsvinden. Verdachte reageert daarop met de woorden: “Laat ‘m maar even in de piepzak zitten” . Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij deze woorden heeft gebruikt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Vanaf het moment dat [medeverdachte 1] heeft aangegeven met de waarheid te zullen komen, is hij consistent geweest in zijn verklaringen. Bovendien kunnen zijn verklaringen worden verankerd in objectieve gegevens zoals taps, paallocaties, observaties en gedeeltelijk ook in de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], waaruit volgt dat verdachte en de medeverdachten samen waren op cruciale momenten waarop werd gepoogd [benadeelde] af te persen, zoals op de middag van 3 september 2010, toen een aantal sms-berichten naar [benadeelde] werd verzonden en de middag van 4 september 2010, toen de twee dreigtelefoontjes werden gepleegd. .
Tezamen en in vereniging
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1], in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de avond van 7 september 2010 voor het eerst op de hoogte werd gebracht van de afpersing, niet geloofwaardig. De bewijsmiddelen laten zien dat verdachte reeds op 3 september bij de zaak betrokken is geraakt en dat hij vanaf dat moment samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overleg heeft gehad over de aanpak van de afpersing en de strekking van de sms-berichten. Niet vastgesteld kan weliswaar worden dat hij zelf bedreigingen jegens [benadeelde] heeft geuit, doch hij was wel bij meerdere gelegenheden wel in het bijzijn, dan wel de onmiddellijke nabijheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het moment dat zij de sms-berichten stuurden, respectievelijk de bedreigende telefoongesprekken voerden. Ook had verdachte in de betreffende periode met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] intensief contact. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte van het versturen van de sms-berichten en het voeren van de bedreigende telefoongesprekken wetenschap heeft gehad. Verdachte is bovendien aanwezig geweest op de locatie waar de overdracht van het geld volgens het plan zou moeten plaatsvinden en ter terechtzitting heeft hij bekend dat hij wist dat er iets ongeoorloofds zou gaan gebeuren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank evenmin geloofwaardig dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de achterliggende reden van zijn taak om op 7 september 2010 op de betreffende plaats voor de politie op de uitkijk te staan.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande een nauwe en bewuste samenwerking inhoudt in de zin van het tezamen en in vereniging plegen van een delict. Hiervoor is niet vereist dat alle uitvoeringshandelingen ook gezamenlijk zijn verricht. De samenwerking volgt uit de afspraken en overleggen waaraan verdachte heeft deelgenomen sedert 3 september 2010 en zijn rol tijdens de verkenning en het moment van de geplande overdracht op 7 september 2010. Ook zijn instructie jegens [medeverdachte 1] op 8 september 2010 hoe te handelen met betrekking tot [benadeelde] door zijn woorden “laat hem maar even in de piepzak zitten”, wijzen op een voorname rol bij de uitvoering van de plannen.
De kwalificatie van feit 1
Ten aanzien van het verweer dat de ten laste gelegde feitelijkheden niet kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot afpersing, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de bewezenverklaring is niet relevant in hoeverre degenen die als object van de afpersing benaderd is al dan niet feitelijk gevoelig blijkt voor de op hem uitgeoefende druk. Vereist is slechts dat het middel dat daarbij wordt gehanteerd, naar objectieve maatstaven voldoende geschikt en daarmee deugdelijk is om het beoogde doel, in casu de verstrekking van geld aan verdachte en zijn medeverdachten, te bewerkstelligen. In de onderhavige zaak waren de door verdachte en zijn mededaders gebruikte middelen naar hun aard en inhoud geschikt om de afpersing te plegen.. De dreigbrief, sms-berichten en telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] hebben laatstgenoemde daadwerkelijk bereikt en hebben bij hem en zijn familie grote angst veroorzaakt. In zijn aanvullende verklaring heeft aangever [benadeelde] aangegeven, dat deze angst een zodanige omvang heeft aangenomen, dat hij samen met zijn familie zijn woonplaats [woonplaats] is ontvlucht . Bovendien zijn aan de zijde van verdachte en zijn mededaders geen andere omstandigheden aan te wijzen die in de weg zouden kunnen staan van de voltooiing van het beoogde delict, de afpersing van de heer [benadeelde].
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Aangezien het feitencomplex van feit 1 tevens een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht inhoudt, zoals ten laste gelegde onder feit 2, kan dit feit aan de hand van dezelfde bewijsconstructie eveneens wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te [woonplaats],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van 150.000 euro, geheel toebehorende aan die [benadeelde], tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [huis] wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en/of
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [huis] wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde heeft zij gevorderd dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij Kairos.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Voor het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van de ten laste gelegde feiten, heeft de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan het voorarrest toereikend zou moeten zijn, gelet op de geringe rol die verdachte bij de afpersing heeft gespeeld. Daarnaast is verdachte bereid in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijk op te leggen straf mee te werken aan reclasseringstoezicht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen gepoogd € 150.000,00 van de heer [benadeelde] af te persen. Hij en zijn medeverdachten hebben daarbij tevens de heer [benadeelde] gedurende negen dagen vrijwel dagelijks op ernstige wijze bedreigd. Daarbij zijn ook gezinsleden van de heer [benadeelde] betrokken. Met name de bedreigingen jegens [benadeelde]’s dochter spreken boekdelen. Door de aanhoudende bedreigingen, hielden verdachte en zijn medeverdachten constant druk op de heer [benadeelde]. De druk die begon met de dreigbrief van 30 augustus 2010 was zodanig, dat de heer [benadeelde] en zijn familie zich uiteindelijk genoodzaakt voelden hun woonplaats [woonplaats] te ontvluchten. De rechtbank merkt de hele handelwijze aan als een zeer ernstige vorm van poging tot afpersing.
Verdachte was weliswaar niet vanaf het begin bij het plan de afpersing te plegen betrokken, maar kan wel medeverantwoordelijk worden gehouden voor (verdere) uitvoering van dat plan. Hij was in het bijzijn van zijn mededaders op momenten dat overleg werd gevoerd over de afpersing en waarbij daadwerkelijk bedreigingen jegens slachtoffer per telefoon of sms-bericht werden geuit. Van deze handelingen heeft hij zich niet gedistantieerd. Ook heeft hij in de eindfase een belangrijke rol gespeeld door mee op zoek te gaan naar een geschikte plek voor de overdracht van het geld, door op de uitkijk te gaan staan op het moment dat de overdracht zou moeten plaatsvinden en door zijn medeverdachte in die fase te instrueren hoe te handelen jegens [benadeelde] met zijn woorden: “Laat hem maar even in de piepzak zitten’.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande zwaar aan. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat bij hem niet het besef is ontstaan van wat hij aan het aanrichten was, zelfs niet nadat de eerste poging om tot een overdracht van het geld te komen mislukte. Verdachte is totaal voorbij gegaan aan de impact van zijn daden op aangever en zijn familie, zulks terwijl zijn eigen familie ook met ernstige bedreigingen van buitenaf te maken heeft gehad.
De justitiële documentatie d.d. 30 november 2010 maakt melding van een transactie in verband met hennepteelt en een niet onherroepelijke veroordeling voor diefstal. Deze feiten zijn, net als de onderhavige zaak, naar mag worden aangenomen ingegeven door financiële problemen. Kennelijk heeft de transactie die verdachte voor eerstgenoemd feit heeft gekregen hem er niet van weerhouden om een nog ernstiger feit te plegen voor zijn eigen financiële gewin.
Verder is verdachte niet met politie en justitie in aanraking geweest. Door de reclassering zijn ook geen noemenswaardige problemen op andere leefgebieden geconstateerd, zodat zij het recidiverisico als laag inschatten. Het reclasseringsrapport meldt voorts dat verdachte gemotiveerd is inzicht te krijgen in zijn delictgedrag en bereid is mee te werken aan een behandeling. De rechtbank zal hiermee als strafverminderende factor rekening houden bij de strafoplegging
De ernst van het feit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat vanuit een oogpunt van vergelding en normhandhaving oplegging van een forse gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan het voorarrest, echter onontkoombaar. Daarbij zal zij tevens een voorwaardelijk deel opleggen, met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling bij Kairos.
De bewezenverklaring van beide feiten is gebaseerd op één feitencomplex. Er is daarom sprake van een eendaadse samenloop, zodat de op te leggen straf gelet op het bepaalde in artikel 55 Wetboek van Strafrecht wettelijk slechts gebaseerd mag zijn op de hoofdstraf welke is gesteld op (poging tot) afpersing.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 55, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij Kairos, voorziening voor ambulante forensisch psychiatrische zorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2011.