ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4344
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Poging tot afpersing en bedreiging met geweld in Utrecht
In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing en bedreiging met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, werd gewijzigd conform artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de bekennende verklaringen van de verdachte betrouwbaar waren, ondersteund door objectieve gegevens zoals taps en observaties. De verdachte had samen met anderen geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen voor een bedrag van €150.000, waarbij hij en zijn mededaders de heer [benadeelde] gedurende negen dagen ernstig bedreigd hadden, ook zijn gezinsleden. De rechtbank beschouwde de handelwijze van de verdachte als een zeer ernstige vorm van poging tot afpersing. De verdachte had een dominante rol gespeeld in de uitvoering van de afpersing, waaronder het opstellen en versturen van dreigbrieven en sms-berichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, wat als strafverminderende factor werd meegenomen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot behandeling bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en zijn familie.