ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4344

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711870-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en bedreiging met geweld in Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing en bedreiging met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, werd gewijzigd conform artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de bekennende verklaringen van de verdachte betrouwbaar waren, ondersteund door objectieve gegevens zoals taps en observaties. De verdachte had samen met anderen geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen voor een bedrag van €150.000, waarbij hij en zijn mededaders de heer [benadeelde] gedurende negen dagen ernstig bedreigd hadden, ook zijn gezinsleden. De rechtbank beschouwde de handelwijze van de verdachte als een zeer ernstige vorm van poging tot afpersing. De verdachte had een dominante rol gespeeld in de uitvoering van de afpersing, waaronder het opstellen en versturen van dreigbrieven en sms-berichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, wat als strafverminderende factor werd meegenomen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot behandeling bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en zijn familie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711870-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1963] te [woonplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Amsterdam,
locatie Demersluis
raadsman mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd de heer [benadeelde] af te persen;
Feit 2: samen met anderen de heer [benadeelde] heeft bedreigd met de dood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde], de bekennende verklaring van verdachte, de dreigbrief die door verdachte is opgesteld en aan aangever is verstuurd, de bevindingen met betrekking tot de aanschaf van de prepaid mobiele telefoons door verdachte, het overzicht met paallocaties en de historische printgegevens met betrekking tot het gebruik van deze telefoons, de print van de taps van de bedreigende telefoongesprekken naar het restaurant van aangever [benadeelde], de bedreigende sms-berichten, de observaties op de locatie waar de overdracht van het geld zou moeten plaatsvinden, alsmede op de bevindingen tijdens de fouillering van verdachte bij zijn aanhouding.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen een bewezenverklaring van de feitelijkheden zoals in de tenlastelegging vermeld. De raadsman wijst daartoe op de bekennende verklaring van verdachte, welke volgens hem naadloos past in de onderzoeksbevindingen van de recherche. Gelet hierop moet de bekennende verklaring volgens de raadsman als betrouwbaar worden aangemerkt. Dat de verklaring van verdachte betrouwbaar is, wordt ondersteund door de omstandigheid dat verdachte zichzelf zeer belast, aldus de raadsman. Het enige punt waarop hij zichzelf ontlast, is dat volgens verdachte het idee en initiatief voor de afpersing van medeverdachte [medeverdachte 1] afkomstig zijn en dat [medeverdachte 1] sturend is geweest bij de uitvoering. Dit punt van zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2].
De raadsman heeft verweer gevoerd tegen de kwalificatie van de ten laste gelegde feitelijkheden als een poging tot afpersing. Aangezien [benadeelde] reeds op 03 september 2010 aangifte heeft gedaan en een en ander vanaf dat moment in verregaande mate door de politie is gecoördineerd, was volgens de raadsman sprake van een ondeugdelijke poging. Niet gebleken is dat aangever [benadeelde] op enig moment heeft overwogen op de eisen van de verdachten in te gaan. Er was geen enkele reële kans dat de poging zou slagen, omdat het gekozen object volstrekt ongeschikt was om het beoogde doel te realiseren. De raadsman is dan ook van mening dat het onder 1 tenlastegelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Tegen een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich niet verzet.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van
17 maart 2011 ;
- de aangifte van [benadeelde] d.d. 03 september 2010 ;
- de aanvullende verklaring van aangever [benadeelde] d.d. 06 september 2010 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2010, waarin aangever [benadeelde] verklaart over de dreigbrief, en waarin staat vermeld dat de brief is gestempeld op 30 augustus 2010 ;
- de dreigbrief en de envelop waarin deze brief is verstuurd ;
- de tijdlijn van het onderzoek 095Sciano, met een overzicht van de historische gegevens, waaronder de verstuurde sms-berichten .
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de bekennende verklaringen van verdachte als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Vanaf het moment dat verdachte heeft aangegeven met de waarheid te zullen komen, is hij consistent geweest in zijn verklaringen. Bovendien kunnen zijn verklaringen worden verankerd in objectieve gegevens zoals taps, paallocaties, observaties en gedeeltelijk ook in de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de ten laste gelegde feitelijkheden niet kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot afpersing, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de bewezenverklaring is niet relevant in hoeverre degenen die als object van de afpsersing benaderd is al dan niet feitelijk gevoelig blijkt voor de op hem uitgeoefende druk. Vereist is slechts dat het middel dat daarbij wordt gehanteerd, naar objectieve maatstaven voldoende geschikt en daarmee deugdelijk is om het beoogde doel, in casu de verstrekking van geld aan verdachte en zijn medeverdachten, te bewerkstelligen. In de onderhavige zaak waren de door verdachte en zijn mededaders gebruikte middelen naar hun aard en inhoud geschikt om de afpersing te plegen. De dreigbrief, sms-berichten en telefoongesprekken naar het restaurant van [benadeelde] hebben laatstgenoemde daadwerkelijk bereikt en hebben bij hem en zijn familie grote angst veroorzaakt. In zijn aanvullende verklaring heeft aangever [benadeelde] aangegeven, dat deze angst een zodanige omvang heeft aangenomen, dat hij samen met zijn familie zijn woonplaats [woonplaats] is ontvlucht . Bovendien zijn aan de zijde van verdachte en zijn mededaders geen andere omstandigheden aan te wijzen die in de weg zouden kunnen staan van de voltooiing van het beoogde delict, de afpersing van de heer [benadeelde].
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging
met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van 150.000 euro, geheel toebehorende
aan die [benadeelde], tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [huis], wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en/of
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 8 september 2010 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend
een brief gestuurd naar het restaurant van die [benadeelde] inhoudende (zakelijk
weergegeven)
- dat die [benadeelde] 150.000,- diende te betalen;
- dat er maatregelen richting het gezin van die [benadeelde] zouden worden genomen bij
niet betalen;
- dat de politie er buiten gehouden moet worden en dat verdachte en zijn
mededaders contacten hebben bij de politie;
- dat de overdracht van het geld op vrijdag zal plaatsvinden en dat verdachte
en zijn mededaders gewapend zijn;
- dat die [benadeelde] in de gaten wordt gehouden;
en die [benadeelde] meermalen sms-berichten gestuurd, inhoudende:
- "ga in op onze eis, ja of nee" en
- "je kunt wel niet reageren, maar onderschat ons niet, eerst gaat je dochter
eraan, dan jij hebt tot vier uur de tijd of je wel of niet met ons in zee
gaat" en
- "geen gezeik anders gaan er ongelukken gebeuren, 150.000, wij weten dat je
hebt gewonnen" en
- "wij letten op je [huis], wil je dat er iets gebeurt met je familie,
150.000 net als Hongkong betalen" en
- "hou je niet van de domme als je niet gaat betalen gaat je dochter eraan
wij hebben nog nooit verloren je kunt nu zeggen of je betalen wilt ja of nee"
en
- "wij hebben zojuist rest gebeld betalen 150000 snel anders gebeuren
ongelukken" en
- "5 dagen om te betalen, geen politie, wij zijn met meer, wacht op bericht"
en
- "wedding of funeral off your daughter" en
- "wij willen de overdracht woensdag plannen. Tijd en locatie hoor je nog.
Werk wel mee en verpruts het niet, dat maakt het bedrag alleen maar hoger en
je weet, we beginnen bij je dochter maar dan met 9 mm, maak geen fouten" en
- "als ik jou was zou ik voor vanavond 1800 reageren je was al akkoord je weet
de gevolgen" en
- "morgen heb je de kans om alles te betalen daarna ben je vrij" en
- "je wordt nu elke minuut in de gaten gehouden, overdracht vandaag
instructies volgen" en
- "zorg dat je om 1500 uur op de zaak bent" en
- "pakje waterdicht verpakken" en
- "loop via de zandstraat naar de rondweg, loop langs de Shell en wacht op de
brug boven de fietstunnel op het volgende bericht, let op, je wordt door vier
man in de gaten gehouden" en
- "je hebt de politie er bij gehaald dom van je" en
- "morgen hoor je meer heel dom van je" en
- "de politie, je hebt het erger gemaakt, het kan lang of kort duren kijk maar
veel achterom" en
- "we knippen als eerste de vingers van je dochter af, duurt te lang ben je
weer de politie aan het inlichten" en
- "je denkt met kleine jongens te doen te hebben, geloof ons wij maken onze
eerdere beloftes waar, vandaag pakje afleveren anders je dochter eerst"
- "weer verdachte mensen om je heen gezien, je maakt fouten [benadeelde], je krijgt
nog 1 kans anders gaan we het verdubbelen, wij hebben de tijd je kunt je
gezin geen maanden beschermen, nog 1 kans [benadeelde] zonder politie",
en meermalen het restaurant van die [benadeelde] gebeld en daarbij tegen medewerkers
van het restaurant gezegd:
- "[benadeelde] krijgt vrijdag instructies waar die moet betalen, en dan gaat 'ie
betalen anders maakt zijn dochter de bruiloft niet mee, begrepen" en
- "Maandag krijgt [benadeelde] telefoon en dan gaat hij precies doen wat wij zeggen,
over een uur wil ik bericht van hem en geen politie", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de stukken van het dossier bevindt zich een pro justitia rapport d.d. 28 december 2010, opgemaakt door drs. K.J. de Wijs-Heijlaerts.
Genoemde psycholoog komt op grond van haar onderzoek met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten tot de conclusie, dat:
- bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis en dat hij tevens te kampen heeft met gebrekkige copingvaardigheden;
- dit ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook het geval was;
- de gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten hieruit deels kunnen worden verklaard.
De psycholoog adviseert op grond hiervan verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies
Gelet op het voorgaande kan het feit in enigszins verminderde mate aan verdachte worden toegerekend, zodat hij in zoverre ook strafbaar is.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde heeft zij gevorderd dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ook in geval van een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, moet worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, alsmede met een voorwaardelijk deel met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld een behandeling bij De Waag, zoals door de reclassering voorgesteld.
De raadsman heeft bij zijn voorstel allereerst gelet op de jurisprudentie in gelijksoortige zaken. Daarbij heeft hij erop gewezen dat de modus operandus in de onderhavige zaak louter heeft bestaan uit schriftelijke en telefonische bedreigingen. Voorts heeft hij gelet op hetgeen door de psycholoog en reclassering omtrent de persoon van verdachte is vermeld in de opgestelde rapporten. Hieruit kan worden afgeleid dat de persoonlijke problematiek van verdachte in grote mate heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het delict, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen gepoogd € 150.000,00 van de heer [benadeelde] af te persen. Hij en zijn mededaders hebben daarbij tevens de heer [benadeelde] gedurende negen dagen vrijwel dagelijks op ernstige wijze bedreigd. Daarbij zijn ook de gezinsleden van de heer [benadeelde] betrokken. Met name de bedreigingen jegens [benadeelde]’s dochter spreken boekdelen. Door de aanhoudende bedreigingen, hielden verdachte en zijn medeverdachten constant druk op de heer [benadeelde]. De druk die begon met de dreigbrief van 30 augustus 2010 was zodanig, dat de heer [benadeelde] en zijn familie zich uiteindelijk genoodzaakt voelden hun woonplaats [woonplaats] te ontvluchten. De rechtbank merkt de hele handelwijze aan als een zeer ernstige vorm van poging tot afpersing.
Verdachte was vanaf het begin betrokken bij de poging tot afpersing van de heer [benadeelde] en heeft daarbij een zeer dominante rol gespeeld. Hij was erbij toen het idee om de afpersing te plegen ontstond en heeft een groot deel van de uitvoering op zich genomen. Hij is degene geweest die de dreigbrief heeft opgesteld en verstuurd, alsmede het grootste deel van de bedreigende sms-berichten. Ook heeft verdachte de prepaid mobiele telefoons aangeschaft, waarmee de communicatie met de heer [benadeelde] is gevoerd. Over een deel van deze berichten had hij van te voren overleg gevoerd, een ander deel heeft hij op eigen initiatief en naar eigen invulling verzonden.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande zwaar aan. Daarbij betrekt zij dat verdachte veel momenten heeft gehad waarop hij de afpersing kon staken, doch dat hij steeds is doorgegaan. Zelfs nadat de eerste poging om tot een overdracht van het geld te komen mislukte, is bij hem niet het besef ontstaan van wat hij aan het aanrichten was. Verdachte is totaal voorbij gegaan aan de impact van zijn daden op aangever en zijn familie.
De justitiële documentatie d.d. 30 november 2010 laat zien dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank neemt dit mee bij haar oordeelsvorming omtrent het recidiverisico. Voorts heeft de rechtbank hierbij gelet op hetgeen de psycholoog in haar rapport heeft vermeld. De bevindingen van de psycholoog ten aanzien van het recidiverisico houden -kort gezegd- in dat ‘de kans dat verdachte wederom tot een vergelijkbaar strafbaar feit komt niet heel groot is, aangezien hij thans veel spijt betuigt en erg geschrokken is van zijn daad. Indien betrokkene geen behandeling ondergaat, is het echter voorstelbaar dat hij terugvalt in oude gedragspatronen en wederom bij confrontatie met stress toenemend somber wordt en (ondanks zijn goede voornemens) vervalt in alcoholgebruik. Het is vanuit zijn gebrekkige copingstrategieën en kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een middelenafhankelijkheid en stemmingsproblematiek dan niet ondenkbaar dat hij bij confrontatie met ingrijpende problematiek opnieuw gevoelens van onverschilligheid en fatalisme ontwikkelt, hetgeen de kans op het eventueel (mede)plegen van een strafbaar feit enigszins verhoogt’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd en bereid is een behandeling te ondergaan. Gelet op deze positieve houding van verdachte, welke wordt onderstreept door de omstandigheid dat verdachte, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard, in de penitentiaire inrichting reeds met een behandeling is aangevangen, schat de rechtbank de kans op recidive laag in. De rechtbank neemt dit mee als strafverminderende factor.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf tevens betrokken dat verdachte op grond van hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank neemt dit eveneens mee als strafverminderende factor. Tenslotte neemt de rechtbank als strafverminderende factor de omstandigheid dat verdachte, na eerder anders te hebben verklaard, uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven over het gebeurde en zijn grote rol daarin.
De ernst van het feit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat vanuit een oogpunt van vergelding en normhandhaving oplegging van een forse gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan het voorarrest onontkoombaar is. Daarvan zal zij een deel voorwaardelijk opleggen, met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag.
De bewezenverklaring van beide feiten is gebaseerd op één feitencomplex. Er is daarom sprake van een eendaadse samenloop, zodat de op te leggen straf gelet op het bepaalde in artikel 55 Wetboek van Strafrecht wettelijk slechts gebaseerd mag zijn op de hoofdstraf welke is gesteld op (poging tot) afpersing.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 55, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door meer verenigde personen
Feit 2: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2011.