ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ3269

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600030-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing in strafzaak verkeersongeluk met verzoek om nader onderzoek

Op 2 mei 2011 heeft de Rechtbank Utrecht een tussenvonnis gewezen in een strafzaak met parketnummer 16/600030-11, naar aanleiding van een verkeersongeluk. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst, omdat het onderzoek niet volledig was. Tijdens de zitting op 18 april 2011 zijn er vragen gerezen over de veiligheid van gevonden lakdeeltjes en de herkomst daarvan, alsook over de remvertraging van de betrokken Volkswagen. De rechtbank heeft een aantal specifieke vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden door deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut en de Afdeling Verkeersongevallenanalyse en Techniek van de Verkeerspolitie Utrecht. De rechtbank heeft aangegeven dat het onderzoek naar verwachting ongeveer twee maanden zal duren en dat de zaak in de tweede helft van augustus 2011 of kort daarna hervat zal worden. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris voor het uitvoeren van het nader onderzoek. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de noodzaak van aanvullend onderzoek benadrukken om tot een juiste en volledige beantwoording van de gestelde vragen te komen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600030-11
Datum uitspraak: 2 mei 2011
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende aan het [adres], [woonplaats]
Raadsman: mr. P.F. Emmelot, advocaat te Nieuwegein
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 april 2011.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Van de dagvaarding is een kopie als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Overweging
Bij de beraadslaging in de onderliggende strafzaak is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk dat nader onderzoek wordt verricht zoals hierna wordt omschreven.
De rechtbank wenst meer duidelijkheid over de volgende vragen:
1. Zijn de gevonden lakdeeltjes (foto 6, p. 10 VOA 090111011502431) veiliggesteld?
2. Is onderzocht of deze lakdeeltjes afkomstig kunnen zijn van de Volkswagen met kenteken [kenteken], waarin verdachte tijdens de botsing reed, dan wel van een soortgelijke Volkswagen? Indien dit niet is onderzocht, verzoekt de rechtbank dit onderzoek alsnog uit te voeren.
3. Uitgaande van de veronderstelling dat de lakdeeltjes van de VW [kenteken], dan wel een soortgelijke Volkswagen afkomstig zijn:
Kan (eventueel na het inwinnen van nadere informatie omtrent van tijdstip en wijze van afzetting door politie en/of anderen en omtrent de sporen op de betreffende lokatie) een uitspraak worden gedaan over de mate van waarschijnlijkheid van het scenario dat de lakdeeltjes op een later moment dan het moment van botsen op die plaats terecht zijn gekomen (bijvoorbeeld door transport via voeten/wielen hulpverleners of anderen) vis à vis het scenario dat deze deeltjes onmiddellijk als gevolg van de botsing op die plaats terecht zijn gekomen?
4. Over het bloedspoor van ongeveer 2 meter lengte wordt vermeld dat dit zich bevond op ongeveer 107,1 meter voor de nullijn. (foto 6, p. 10 VOA 090111011502431)
Wat is de afstand tot de nullijn van begin en eind van het bloedspoor?
5. Is onderzocht wat de maximale remvertraging is van de VW [kenteken]? Indien dit niet is onderzocht, verzoekt de rechtbank dit onderzoek alsnog uit te voeren en hierbij zowel aan te geven wat -onder nagenoeg gelijke weg- en weersomstandigheden als ten tijde van het ongeval- de maximale remvertraging van het voertuig van verdachte is, zowel indien alleen van de voetrem respectievelijk de handrem gebruik wordt gemaakt, als indien deze beide tegelijk worden gebruikt.
6. In hoeverre is het waarschijnlijk dat als er onder nagenoeg gelijke weg- en weersomstandigheden als ten tijde van het ongeval vol wordt geremd met de handrem van de VW [kenteken] er geen zichtbare remsporen op het wegdek achterblijven?
7. Kan op basis van de uit het hiervoor onder 5 aangeduide onderzoek verkregen bevindingen betreffende de maximale remvertraging van VW [kenteken] bij gebruik van de handrem, de voetrem, respectievelijk de handrem en de voetrem gezamenlijk, en uit de reeds verrichte onderzoeken af te leiden afstand tussen de plaats van aangetroffen lakdeeltjes en de plaats waar het linkervoorwiel van de VW [kenteken] na de botsing tot stilstand is gekomen, de minimale snelheid van de VW [kenteken] op de plaats van de lakdeeltjes worden berekend, als daarbij tevens als uitgangspunt wordt genomen dat verdachtes verklaring dat hij op het moment van de botsing al vol remde (en er dus geen rekening behoeft te worden gehouden met een reactietijd/reactieweg) en ook daarna vol is blijven remmen juist is?
8. Kan op basis van de uit het hiervoor onder 5 aangeduide onderzoek verkregen bevindingen betreffende de maximale remvertraging van VW [kenteken] bij gebruik van de handrem, de voetrem, respectievelijk dan wel de handrem en de voetrem gezamenlijk en uit de reeds verrichte onderzoeken af te leiden afstand tussen de plaats waar het aangetroffen bloedspoor begint en de plaats waar het linkervoorwiel van de VW [kenteken] na de botsing tot stilstand is gekomen, de minimale snelheid van de VW [kenteken] op de plaats van de lakdeeltjes worden berekend, als daarbij tevens als uitgangspunt wordt genomen dat verdachtes verklaring dat hij op het moment van de botsing al vol remde (en er dus geen rekening behoeft te worden gehouden met een reactietijd/reactieweg) en ook daarna vol is blijven remmen juist is?
9. Kan uit onderzoek van het navigatieapparaat dat zich in de de VW [kenteken] bevond de snelheid van deze auto in de laatste rijrichting (kort voor de botsing) worden afgeleid? Zo ja, wat blijkt hieruit over die snelheid?
10. Wat is de toestand van de gloeidraad van de linkerkoplamp voor groot licht van de VW [kenteken]?
11. Kan er gegeven de toestand van deze gloeidraad van de linkerkoplamp voor groot licht van de VW [kenteken] een uitspraak worden gedaan over de waarschijnlijkheid dat de VW [kenteken] ten tijde van de botsing groot licht voerde?
12. Is het bij VW [kenteken] technisch mogelijk dat groot licht en dimlicht tegelijk worden gevoerd?
13. Kan in een tabel en/of grafiek de relatie tussen het toerental en de snelheid in de tweede versnelling worden weergegeven van de VW [kenteken], dan wel van een qua type en motor soortgelijke Volkswagen Golf
Het onderzoek in de onderliggende strafzaak zal worden heropend en worden geschorst voor onbepaalde tijd.
De stukken zullen in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, worden gesteld, teneinde bovengenoemde onderzoeken uit te voeren. De rechtbank stelt zich daarbij voorshands voor dat de vragen 2 (voorzover mogelijk) en 9 ter beantwoording worden voorgelegd aan een of meer deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en dat de overige vragen worden beantwoord door een of meerdere deskundigen van de Afdeling Verkeersongevallenanalyse en Techniek van de Verkeerspolitie Utrecht (Jan van der Heijdenweg 246, 3401 RJ IJsselstein; tel 030-2528335; contactpersonen: brigadier [contactpersoon 1] / brigadier [contactpersoon 2]). Dit laat onverlet dat, indien zulks naar het oordeel van de rechter-commissaris in het kader van de juiste en volledige beantwoording van een of meer van de gestelde onderzoeksvragen de voorkeur verdient, het de rechter commissaris vrij staat om ter zake andere deskundigen dan die welke hier reeds zijn genoemd, te benoemen en met de beantwoording van deze vragen te belasten.
Dit onderzoek zal naar verwachting ongeveer 2 maanden kosten.
De rechtbank acht wenselijk dat een dag voor de hervatting wordt bepaald in de tweede helft van augustus 2011 of kort daarna en dat daarbij de samenstelling van de rechtbank zoveel mogelijk dezelfde is.
DE BESLISSING
De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek en bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting;
- draagt aan de rechter-commissaris het in deze tussenbeslissing omschreven nader onderzoek op en stelt daartoe de stukken in handen van de rechter-commissaris, waarbij de rechter-commissaris tevens wordt verzocht, om indien zulks naar het oordeel van de rechter-commissaris noodzakelijk is (aanvullend) onderzoek te laten verrichten;
- beveelt de oproeping van veroordeelde en de raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van de benadeelde partij en mr. Joosten tegen het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. A. Kuijer en P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.C.J. van der Heijden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2011.