ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ2878

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-072024-92
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde wegens ernstig seksueel misbruik van minderjarige jongens

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 maart 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1971, die momenteel verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De terbeschikkinggestelde is eerder ter beschikking gesteld vanwege zeer ernstig en gewelddadig seksueel misbruik van minderjarige jongens. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van een uitgebreid dossier, waarin onder andere eerdere vonnissen, rapporten van deskundigen en de procesgang zijn opgenomen.

Tijdens de zitting op 22 februari 2011 zijn zowel de officier van justitie als de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman N.A. Heidanus, gehoord. De deskundige A.H. Bouwman, psycholoog bij het FPC Veldzicht, heeft ook zijn visie gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde in het afgelopen jaar onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling en dat zijn ziektebesef en inzicht beperkt zijn. De rechtbank heeft daarbij ook de risicotaxatie in overweging genomen, waaruit blijkt dat de kans op seksueel agressieve gedragingen richting kinderen niet kan worden uitgesloten, maar afneemt bij geleidelijke resocialisatie.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar gehonoreerd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit eist. De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde niet mag afleiden uit de verlenging dat er in de toekomst een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde verantwoordelijk moet nemen voor zijn eigen behandeling en dat zijn inzet en medewerking cruciaal zijn voor een succesvol resocialisatietraject.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/072024-92
Datum uitspraak: 8 maart 2011
Beslissing op de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 23 november 2010, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 23 november 2010, strekkende tot verlenging met één jaar van de termijn van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug;
1. De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- een afschrift van het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 6 oktober 1992, waarbij [verdachte] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 1 maart 1998;
- de beslissing van deze rechtbank van 19 januari 2010, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd voor de duur van één jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van
[verdachte] over de periode 9 februari 2010 tot en met 19 oktober 2010;
- het rapport van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht d.d. 25 oktober 2010, opgemaakt door J.B. Blekkink (algemeen directeur) en P. Bakx (1e geneeskundige), waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, te weten een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar;
- de brief van de raadsman van 3 januari 2011 met als bijlage de brief van de ouders van [verdachte] van 30 december 2010 en het behandelplan van AFPN van 29 december 2010.
2. De procesgang
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 22 februari 2011 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman
N.A. Heidanus, advocaat te Groningen. Voorts is de deskundige A.H. Bouwman, psycholoog, werkzaam bij het FPC Veldzicht, gehoord.
3. Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de inrichting, dat luidt al volgt.
Kernproblematiek
De terbeschikkinggestelde is volgens de in het rapport omschreven kernproblematiek een
39-jarige man, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling wegens onder meer het plegen van zeer ernstig en gewelddadig seksueel misbruik van minderjarige jongens. In diagnostische zin is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en paranoïde trekken. Deze is minder zichtbaar wegens detentie, hetgeen niet wil zeggen dat het in een minder gestructureerde omgeving niet weer actueel kan worden. Ook is er sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De intelligentie wordt als gemiddeld tot bovengemiddeld beoordeeld. Het middelengebruik van patiënt is in remissie. Patiënt blijft een getraumatiseerde man die over weinig draagkracht beschikt en die snel overspoeld kan raken door de emoties van zichzelf en anderen. Ook ervaart hij flashbacks van het seksueel misbruik wat bij hem heeft plaatsgevonden en lijkt er sprake van PTSS-achtige verschijnselen. Verlatingservaringen ten gevolge van de vroege hechtingsstoornis kunnen in het heden en in de toekomst nog steeds heftige angstgevoelens bij hem oproepen. Bij hem lijkt in het heden geen sprake te zijn van een pedofiele voorkeur of anderszins seksueel deviant gedrag. Wel is het voor patiënt moeilijk te accepteren dat hij kwetsbaar blijft. Dit past niet bij zijn (narcistisch gekleurde) zelfbeeld. Het zich laten superviseren en het zich laten begrenzen door autoriteit is hierdoor geen sinecure.
Het behandelverloop
De terbeschikkinggestelde is in 1998 opgenomen in de Van der Hoeven kliniek. De behandelduur is ruim zeven jaar geweest. Hij heeft langdurig individuele psychotherapie gehad. In deze therapie was het doel zicht krijgen op het ontstaan van het delict en de achterliggende persoonlijkheidsproblematiek.
In 2006 wordt hij overgeplaatst naar Veldzicht. Hij functioneert hier moeizaam. Hij blijft erg wantrouwig ten opzichte van de sociotherapie. Momenteel volgt hij een opleiding in de ICT-sector en ervaart zo wat toekomstperspectieven. Hij heeft een geringe draagkracht. Zo lopen bijvoorbeeld de spanningen erg op als zijn behandelbespreking nadert. Vorig jaar is gestart met het praktiseren van begeleide verloven. Hij neemt echter weinig verantwoordelijkheid voor deze verloven. Het grootste struikelblok is het gebrek aan openheid naar met name de sociotherapie.
In januari 2010 heeft een verlengingszitting plaatsgevonden, waarin de rechter de reclassering heeft opgedragen onderzoek te doen naar de mogelijkheid tot voorwaardelijke beëindiging. Hij gaat er dan vanuit ook daadwerkelijk voorwaardelijke beëindiging van zijn terbeschikkingstelling te krijgen. Sindsdien is hij wel meer ontspannen, omdat voor zijn gevoel procedures nu echt in werking gezet worden. Met de behandeling is hij dientengevolge maar weinig bezig. Het ontbreken van contact en openheid is een risicofactor voor de toekomst.
Eind maart 2010 vindt er een interne reorganisatie binnen de kliniek plaats en krijgt [verdachte] een nieuw behandelteam. Hij neemt nauwelijks verantwoordelijkheid voor zijn behandeling, voor zijn verloven of voor zijn opleiding. Hij blijkt niet in staat te zijn om in contact te komen met het sociotherapeutsich team. Zijn stemming is lastig in te schatten en de verloven kunnen hierdoor weinig doorgang vinden.
De terbeschikkinggestelde wil binnen de kliniek geen psychotherapeutisch contact aangaan wegens wantrouwen rondom alles wat met terbeschikkingstelling te maken heeft. Daarom is besloten externe psychotherapie aan te bieden. De AFPN te Zwolle (forensische polikliniek) heeft gezegd bereid te zijn dit aan te willen gaan met hem. Daarnaast is besloten om een aanvraag tot onbegeleid verlof in te dienen, zodat hij kan laten zien hoe hij met meer zelfstandigheid omgaat.
Recent hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan. Als eerste heeft hij een time-out aangezegd gekregen van zijn arbeidssetting (ICT werkplaats). Hij was een belangrijke afspraak in het kader van zijn opleiding die hij volgt, niet nagekomen. Ondanks aandringen van de sociotherapie bleef hij in bed liggen. Een soortgelijke situatie is meerdere malen voorgekomen. Vanwege dit gedrag had hij nog een kans gekregen om zich wel verantwoordelijk te gedragen met betrekking tot zijn werk. Toen [verdachte] niet op de afspraak met een externe docent is gekomen heeft patiënt zijn kansen, wat betreft de werkplaats, voorlopig verspeeld. De andere ontwikkeling die zich recentelijk heeft voorgedaan is het feit dat zijn verloven zijn ingetrokken. De reden hiervoor is dat hij volledig oninschatbaar is voor de sociotherapie. Het is niet duidelijk hoe zijn stemming is en wat hem bezighoudt. Dit maakt dat het momenteel niet verantwoord is om hem het (begeleide) verlof te laten praktiseren. De afspraken bij het AFPN in het kader van psychotherapie worden van groot belang geacht en de doelgerichte verloven naar Zwolle zullen daarom wel doorgang vinden. Deze verloven zullen echter wel beveiligd worden.
Op 19 oktober 2010 vindt de meest recente behandelplanbespreking plaats. In deze behandelplanbespreking is er aandacht geweest voor het verdere traject in de behandeling, voor de doorstart van de verloven en voor de (vastgelopen) werk/opleidingssituatie. In oktober heeft er tevens een gezamenlijke casusbespreking met [verdachte] plaatsgevonden met als uitgangspunt ‘hoe de verloven verantwoord vorm te geven’. Het team loopt vaak tegen een afwerende houding van hem aan. Hij geeft aan niets met het team te maken te willen hebben en niet met ze op verlof te willen. Hij kan daarbij een ‘opgeblazen houding’ aannemen die angst inboezemt bij teamleden. Er zullen de komende periode vaker ‘officiële gespreksmomenten’ plaatsvinden zodat een goede inschatting gemaakt kan worden van het stemmingsbeeld voor de verloven. Veldzicht kreeg medio oktober 2010 de machtiging binnen voor onbegeleid verlof. Deze verloven dienen gefaseerd opgebouwd en doelgericht ingezet te worden. Belangrijk verlofdoel, zoals dat was aangegeven in de machtigingsaanvraag, is het volgen van onderwijs. Hij heeft echter impulsief zijn opleiding gestaakt en had er geen zin meer in om initiatieven te nemen het weer op te starten. Tijdens de bespreking is dit geproblematiseerd; belangrijke risicovolle factor is het ontbreken van een zinvolle dagbesteding/werk in de toekomst.
Als drie maanden onbegeleid verlof is gepraktiseerd, zal een overplaatsing volgen naar de eerste resocialisatieafdeling. Van daaruit zal het verdere resocialisatietraject vormgegeven worden alwaar toekomstige woon,- en werk mogelijkheden buiten de kliniek worden onderzocht, passend bij zijn draagkracht en vaardigheden. Belangrijke voeding hiervoor is het verloop van de onbegeleide verloven, waarbij hij naar verwachting aan veel destabiliserende factoren zal worden blootgesteld. Ook zal het verloop van de AFPN- contacten daarbij worden betrokken. Gezien de problematiek lijkt een langdurig traject met veel controle en structuur geïndiceerd.
Het behandeldoel
De terbeschikkinggestelde dient verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen behandeling. Dit houdt onder andere in dat hij optimaal gebruik maakt van zijn verloven, dat hij zijn dagprogramma volgt en dat hij samenwerkt met de sociotherapie en zich aan afspraken houdt. Hij is erg spanningsgevoelig en hij dient te voorkomen dat de frustraties te hoog oplopen met risico op drugsgebruik, acting out of terugtrekgedrag. Het is daarom van belang dat hij de zaken waar hij tegenaan loopt tijdig bespreekbaar maakt. Ondersteunende medicatie is hierbij ook van belang.
Vanuit zijn verleden wordt het door de terbeschikkinggestelde als zeer moeilijk ervaren om zich te laten superviseren. Gericht op zijn toekomst is het belangrijk dat hij hiermee leert om te gaan. Hij heeft begeleidingscontacten bij de AFPN te Zwolle, hetgeen over zal gaan in psychotherapie wanneer hij hiervoor gemotiveerd is. Deze therapie is met name gericht op de verwerking van de aanwezige trauma’s. Het is noodzakelijk dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van deze therapie en zich hier voor inzet.
Hij geeft aan pas een relatie te willen beginnen als hij van de terbeschikkingstelling af is. Veldzicht zou echter graag willen monitoren hoe de relationele vaardigheden zich ontwikkelen als hij over meer vrijheden beschikt. Zowel de terbeschikkinggestelde als de kliniek achten het risico op symbiotische relatievorming hoog. Uitkristalliseren van toekomstige woon- en werkmogelijkheden passend bij zijn draagkracht en vaardigheden is nodig. Verloven zijn hiertoe een belangrijk middel, evenals het kunnen volhouden van een opleiding/werk.
Risicotaxatie
De risicotaxatie is gedaan aan de hand van de SVR-20 en HCR-20 en is gedateerd op 20 april 2010.
De kans op seksueel agressieve gedragingen richting kinderen in de toekomst bij een onmiddellijke opheffing van de terbeschikkingstelling kan niet worden uitgesloten, maar neemt af indien hij geleidelijk wordt geresocialiseerd en hij voldoende perspectieven heeft voor een leven in de maatschappij: goede daginvulling, geen omgang in criminele of drugsmilieu, geen omgang in prostitutie. De kans op enige vorm van seksueel agressief gedrag tijdens onbegeleid verlof wordt als gering beoordeeld aangezien er sprake is geweest van een specifieke context waarin de seksuele delicten hebben plaatsgevonden. Momenteel is het de zorgelijke situatie dat patiënt zich terugtrekt van behandeling en dat er geen sprake is van een dergelijke open houding met zijn persoonlijke begeleiders of andere teamleden. De kans op toekomstig gewelddadig gedrag in de maatschappij, bij onmiddellijke ophef van de terbeschikkingstelling wordt op de korte termijn als gering beoordeeld en op de langere termijn (bij langdurige blootstelling aan stressoren en destabiliserende factoren) als matig tot groot.
Opgemerkt wordt dat in termen van delictgevaarlijkheid een voorwaardelijk ontslag heel ver gaat.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar gehandhaafd.
5. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman zijn van mening dat na een effectieve behandeling [verdachte] weer naar buiten moet kunnen. Vorig jaar heeft [verdachte] vertrouwen gekregen door de rechtbank die liet onderzoeken of de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd kon worden. Helaas adviseerde de reclassering hieromtrent negatief. Dat was teleurstellend, maar [verdachte] heeft zich hierin berust en heeft toegewerkt aan een vervolgstap. Deze vervolgstap, voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, is nu aangebroken. [verdachte] mag niet de dupe worden van het feit dat de kliniek Veldzicht onvoldoende voortgang boekt. Het is onaanvaardbaar dat het onbegeleid verlof van [verdachte] begin 2010 zou aanvangen en dat hij nu in 2011 slechts drie maal op onbegeleid verlof geweest is. Dit is niet aan [verdachte] te wijten. Hij is de dupe geworden van de interne reorganisatie van de kliniek Veldzicht. Kliniek Veldzicht heeft onvoldoende gedaan met de aanwijzing in het arrest van Hof Arnhem in 2009 dat er gekeken moet worden naar een voorwaardelijke beëindiging. Aan alle punten voor een succesvolle voorwaardelijke beëindiging heeft [verdachte] voldaan. Hij heeft een behandelrelatie opgebouwd met het AFPN te Zwolle. Er is een vertrouwensband ontstaan. Tevens zullen de ouders van [verdachte] hem op alle fronten ondersteunen.
Raadsman verzoekt de rechtbank primair de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank de behandeling aan te houden voor maximaal drie maanden om de reclassering wederom te doen rapporteren over de mogelijkheid de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
6. De beoordeling
Uit het voormelde vonnis van de rechtbank te Utrecht van 6 oktober 1992, blijkt dat [verdachte] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege omdat de terbeschikkinggestelde op zeer ernstige en gewelddadige wijze seksueel misbruik van minderjarige jongens heeft gemaakt.
De rechtbank acht zich gelet op alle informatie in het advies voldoende voorgelicht over de situatie van [verdachte] en het verloop van zijn behandeling om de vordering te kunnen beoordelen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen danwel de beslissing voor drie maanden uit te stellen opdat de reclassering kan adviseren over een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen en in het bijzonder gelet op het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [verdachte] wordt verlengd.
Uit het advies van het rapport van het FPC Veldzicht, dat nader is toegelicht door
A.H. Bouwman ter terechtzitting blijkt dat de terbeschikkinggestelde in het afgelopen jaar onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling. Het ziektebesef en –inzicht van de terbeschikkinggestelde zijn ook thans nog beperkt. De behandeling van de terbeschikkinggestelde blijkt complex en kent – mede door zijn veelvuldig weinig coöperatieve opstelling in het grootste deel van het voorliggende jaar – een moeizaam verloop.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt het voorgaande met zich dat ook thans nog onvoldoende zicht bestaat op betrokkenes belevingswereld. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank, mede gezien de bijzondere ernst en aard van de indexfeiten en de ook na het behandeltraject nog steeds bestaande omvangrijke persoonlijkheidspathologie, in het onderhavige geval een absolute voorwaarde voor het verantwoord kunnen beëindigen van de dwangverpleging.
Zonder openheid van de terbeschikkinggestelde over zijn belevingswereld kunnen namelijk de exacte delict- en recidiverisico’s bij het wegvallen van de huidige tbs-structuur onvoldoende worden ingeschat, terwijl deze risico’s naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval zodanig zijn dat daaraan zeker niet voorbij kan worden gegaan, De rechtbank heeft hierbij tevens betrokken dat deze risico’s betrekking hebben op strafbare feiten van een bijzondere ernst en aard. Dit brengt met zich dat bij realisatie van deze risico’s zeer ernstige lichamelijk en geestelijke schade zou kunnen worden toegebracht aan onder meer minderjarige kinderen. Gezien deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat beëindiging van de dwangverpleging, zoals door de raadsman bepleit, zowel thans als binnen een termijn van 12 maanden onverantwoord moet worden geacht. Aldus ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, zoals door de raadsman verzocht, met het oog op de eventuele beëindiging van de dwangverpleging nadere reclasseringsrapportage op te laten maken.
De rechtbank zal om bovenstaande redenen overeenkomstig het advies en de vordering van de officier van justitie de terbeschikkingstelling met één jaar verlengen. Met nadruk wordt in dit verband opgemerkt dat uit het enkele feit dat de rechtbank de terbeschikkingstelling met dwangverpleging thans met 1 jaar zal verlengen de terbeschikkinggestelde op geen enkele wijze kan en mag afleiden dat de rechtbank over 1 jaar een eventuele voorwaardelijke beëindiging wel reëel zal achten.
De rechtbank overweegt in dit verband ten overvloede dat vanuit de instelling is aangegeven dat niettegenstaande de problematische inschatting van het recidiverisico de inrichting heeft aangegeven toch een resocialisatietraject met de terbeschikkinggestelde te willen aangaan. De inrichting acht het daarbij echter van groot belang dat in een gedoseerd tempo en in onderscheiden fases wordt toegewerkt naar een geschikte vervolgvoorziening. Of, en zo ja wanneer, dit traject zal leiden tot een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling is echter op voorhand niet te zeggen. De rechtbank hecht er in dit verband aan de terbeschikkinggestelde voor te houden, dat het slagen van dit traject voor het overgrote deel ook van zijn inzet, opstelling en medewerking zal afhangen.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.P. Killian, voorzitter, A. Kuijer en P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. Groot-Smits en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 maart 2011.