ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ2456
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaken door verzoekers op basis van vermeende partijdigheid
Op 11 april 2011 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Utrecht een beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek tot wraking van de rechters in een aantal strafzaken. De verzoekers, bestaande uit zeven personen, hebben hun verzoeken ingediend op basis van vermeende partijdigheid van de rechters. De wrakingsprocedure volgde op een zitting van 7 april 2011, waar de meervoudige strafkamer de verzoeken van de verzoekers om getuigen te horen en documenten aan de dossiers toe te voegen had afgewezen. De verzoekers voerden aan dat de motivering van de strafkamer onbegrijpelijk was en dat deze vooruitliep op het definitieve eindoordeel, wat hun vrees voor onpartijdigheid versterkte.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de relevante wetgeving, met name artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, en de criteria die zijn ontwikkeld door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers geen objectieve feiten of omstandigheden hadden aangedragen die hun vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken tot wraking afgewezen, met de overweging dat de beslissingen van de meervoudige strafkamer niet zo onbegrijpelijk waren dat ze alleen konden worden verklaard door vooringenomenheid. De behandeling van de strafzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing door de indiening van de wrakingsverzoeken. De griffier is opgedragen om een afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen.