RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
zaaknummer: 304512 KG ZA 11-336 LH 4059
kort geding vonnis d.d. 22 april 2011
[eiser],
gevestigd te Almere,
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
advocaat: mr. J. Blakborn,
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen de KNVB,
gedaagde partij,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft de KNVB in kort geding doen dagvaarden.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting producties toegezonden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2011. Daarvan is aantekening gehouden.
De advocaten van partijen hebben ter zitting het woord gevoerd, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities.
Hierna is uitspraak bepaald.
1.1. [eiser] is hoofdtrainer van de eerste elftallen van amateurvoetbalverenigingen S.V. Huizen (uitkomend in de Zaterdag Hoofdklasse) en V.V. Hillegom (uitkomend in de Zondag 3e klasse). Beide competities worden georganiseerd door de KNVB, District West I. [eiser] is onderworpen aan de tuchtrechtspraak van de KNVB, zoals geregeld in haar Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal 2010/2011 (hierna het reglement te noemen).
1.2. Naar aanleiding van de gebeurtenissen tijdens en na de voetbalwedstrijd die het team van Hillegom, gecoacht door [eiser], op 7 november 2010 heeft gespeeld tegen NFC Brommer, en op grond van het daarvan door de fungerend scheidsrechter, de heer
[scheidsrechter], gemaakte verslag, heeft de tuchtcommissie van de KNVB (verder te noemen de tuchtcommissie) besloten een tuchtzaak tegen [eiser] aanhangig te maken. Bij brief van 23 november 2010 heeft de tuchtcommissie aan [eiser] meegedeeld dat hem ten laste werd gelegd dat hij tijdens de wedstrijd bij herhaling commentaar heeft geleverd op de beslissingen van de scheidsrechter, dat hij heeft geweigerd het speelveld te verlaten nadat hij van de scheidsrechter de rode kaart had gekregen en dat hij na afloop van de wedstrijd in de kleedkamer van de scheidsrechter verhaal is gaan halen en de kleedkamer op verzoek van de scheidsrechter niet heeft willen verlaten. [eiser] heeft deze brief ontvangen en naar aanleiding hiervan op 24 november 2011 gebeld met genoemde scheidsrechter.
1.3. Op 15 december 2010 heeft de tuchtcommissie de tuchtzaak schriftelijk afgedaan en [eiser] met ingang van 17 december 2010 het recht ontzegd gedurende de eerstvolgende vijf competitie- of bekerwedstrijden van zijn team de functie van trainer van enig team te vervullen. Bij uitspraken van de tuchtcommissie van diezelfde dag zijn ook V.V. Hillegom en [speler A] , een speler van het team van [eiser], tuchtrechtelijk veroordeeld voor hun aandeel in de gebeurtenissen tijdens en na de wedstrijd van 7 november 2010.
V.V. Hillegom kreeg een geldboete opgelegd en [speler A] werd voor vijf wedstrijden uitgesloten van deelname aan wedstrijden. V.V. Hillegom en deze speler hebben hiervan kennis genomen en in de veroordeling berust. De [speler A] heeft vanaf 17 november 2010 enige tijd geen voetbalwedstrijden gespeeld.
1.4. Op 23 januari 2011 was [eiser], herstellende van een blindedarmoperatie, aanwezig bij (een deel van) de voetbalwedstrijd tussen Hillegom 1 en Legmeervogels 1. [eiser] heeft bij die gelegenheid vernomen dat de [speler A] niet kon worden opgesteld, omdat hij was geschorst voor zijn gedragingen in en na de wedstrijd van 7 november 2010. Op 25 januari 2011 heeft [eiser], voldoende hersteld van zijn ziekte, het elftal van Huizen 1 gecoacht tijdens de wedstrijd tegen IVV 1. [eiser] werd in deze wedstrijd door de scheidsrechter van het veld gestuurd wegens herhaald commentaar op diens leiding.
1.5. Op 22 februari 2011 heeft de tuchtcommissie aan [eiser] een boete opgelegd en hem met ingang van 24 februari tot 24 mei 2011 het recht ontzegd bij wedstrijden van enig elftal de functie van trainer/coach te vervullen, en wel vanwege zijn gedragingen tijdens de genoemde wedstrijd van 25 januari 2011 alsmede omdat hij in die wedstrijd in strijd met de functieontzegging van 15 december 2010 in de dug-out heeft plaatsgenomen en de functie van trainer heeft uitgeoefend. Op 25 maart 2011 heeft de commissie van beroep van de KNVB (hierna: de commissie van beroep) het beroep hiertegen van [eiser] ongegrond geoordeeld en de bestreden uitspraak van de tuchtcommissie bevestigd. Daartoe heeft de commissie van beroep, naar aanleiding van het verweer van [eiser] dat hij toen nog niet op de hoogte was van de eerdere functieontzegging, het volgende overwogen: ‘De commissie verwerpt dit verweer omdat zij er van uit gaat dat de brief van 15 december 2010 u wel heeft bereikt. Deze brief was juist gedresseerd en is niet als onbestelbaar terugontvangen. (-) Ook al mocht u de brief van 15 december 2010 niet hebben ontvangen dan is de commissie van oordeel dat uw (vermeende) onbekendheid met de opgelegde straf u kan worden aangerekend. Immers bij brief van 23 november 2010 heeft de tuchtcommissie aan u een aantal overtredingen ten laste gelegd (-), zodat van u, bij gebreke van enig bericht verwacht mocht worden, dat u hetzij bij Hillegom, hetzij bij de KNVB zou informeren of na de tenlastelegging aan u een straf was opgelegd. Dat geldt des te meer omdat naar aanleiding van de incidenten in de wedstrijd NFC Brommer 1 - Hillegom 1, door de tuchtcommissie aan Hillegom en aan speler [speler A] straffen zijn opgelegd op 15 december 2010, waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat u als trainer daarvan in kennis bent gesteld door het bestuur van Hillegom. Bij u als professional trainer had toen een lichtje moeten gaan branden en had u zich moeten afvragen hoe uw strafzaak naar aanleiding van dezelfde wedstrijd was afgelopen.’
1.6. Op 28 februari 2011 heeft de tuchtcommissie [eiser] met ingang van 24 mei tot 24 november 2011 geschorst, omdat hij ondanks de functieontzegging van 15 december 2010 tijdens de bovengenoemde wedstrijd van 23 januari 2011 als trainer in de dug-out heeft plaatsgenomen en de functie van trainer heeft uitgeoefend. Op het beroep van [eiser] heeft de commissie van beroep op 25 maart 2011 de aangevallen uitspraak van de tuchtcommissie vernietigd en aan [eiser] met ingang van 24 mei tot en met 24 juli 2011 het recht ontzegd om bij wedstrijden van enig team de functie van trainer te vervullen. In deze uitspraak wordt het verweer van [eiser] dat hij niet van de eerdere functieontzegging op de hoogte was of kon zijn, verworpen met eenzelfde overweging als hierboven (onder 1.5.) weergegeven.
1.7. Bij brief van 3 maart 2011 heeft de tuchtcommissie [eiser] meegedeeld aan hem ten laste te leggen dat hij op 24 november 2010 met bovengenoemde scheidsrechter Hermans heeft gebeld en hem een sms-bericht heeft gestuurd, dat hij zich op 26 januari, 13 en 21 februari 2011 per telefoon of tekstberichten in bedreigende bewoordingen jegens deze scheidsrechter heeft uitgelaten, en dat hij op 23 februari 2011 een medewerker van de KNVB telefonisch heeft bedreigd. Op 29 maart 2011 heeft de tuchtcommissie [eiser] op grond hiervan met ingang van 25 juli 2011 tot 25 juli 2012 geschorst. Op het door [eiser] hiertegen ingestelde beroep heeft de commissie van beroep nog niet beslist. De uitspraak in deze beroepzaak is vóór 25 juli 2011 te verwachten.
1.8. Vanaf 25 januari 2011 heeft [eiser] zijn functie van trainer/coach in de door de KNVB georganiseerde voetbalcompetitie niet meer uitgeoefend. Door S.V. Huizen is hij op non-actie gesteld. Het voetbalseizoen 2010/2011 loopt tot in de tweede week van mei 2011. Voor het voetbalseizoen 2011/2012 zullen S.V. Huizen en V.V. Hillegom [eiser] niet meer als trainer/coach inzetten.
De vordering en de standpunten van partijen
2.1. [eiser] vordert in dit kort geding dat in afwachting van een uitspraak in de bodemzaak worden geschorst de hem bij uitspraken van de commissie van beroep van 25 maart 2011 opgelegde straffen, inhoudende dat hem van 24 februari tot 24 mei 2011 en van 24 mei tot en met 24 juli 2011 het recht wordt ontzegd de functie van trainer/coach te vervullen. Voorts vordert [eiser] dat de hem op 29 maart 2011 door de tuchtcommissie opgelegde schorsing voor de periode van 25 juli 2011 tot 25 juli 2012 wordt geschorst. [eiser] vordert tevens dat de KNVB wordt veroordeeld om aan hem te voldoen een voorschot op geleden en nog te lijden inkomens- en reputatie-/emotionele schade van € 10.000,-- respectievelijk € 5.000,--. Ten slotte vordert [eiser] dat de KNVB wordt veroordeeld om in drie dagbladen een rectificatie te plaatsen, kort gezegd inhoudende dat de schorsing onterecht is opgelegd, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de KNVB in de proceskosten.
2.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij ten onrechte tuchtrechtelijk is veroordeeld voor het veronachtzamen van de functieontzegging van 15 december 2010, omdat hij pas op 27 januari 2011 telefonisch van de straf vernam en de brief van de tuchtcommissie van die datum hem desverzocht eerst op 28 januari 2011 is toegezonden. Voordien was [eiser] niet van de functieontzegging op de hoogte en kon dat ook niet zijn. Ook uit het door de KNVB voor haar communicatie met de voetbalclubs gebruikte digitale systeem ‘Sportlink’, dat voor [eiser] niet toegankelijk is, was de straf tevoren niet kenbaar. [eiser] betwist als trainer/coach te zijn opgetreden in de wedstrijd Hillegom 1 - Legmeervogels 1 op 23 januari 2011. Hij bestrijdt tijdens de wedstrijd IVV 1 - Huizen 1 op 25 januari 2011 te hebben geweigerd op aanwijzing van de scheidsrechter het veld te verlaten. [eiser] betwist dat hij na 24 november 2010 nog contact heeft gehad met scheidsrechter Hermans. Hij heeft ook geen medewerker van de KNVB bedreigd, aldus [eiser]. Hij beroept zich op de vernietigbaarheid van de aan hem opgelegde straffen in de zin van artikel 2:8 jo 2:15 Burgerlijk Wetboek.
3. De KNVB betwist de vordering. De functieontzeggingen voor de periode van 24 februari tot en met 24 juli 2011 kunnen in dit geding slechts marginaal worden getoetst en de schorsing voor een jaar kan, hangende het beroep bij de commissie van beroep, in het geheel niet worden getoetst. [eiser] was tijdig vóór 23 januari 2011 op de hoogte van de hem op 15 december 2010 opgelegde functieontzegging, had dat althans - mede gezien zijn eerdere ervaringen met de tuchtrechtspraak van de KNVB - kunnen en behoren te zijn. De beslissing van 15 december 2010 kon die dag pas in briefvorm worden geprint nadat de opgelegde straf in het Sportlink-systeem was vastgelegd. Vanaf dat moment was daarom in dat digitale systeem zichtbaar dat aan [eiser] een functieontzegging was opgelegd. Behalve tussen 3 en 8 februari 2011 was deze informatie steeds in Sportlink zichtbaar. Het besluit van 15 december 2010 is ook diezelfde dag nog naar het woonadres van [eiser] gestuurd. Voorts had hij ervan op de hoogte kunnen zijn, omdat zijn club, V.V. Hillegom, en de heer [speler A], speler van het elftal van [eiser], voor hun aandeel in de gebeurtenissen van 7 november 2010 waren bestraft. In elk geval wist [eiser] op 23 januari 2011 dat de heer [speler A] niet mocht spelen.
De beoordeling van het geschil
4.1. In dit kort geding gaat het om een viertal door de (tuchtorganisatie van de) KNVB aan [eiser] opgelegde straffen. De functieontzegging van 15 december 2010, die voor vijf wedstrijden gold en in elk geval van 17 december 2010 tot en met eind januari 2011 heeft geduurd, staat - op zich - in dit geding tussen partijen niet ter discussie. Weliswaar heeft [eiser] uitvoerig betoogd dat de scheidsrechter zich in de wedstrijd van 7 november 2010 discriminerend jegens hem heeft uitgelaten en dat - nadat een en ander was uitgepraat - is afgesproken om het incident als afgedaan te beschouwen, maar daaraan heeft [eiser] geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van deze eerste functieontzegging verbonden. In het midden kan daarom ook blijven of zijn op 27 januari 2011 ingestelde beroep tegen de functieontzegging van 15 december 2010 in behandeling is genomen en heeft geleid tot een (niet in het geding gebrachte) uitspraak van de commissie van beroep van 8 februari 2011, waarbij het beroep - als tardief - niet ontvankelijk zou zijn verklaard. Overigens heeft de KNVB ter zitting toegezegd dat het optreden van de scheidsrechter in en na de wedstrijd van 7 november 2010 nader zal worden onderzocht.
4.2. Bij de verdere beoordeling van het geschil dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de beide latere functieontzeggingen, te weten die waartoe de tuchtcommissie op 22 en 28 februari 2011 heeft besloten en waarover inmiddels de commissie van beroep zich op 25 maart 2011 heeft uitgesproken, en anderzijds het besluit van de tuchtcommissie van 29 maart 2011 om [eiser] voor een jaar, ingaande op 25 juli 2011, te schorsen. Van laatstbedoeld schorsingsbesluit is [eiser] in beroep gegaan. De commissie van beroep heeft daarop nog niet beslist. Ten aanzien van die schorsing is, vooruitlopend op de uitkomst van het beroep, in dit kort geding geen plaats voor rechterlijke toetsing. De toetsing van dat besluit is, overeenkomstig het toepasselijke reglement, primair voorbehouden aan de commissie van beroep. Ter zitting heeft de voorzitter van de commissie van beroep te kennen gegeven dat de uitspraak in het beroep vóór 25 juli 2011, de aanvangsdatum van de schorsing, te verwachten is. Indien de commissie van beroep dat niet mocht halen, kan [eiser] zich ingevolge artikel 84 lid 2 van het reglement tot de voorzitter van de commissie van beroep wenden met het verzoek de tenuitvoerlegging van de schorsing op te schorten. Bij een voorziening voor de periode vanaf 25 juli 2011, wanneer het lopende voetbalseizoen inmiddels is geëindigd, heeft [eiser] voorts geen belang, omdat hij de hem ter zitting voorgehouden berichtgeving in regionale kranten, waarvan de strekking is dat hij volgend seizoen als hoofd opleidingen werkzaam zal zijn voor de Amerikaanse voetbalclub Michigan Rush, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
4.3. Resteert het geschil over de beide functieontzeggingen, lopende tot 24 mei 2011 respectievelijk (en aansluitend) tot en met 24 juli 2011. De KNVB heeft betoogd dat de civiele rechter deze ontzeggingen slechts marginaal kan toetsen. De voorzieningrechter overweegt hieromtrent het volgende. Inderdaad is bij de beoordeling van tuchtrechtelijke beslissingen als de onderhavige in het algemeen de door de civiele rechter te beantwoorden vraag - slechts - of de tuchtrechtelijke organisatie van de KNVB in redelijkheid tot de oplegging van de straf heeft kunnen besluiten en of de KNVB zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze ook daadwerkelijk ten uitvoer dient te worden gelegd. Een dergelijke terughoudende toetsing is evenwel in het algemeen slechts dàn aangewezen, indien de tegen de tuchtuitspraak gerichte grieven betrekking hebben op de inhoudelijke aspecten van de zaak, daaronder onder meer de strafmaat. De beoordeling daarvan is in beginsel aan het tuchtorgaan voorbehouden. In een geval als het onderhavige, waarin de kritiek zich - voor zover hier van belang - richt op een procedureel en daarmee typisch juridisch aspect, behoeft de overheidsrechter zich niet op eenzelfde manier tot een marginale toetsing te beperken. Dan past een volle(re) toetsing. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat in dit geval in het geding is het algemene aanvaarde rechtsbeginsel dat iemand voor de overtreding van een verbod eerst verantwoordelijk kan worden gesteld indien hij voorafgaand aan de hem verweten gedraging van het verbod heeft kunnen kennis nemen. Dit beginsel geldt in tucht- evenzeer als in strafzaken, al zal mogelijk in de ene context van de justitiabele een actievere opstelling mogen worden verlangd dan in de andere.
4.4. De kern van het geschil over de aan [eiser] opgelegde functieontzeggingen voor de periode van 24 februari tot 24 mei 2011 en van 24 mei tot en met 24 juli 2011 betreft de vraag of [eiser] van het besluit van de tuchtcommissie van 15 december 2010 tijdig vóór 23 of 25 januari 2011, toen hij - althans volgens de KNVB - als trainer/coach is opgetreden, heeft kennis genomen of kunnen nemen. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld kan niet worden bepaald of [eiser] tijdig van de functieontzegging van 15 december 2010 heeft kennis genomen. Ook indien wordt aangenomen dat de KNVB de beslissing van de tuchtcommissie op 15 december 2010 naar het juiste adres van [eiser] heeft verzonden, staat daarmee niet vast dat hem die vervolgens heeft bereikt. Hierbij geldt dat een mogelijke onvolkomenheid in de postbezorging voor rekening en risico van de KNVB komt, nu zij voor die wijze van verzending heeft gekozen. De vraag is daarom of [eiser] redelijkerwijs van de functieontzegging van 15 december 2010 op de hoogte had kunnen en behoren te zijn voordat hij eind januari 2011 - na van zijn ziekte te zijn hersteld - zijn werk als trainer/coach hervatte. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Nog afgezien van het feit dat het door haar gebruikte Sportlink-systeem uitsluitend voor clubs te raadplegen is, heeft de KNVB tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat de (eerste) functieontzegging vóór 25 januari 2011 zichtbaar in dat systeem is geregistreerd. Op de overgelegde screenprint van Sportlink staat immers als ingangsdatum vermeld 8 februari 2011. De enkele mededeling van de Manager Business Development van Sportlink van 18 april 2011 en de (indirecte) – later merendeels teruggenomen – verklaring van mevrouw D. van Anrooij, bestuurssecretaris van V.V. Hillegom, volstaan niet. Ook de verklaring ter zitting van de heer M. Simonis, medewerker van de afdeling tuchtzaken van de KNVB, over de wijze waarop het geautomatiseerde systeem functioneert, heeft bij de voorzieningenrechter de ontstane twijfel betreffende de uit dat systeem kenbare gegevens niet kunnen wegnemen.
4.5. Ook uit de omstandigheid dat (zijn club, V.V. Hillegom en) zijn speler, de heer [speler A], inmiddels voor hun aandeel in de gebeurtenissen van 7 november 2010 bestraft waren, heeft [eiser] redelijkerwijs niet hoeven begrijpen dat hem het recht was ontzegd als trainer/coach op te treden. Niet gesteld of gebleken is dat de KNVB of haar tuchtcommissie [eiser] heeft laten weten dat in zijn tuchtzaak op 15 december 2010 uitspraak zou worden gedaan of dat zijn zaak tegelijk met die van zijn club en zijn speler zou worden behandeld. [eiser] hoefde daarin evenmin reden te zien naar het verloop van zijn eigen tuchtzaak te informeren. Dat [eiser] eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, maakt dit niet anders.
4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de functieontzeggingen, die zijn opgelegd voor de periode tot en met 24 juli 2011 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet in stand kunnen blijven. Deze zullen in afwachting van een uitspraak in de bodem-procedure worden geschorst, zoals hierna omschreven. Voor zover de functieontzeggingen zijn opgelegd wegens andere vergrijpen dan de overtreding van de eerdere functieontzegging van 15 december 2010 moet [eiser] geacht worden daarvoor te zijn gestraft doordat hij de afgelopen twee maanden niet als trainer/coach heeft kunnen werken.
4.7. De overige onderdelen van de vordering van [eiser] zijn niet toewijsbaar. De vordering tot veroordeling van de KNVB tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding stuit niet alleen af op de door de KNVB ingeroepen statutaire uitsluiting van de aansprakelijkheid voor uitspraken van haar tuchtrechtelijke organen, maar ook hierop dat [eiser] zijn inkomensschade onvoldoende heeft onderbouwd en zijn reputatieschade, voor zover deze door de functieontzeggingen voor de periode van 24 februari tot en met 24 juli 2011 zou zijn ontstaan, kan worden weggenomen door de uikomst van dit kort geding. Ter zitting heeft [eiser] benadrukt dat de regionale pers veel aandacht pleegt te besteden aan het amateurvoetbal waarin hij actief is. Onder die omstandigheden moet het hem mogelijk zijn voldoende bekendheid aan dit kort geding vonnis te geven – hetgeen hij blijkens verschillende ter zitting geraadpleegde websites ook reeds heeft gedaan –, zodat zijn belang bij een veroordeling tot rectificatie ontbreekt.
4.8. Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet de voorzieningenrechter reden de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
schorst, in afwachting van een uitspraak in de bodemprocedure, de beslissingen van (de tuchtorganen van) de KNVB om aan [eiser] het recht te ontzeggen om bij wedstrijden van enig team de functie van trainer/coach te vervullen, en wel vanaf 22 april tot en met 24 juli 2011;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2011.