ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ1671

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/300196-03
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In de zaak met parketnummer 16/300196-03 heeft de rechtbank Utrecht op 8 april 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkingsgestelde, geboren in 1965 en verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel te Venray. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, gebaseerd op een advies van de directeur van de inrichting. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen aangevoerd voor de verlenging van de maatregel. De rechtbank heeft daarbij de relevante stukken in het dossier in overweging genomen, waaronder eerdere uitspraken en rapporten van deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/300196-03
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkingsgestelde],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel te Venray
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zittinghoudende te Arnhem d.d. 17 juni 2004 waarbij [terbeschikkingsgestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 maart 2007;
- de beslissing van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 31 maart 2009, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van twee jaar;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 februari 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkingsgestelde] met 2 jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkingsgestelde] voornoemd t/m november 2010;
- het rapport van het FPC de Rooyse Wissel d.d. 18 januari 2011, opgesteld door drs D.J.A.. Teirlinck (Hoofd Behandeling), P. Eber (psychiater) en J.C.J.M. Koolen (Locatiedirecteur Zorg en Behandeling a.i. plaatsvervangend hoofd van de inrichting), waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van [terbeschikkingsgestelde] met twee jaar.
2 De procesgang.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 25 maart 2011 is de officier van justitie gehoord. Tevens zijn gehoord de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, alsmede de getuige-deskundige D.J.A. Teirlinck, GZ-psycholoog.
3 Het standpunt van de inrichting en deskundigen
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de inrichting. De deskundige Teirlinck heeft ter terechtzitting het standpunt en advies van de inrichting toegelicht.
3.1 Het standpunt van de inrichting
Blijkens voornoemd rapport van 18 januari 2011, alsmede de toelichting ter zitting van 25 maart 2011 van de deskundige D.J.A. Teirlinck is bij betrokkene de diagnose van Parafilie NAO (met pedofiele en sadomasochistische elementen, maar ook met algemene seksuele grenzeloosheid) gesteld. Voorts is er sprake van een schizotypische persoonlijkheid met antisociale en narcistische trekken. Tenslotte is er sprake van misbruik van alcohol en cannabis dat momenteel onder toezicht staand in remissie is.
Verloop behandeling
Er is sprake van een moeizaam traject op het gebied van delictbewerking, waarover geen overeenstemming is. Daarnaast is het mede door een grote mate van wantrouwen en zijn eigen beeld van realiteit lastig gebleken om diepgang te krijgen in gesprekken en inzicht te krijgen in de denk- en gevoelsprocessen die bij betrokkene spelen. Betrokkene is echter gemotiveerd om aan zijn behandeling mee te werken en lijkt spanningen en frustraties wat beter bespreekbaar te kunnen maken. Het afgelopen jaar is er bovendien geen sprake geweest van ernstige agressieve incidenten, waardoor gesteld kan worden dat betrokkene zijn impulsiviteit beter kan controleren. Voorts zijn er geen aanwijzingen voor middelengebruik door betrokkene. De forse persoonlijkheidsproblematiek, middelenmisbruik en zijn eigen geloof in zijn werkelijkheid en handelen maken dat de behandeling zorgvuldig en in kleine stappen voorgezet moet worden.
Toekomst
De komende periode zal de behandeling van betrokkene voornamelijk in het teken staan van het bespreekbaar maken van spanningen, frustraties, achterdocht en agressieve/impulsieve gedachten en gevoelens en het leren inzetten van adequate copingvaardigheden om deze te reguleren. Daarnaast zal er aandacht zijn voor huidige seksualiteit, middelengebruik en het onderhouden van sociale contacten. Indien betrokkene zich op dezelfde wijze blijft ontwikkelen als hij het afgelopen jaar gedaan heeft en er meer inzicht komt op het gebied van de seksualiteitsbeleving en het omgaan met en reguleren van spanningen, dan zal bij de volgende behandelplanbespreking mogelijk besloten worden tot het aanvragen van een begeleid verlofkader.
Op langere termijn is een vorm van blijvende psychiatrische zorg noodzakelijk. De mate van professionele begeleiding in de toekomst zal mede afhankelijk zijn van de behandelresultaten. Betrokkene is een man die zich moet leren verhouden naar de (beveiligde) omgeving waarin hij zich bevindt. Een toewerken naar een chronisch verblijf binnen de psychiatrie lijkt meer een weg die bewandeld moet gaan worden, zodat externe sturing en controle blijvend vanuit in eerste instantie een beveiligd kader gegarandeerd kan worden. Dit traject zal minimaal twee jaren in beslag nemen.
Recidivegevaar
Het recidiverisico in de vorm van gewelddadig gedrag bij beëindiging van de TBS-maatregel kan met name op middellange en lange termijn als hoog gezien worden.
Het recidiverisico van seksueel gewelddadig gedrag bij beëindiging van de TBS-maatregel op middellange en lange termijn is matig.
De directeur van de inrichting adviseert de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
De deskundige heeft ter zitting verklaard dat de kern van de problematiek en het gedrag van betrokkene hetzelfde zijn gebleven. Deze zijn in eerdere diagnoses al genoemd en kunnen vanuit verschillende stoornissen verklaard worden. In de loop van de tijd is alleen de benaming veranderd. Dit heeft geen gevolgen voor de behandeling. Ondanks de personele wisselingen in de afgelopen periode is er wel een voldoende aanbod van therapeuten geweest, waardoor de continuïteit van de behandeling niet in gevaar is gebracht. De vertraging in de behandeling is ontstaan door een verschil van mening met betrokkene over het delictscenario.
Er is besloten om nog geen verlof aan te vragen omdat er nog onvoldoende zicht is op de risicofactoren voor wat betreft de seksuele problematiek. Het onderwerp komt over een half jaar weer op de agenda. De duur van de behandeltijd is heel erg afhankelijk van de ontwikkelingen die de patiënt doormaakt, zijn motivatie en inzet. Vanaf het moment dat er verlof wordt aangevraagd duurt het ongeveer 9 maanden voor er daadwerkelijk gestart kan worden met het verlof.
Het recidiverisico is op dit moment dermate hoog dat het kader van de TBS noodzakelijk is. Een dergelijk kader is, met het oog op een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel, binnen de GGZ niet voorhanden.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting de vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar gehandhaafd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman heeft namens de terbeschikkinggestelde verzocht de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van één jaar, met daarbij de bepaling dat de inrichting onderzoek doet naar de mogelijkheden van een plaatsing van betrokkene binnen de GGZ. Nu de inrichting niet aan kan geven wanneer het recidiverisico laag genoeg is voor een dergelijke plaatsing, moet – aldus de verdediging - een dergelijk onderzoek plaatsvinden.
6 De beoordeling
De rechtbank overweegt dat aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de tbs-maatregel is voldaan.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het door de deskundige en de kliniek geschetste beeld van betrokkene, het recidiverisico, het te verwachten behandelverloop en lange periode aangaande het op termijn eventueel aan te vragen verlof, het gewenst is de maatregel te verlengen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op het uitgezette traject en de lange complexe behandeling van betrokkene, niet te verwachten is dat er de komende periode zodanige stappen in voornoemd traject zullen worden genomen, dat een nieuwe toetsing van de TBS-maatregel met dwangverpleging over reeds één jaar zinvol kan worden geacht.
De rechtbank wijst derhalve het verzoek van de raadsman tot een verlenging van de maatregel met één jaar teneinde een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging af.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkingsgestelde] wordt verlengd met 2 jaar.
7 De toegepaste artikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkingsgestelde] met 2 jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G. van Engelenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2011.