ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ1531

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-504493-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting werkstraf in vervangende hechtenis ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een werkstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 150 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet naar behoren uitgevoerd. Uit het afloopbericht van de reclassering bleek dat de veroordeelde meerdere keren niet was verschenen op afspraken en uiteindelijk slechts tien uur van de werkstraf had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen aantonen dat hij geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet uitvoeren van de taakstraf.

De verdediging voerde aan dat de veroordeelde gezondheidsproblemen had en dat hij uit angst om opgepakt te worden niet naar de werkplek was gegaan. De rechtbank oordeelde echter dat de reclassering voldoende rekening had gehouden met de gezondheidsklachten van de veroordeelde en dat het wegblijven van de werkplek een persoonlijke keuze was geweest. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk was voor het niet slagen van de werkstraf en dat hij de gevolgen hiervan moest dragen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, omdat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de werkstraf uit te voeren. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/504493-08
Beslissing op het bezwaarschrift omzetting taakstraf ex artikel 22g lid 3 van het wetboek van strafrecht.
Beslissing op het bezwaarschrift omzetting taakstraf in de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1950],
wonende te [woonplaats], [adres].
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het bezwaarschrift;
- het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank, d.d. 19 juni 2009;
- de kennisgeving van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis;
- het afloopbericht van de reclassering, opgesteld door M. Heikamp, d.d. 27 december 2010, over het verloop van de werkstraf;
- de schriftelijke reactie van de reclassering op het bezwaarschrift, opgesteld door [teamleider werkstrafunit], teamleider werkstrafunit Utrecht, d.d. 24 februari 2011;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
2 De beoordeling.
Aan de veroordeelde is bij voormeld vonnis een taakstraf opgelegd voor de duur van 150 uren. Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 23 oktober 2009.
Uit het afloopbericht van de reclassering, d.d. 27 december 2010, is gebleken dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht. De veroordeelde is op 3 februari 2010 tijdens een intakegesprek met de reclassering ingedeeld op een individueel project op een werkplek voor mensen met een handicap, waar hij, gezien zijn gezondheid, tweemaal vijf uur per week zou gaan werken. De veroordeelde is echter zonder bericht van verhindering twee maal niet verschenen op een gepland kennismakingsgesprek met het desbetreffende project. De derde maal dat er een kennismakingsgesprek was geregeld verschijnt de veroordeelde wel. Bij die gelegenheid wordt afgesproken dat hij elke dinsdag en donderdag vijf uur zal gaan werken, te beginnen op 15 juni 2010. De veroordeelde heeft deze afspraak echter op 15 juni 2010 afgebeld met de mededeling dat hij vanwege een hernia niet kan starten met de werkstraf. Ondanks de daarbij gemaakte afspraak dat hij de reclassering op de hoogte zal houden van het verloop van zijn arbeids(on)geschiktheid neemt hij in de daarop volgende periode geen contact op met de reclassering, reageert hij niet op verschillende telefonische pogingen van de reclassering om met hem in contact te komen en reageert hij niet op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek. Eerst nadat hem een laatste oproep wordt gestuurd contact op te nemen, reageert hij richting de reclassering. Vervolgens wordt afgesproken dat hij op 31 augustus 2010 zal starten met de uitvoering van de werkstraf. De veroordeelde meldt zich echter wederom ziek. Op 9 en 14 september 2010 werkt hij telkens vijf uur. Daarna is hij zonder opgaaf van reden weggebleven. De veroordeelde heeft derhalve slechts tien uur van de hem opgelegde werkstraf uitgevoerd. Op 24 november 2010 bericht de reclassering hem schriftelijk dat de werkstraf wordt stopgezet. De veroordeelde heeft hier niet op gereageerd.
Ter zitting heeft de raadsman aangevoerd dat de veroordeelde zijn werkstraf niet heeft kunnen uitvoeren vanwege problemen met zijn gezondheid. Daarnaast is de veroordeelde vanwege het niet voldoen aan een ontnemingmaatregel in een opsporingsregister geplaatst. Uit angst om opgepakt te worden is hij vervolgens zonder bericht weggebleven bij de werkplek. De raadsman voert tevens aan dat het ten uitvoer leggen van de vervangende hechtenis financieel zeer nadelige gevolgen zal hebben voor de veroordeelde. De veroordeelde is gemotiveerd alsnog de werkstraf uit te voeren en is hier thans ook lichamelijk toe in staat.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift ontvankelijk is, want tijdig ingediend, doch inhoudelijk gezien ongegrond. Het is de eigen keuze van de veroordeelde geweest om de werkstraf af te breken. Met de lichamelijke beperkingen van de veroordeelde is door de reclassering voldoende rekening gehouden. De reclassering heeft de veroordeelde geruime kans gegeven om zijn werkstraf uit te voeren.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde in zijn bezwaar kan worden ontvangen, nu het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechtbank is tevens van oordeel dat het door veroordeelde ingediende bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard. Van de kant van de veroordeelde zijn immers geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat veroordeelde geen verwijt kan worden gemaakt dat de opgelegde taakstraf niet naar behoren is verricht.
De veroordeelde heeft aangegeven gezondheidsklachten te hebben, en om die reden de werkstraf niet naar behoren te hebben uitgevoerd. Echter, door de reclassering is uitgebreid rekening gehouden met de gezondheidsklachten van de veroordeelde, zulks onder andere door de veroordeelde de tijd te geven te herstellen van zijn rugklachten en vervolgens door hem voor slechts een beperkt aantal uren op een daarvoor geschikte werkplek te plaatsen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat in onvoldoende mate met zijn klachten is rekening gehouden, te meer nu de veroordeelde geen stukken ter onderbouwing van zijn gezondheidsklachten en de beperkingen die daaruit zouden voortvloeien heeft overgelegd. Bovendien vormen de gezondheidsklachten van de veroordeelde geen afdoende verklaring voor het zonder opgaaf van reden niet verschijnen op afspraken met de reclassering.
Daarnaast heeft de veroordeelde aangevoerd dat hij weg is gebleven van de werkplek waar hij was geplaatst, uit angst opgepakt te worden. Het wegblijven door de veroordeelde, zonder overleg met de werkplek of reclassering, is echter zijn persoonlijke keuze geweest. Overigens heeft de veroordeelde ook nadat hij uit het opsporingsregister is verwijderd en daarvan in ieder geval begin december 2010 op de hoogte was, geen contact opgenomen met de reclassering. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat aan de veroordeelde het niet slagen van zijn werkstraf volledig kan worden toegerekend en hij dus ook de gevolgen hiervan zal moeten dragen. Gelet hierop zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren.
3 De beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E.J. Sprakel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 maart 2011.