ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ1146

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710869-10-1
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in softdrugs met bewijs uit getuigenverklaringen en telefoongesprekken

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 april 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meermalen handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, waaronder getuigenverklaringen en afgeluisterde telefoongesprekken. De verdachte werd op 13 april 2010 betrapt tijdens een doorzoeking van zijn woning, waar henneptoppen en verpakkingsmateriaal werden aangetroffen. Daarnaast zijn er videobeelden van het woonwagenkamp waar de verdachte woont, waarop verdachte en anderen te zien zijn die regelmatig tassen en zakken bij zijn woning afleveren.

Getuigen hebben verklaard dat de verdachte betrokken was bij de handel in hennep en dat hij vaak naar hennepstekken vroeg. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte in de periode van 21 januari 2010 tot en met 13 april 2010 meer dan 30 gram hennep heeft verkocht, verstrekt en vervoerd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat de telefoongesprekken betrekking hadden op legale handel, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten. Gezien de aard van de gepleegde feiten en het restrictieve beleid omtrent softdrugs, heeft de rechtbank besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710869-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
meermalen samen met een ander of anderen in hennep heeft gehandeld dan wel hennep voorhanden heeft gehad in de periode van 21 januari 2010 tot en met 13 april 2010.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op tapgesprekken en op de getuigenverklaringen van onder meer [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. Tevens heeft zij er op gewezen dat bij een huiszoeking in de woning van verdachte lege zakken met hennepresten zijn aangetroffen en uit observaties blijkt dat er regelmatig zakken en tassen worden afgeleverd bij verdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat niets in het dossier concreet bewijs oplevert voor het ten laste gelegde feit.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
In januari 2009 werd een onderzoek gestart onder de naam LAM, naar aanleiding van de doorzoeking van autobedrijf [bedrijf 1] te Amersfoort, waar een grote hoeveelheid hennep en hash werd aangetroffen en in beslag genomen. Omdat volgens de politie uit in het kader van dat onderzoek afgeluisterde telefoongesprekken naar voren kwam dat verdachte zich bezig zou houden met de handel in softdrugs, is door de officier van justitie besloten een onderzoek in te stellen tegen verdachte onder de naam “09Columbus”. In het kader van dit onderzoek zijn telefoongesprekken van verdachte afgeluisterd, is het woonwagenkamp waar verdachte woont geobserveerd, heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden en zijn getuigen gehoord.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken van verdachte komt het volgende naar voren:
- Telefoongesprek d.d. 4 februari 2010 tussen verdachte en zijn vader. Vader vraagt aan verdachte of hij nog heeft gekeken voor ene [naam]. Op verzoek van vader vraagt verdachte aan een nn-persoon die naast hem zit: “een vriend van mijn vader moet 130 plantjes”. Blijkens een bij dit gesprek gevoegde “vertaling van de gebruikte versluierde begrippen” van verbalisant [verbalisant], worden met 130 plantjes 130 hennepstekken bedoeld.
- Telefoongesprek d.d. 17 februari 2010. Verdachte voert een gesprek met een NN-persoon. NN-man heeft dingetjes nodig en die kosten een knaak. Volgens verdachte is dat te duur, want die liggen gewoon op de zaak. Verbalisant [verbalisant] geeft daarbij aan dat met : “dingetjes die een knaak kosten” in deze context hennepstekjes worden bedoeld en dat de gemiddelde prijs voor één stekje € 2,50 bedraagt.
- Telefoongesprek d.d. 23 februari 2010. Verdachte voert gesprek met een NN- persoon. Verdachte zegt dat “hij nog 350 meter van die kabel moet hebben (…)”. Blijkens bijgevoegde vertaling wordt bij het opzetten van een hennepkwekerij honderden meters kabel gebruikt.
- Telefoongesprek d.d. 25 februari 2010. Verdachte voert gesprek met [betrokkene 1]. Verdachte zegt: “(..) ik ben onderweg naar Amsterdam, maar die dingen staan er (…) bij mij vanaf 2 uur. (. .) niet alles dus een doossie en een grotere zak. (…) [betrokkene 1]: ja, dat doossie weet ik wel, maar die grote grijze zak weet ik niet. Verdachte: “Eh ja, dat grijze ehh ding. Dat grote grijze ding, als het goed is toch?” Volgens de vertaling worden in de hennepwereld hennepstekjes vaak dingen of dingetjes genoemd. Hennepstekken worden altijd vervoerd in dozen. Met dat grote grijze ding wordt zeer waarschijnlijk een groot grijs koolstoffilter bedoeld. Deze worden vaak vervoerd met een grote vuilniszak eromheen.
- Telefoongesprek d.d. 26 februari 2010. Verdachte voert gesprek met NN-persoon. Verdachte zegt “(…) dat iemand bij de benzinepomp lampen heeft, hele mooie en wel 100 en dat hij er even één aan NNman wil laten zien”. Blijkens de vertaling wordt met lampen waarschijnlijk assimilatielampen, die binnen de hennepteelt als kweeklamp worden gebruikt, bedoeld.
- Telefoongesprek d.d. 15 maart 2010. Verdachte voert gesprek met NN-persoon. Verdachte zegt: “(..) voor normale handel krijg ik 38. Nn-persoon zegt: 34. Verdachte: “nee joh, dat is helemaal niks, ik moet zelf al vijf, zesendertig betalen man, voor normale handel, dus eh dat is helemaal niet van de boze…” Vertaling: het is de politie ambtshalve bekend dat voor de inkoop van een kilo weed ongeveer € 3.400,- wordt betaald en voor de verkoop € 3.800,-. Verdachte bedoeld waarschijnlijk te zeggen dat hij een kilo niet kan geven voor
€ 3.400,- omdat hij meer betaalt voor de inkoop.
- Telefoongesprek 17 maart 2010. Verdachte voert gesprek met [getuige 2]. Verdachte zegt dat “ (….) hij 150 shirtjes nodig heeft voor de f-jes.” Vertaling: hennepstekken worden aangeduid als kleintjes. Voetballertjes in de F-klasse van 6 tot 8 jaar worden ook aangeduid als kleintjes. Het vermoeden bestaat dat door verdachte 150 hennepstekken worden besteld bij [getuige 2].
- Telefoongesprek d.d. 22 maart 2010. Verdachte voert gesprek met een NN-persoon. NN-persoon zeg: “ (…) toen (..) kregen we 3 euro en nu schepen we die jongen af met 1en een half euro. Verdachte (..) nee het was 2 en een half, maar die dikke tyfusleijer zat ertussen. (…) Laat die jongen gewoon die 800 eh lampjes weet je wel gewoon klaar (…) Allemaal, als we een paar wulpies, een paar dingetjes, een paar stekkertjes (…) dan kunnen we allemaal eten. (…) Hou het maar gewoon op 800 lampjes en dan komt het.” Vertaling: ambtshalve is bekend dat de gemiddelde prijs van een hennepstek 2,50 euro bedraagt. Naar voren komt dat NNman en verdachte ooit hennepstekken verkochten voor 3 euro en dat ze nu stekken kopen bij een jongen voor 1,5 euro. Met lampies wordt vaak geld bedoeld binnen de hennepwereld.
Op 13 april 2010 heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. In een schuurtje, behorende bij deze woning, werden een tweetal henneptoppen alsmede verpakkingsmateriaal in de vorm van plastic zakken - 30 bij 40 cm en doorzichtig - aangetroffen. In deze zakken zaten kleine groene plantdelen, die door de verbalisant werden herkend als hennepdelen. Tevens werd in deze ruimte door de verbalisant een penetrante hennepgeur geroken.
Vanaf 4 februari 2010 tot en met 9 maart 2010 werden er videobeelden opgenomen van het woonwagenkamp aan de [adres] te Amersfoort waar verdachte woont. Te zien is dat er een komen en gaan is van personen en auto’s en dat deze parkeren bij de woning van verdachte. Regelmatig worden er tassen en zakken uit auto’s gehaald en afgeleverd bij de woonwagen van verdachte.
Door [getuige 4] (vader van verdachte) is naar aanleiding van het onder het eerste gedachtestreepje genoemde telefoongesprek verklaard dat het kan dat er met plantjes stekjes van hennepplanten worden aangeduid. Verder heeft hij verklaard dat hij alleen die ene keer bemiddeld heeft bij de aankoop van hennepstekken.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij vroeger in de hennepstekken zat. Naar aanleiding van het met verdachte op 17 maart 2010 gevoerde telefoongesprek - hiervoor aangehaald onder het zevende gedachtestreepje - heeft hij verklaard dat verdachte meestal vroeg naar hennepstekken en dat het zou kunnen dat het gesprek van 17 maart 2010 daarop betrekking had. Voorts heeft hij verklaard dat verdachte vaak naar handel informeerde.
Getuige [getuige 1] heeft op 15 maart 2010 verklaard dat verdachte een hennephandelaar was en dat hij hem zes weken geleden nog heeft gezien in coffeeshop Zoo. Verdachte was toen in gesprek met de eigenaar, dat gesprek ging over hennep.
Getuige [getuige 5] heeft op 27 april 2010 verklaard dat hij eigenaar is van een coffeeshop in Amsterdam. Naar aanleiding van een met verdachte gevoerd telefoongesprek eind januari 2010/ begin februari 2010 verklaart hij dat verdachte een conflict had met zijn inkoper en dat verdachte hem daarvoor verantwoordelijk stelde en geld van hem wilde hebben.
Getuige [getuige 3] heeft naar aanleiding van een op 6 april 2010 gevoerd telefoongesprek tussen verdachte en een NN persoon verklaard dat hij, De [getuige 3], een kilo weed voor verdachte heeft verkocht. Vervolgens is er een conflict ontstaan over de betaling van de opbrengst door hem, De [getuige 3], aan verdachte. Hij zou de opbrengst niet aan verdachte kunnen betalen omdat het geld van hem was gestolen
Uit genoemde telefoongesprekken in samenhang met de videobeelden van de woning van verdachte, de doorzoeking van zijn woning en de aangehaalde getuigenverklaringen maakt de rechtbank op dat verdachte in de periode van 21 januari 2010 tot en met 13 april 2010 meermalen meer dan 30 gram hennep, heeft verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd en/of vervoerd.
De verklaring van verdachte ter zitting dat de gevoerde telefoongesprekken betrekking zouden hebben op legale handel, onder andere de verkoop van horloges en lampen, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 21 januari 2010 tot en met 13 april 2010 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, het opleggen van een werkstraf bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in softdrugs. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor handelen in strijd met de Opiumwet.
Gelet op de ernst en de aard van de door verdachte gepleegde gedragingen is de rechtbank van oordeel dat, met name ook gelet op de eerdere veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf terzake van handelen in strijd met de Opiumwet, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de door de officier van justitie gevorderde duur passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest opleggen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 april 2011.