ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ1137
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Wagenmakers
- J. Ebbens
- A. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepzaak
Op 4 april 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen van meer dan 30 gram hennep in de periode van 21 januari 2010 tot en met 13 april 2010. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen op een bedrag van € 45.320,-. Deze vordering was gebaseerd op een rapport dat vier telefoongesprekken analyseerde waarin de verdachte vermoedelijk hennepstekjes had verkocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de hoogte van het gevorderde voordeel te onderbouwen. Er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de genoemde hoeveelheid hennepplantjes had verkocht, noch dat hij een vergelijkbaar voordeel had genoten gedurende de gehele beschuldigde periode. De rechtbank concludeerde dat de berekening van de officier van justitie niet voldoende onderbouwd was en dat er onvoldoende aanknopingspunten waren in het dossier om de omvang van de hennephandel van de verdachte te kunnen inschatten. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen.