ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0903

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711442-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord en bedreiging

Op 4 april 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en bedreiging. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 17 juni 2010 in Utrecht, waarbij de verdachte aanwezig was. Tijdens het incident waren er ongeveer 14 personen in en nabij de woning, waaronder kinderen. Getuigen verklaarden dat er vanaf de voorzijde van de woning twee keer was geschoten en dat er een kogelgat in de woning was aangetroffen. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar heeft later verklaard dat hij zijn broer probeerde te weerhouden van het schieten. Deze verklaring werd ondersteund door andere getuigen, waaronder een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de anonieme getuigen consistent en geloofwaardig waren, terwijl de verklaringen van andere getuigen tegenstrijdig waren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot moord en bedreiging. De benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop hun vorderingen betrekking hadden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711442-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is gezamenlijk doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte ] (parketnummer: 16/711441-10) op de terechtzitting van 21 maart 2011. Bij deze behandeling hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met een ander (met voorbedachten rade) heeft geprobeerd een of meer mensen die zich in een woning aan de [adres] te Utrecht bevonden van het leven te beroven. Subsidiair is dit ten laste gelegd als poging zware mishandeling en meer subsidiair als bedreiging;
2. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] samen met een ander heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Zij acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen van [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5]. Het ten laste gelegde medeplegen acht zij niet bewezen. Het tweede ten laste gelegde feit acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft ter onderbouwing hiervan gesteld dat door diverse getuigen worden verklaard dat verdachte een vuurwapen, of iets wat daarop leek, in zijn handen had toen hij en medeverdachte [medeverdachte ] voor de eerste keer naar de woning aan de [adres] liepen. Op dat moment stonden [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor die woning. Het met een vuurwapen in de hand op iemand afkomen is bedreigend, zoals ook blijkt uit de door deze personen afgelegde getuigenverklaringen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft er daarbij op gewezen dat de afgelegde getuigenverklaringen waarin wordt verklaard dat verdachte een vuurwapen in zijn handen heeft gehad onderling tegenstrijdig zijn en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Verdachte heeft juist geprobeerd om [medeverdachte ] ervan te weerhouden om te schieten. Dit blijkt uit de afgelegde verklaringen van de drie anonieme getuigen en uit de door [medeverdachte ] ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Op 17 juni 2010 is er omstreeks 21.25 uur bij de regionale meldkamer van de politie Utrecht een melding binnengekomen dat er op de [adres] te Utrecht, een schietincident had plaatsgevonden. De woning aan de [adres] betreft een maisonettewoning op de begane grond en de eerste etage, de woonkamer bevindt zich op de eerste etage. De woning wordt bewoond door de familie [familie]. Op het moment van het schietincident waren er ongeveer 14 personen in en nabij de woning aanwezig, waaronder 5 kinderen.
Door getuigen is verklaard dat er vanaf de voorzijde van de woning twee keer is geschoten. Op het trottoir ter hoogte van de [adres] zijn een patroon en een huls aangetroffen. In de “rommelkamer” op de eerste verdieping van de woning, gelegen direct naast de woonkamer, is een kogelgat aangetroffen. De kogel is schuin door een ruit van deze rommelkamer gegaan en in een slaapzak, gelegen op een kast in die rommelkamer, aangetroffen.
Verdachte heeft zich bij de politie en de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht beroepen en heeft voor het eerst ter terechtzitting van 21 maart 2011 een verklaring afgelegd. Bij die gelegenheid heeft hij verklaard dat hij op 17 juni 2010 bij zijn ouders was en toen hoorde dat zijn broer [medeverdachte ] op de [adres] problemen had. Hij is vervolgens in zijn auto naar de [adres] gereden en heeft daar geprobeerd om zijn broer, die een wapen uit zijn auto pakte en daarmee hij naar de woning liep, ervan te weerhouden om te schieten. Hij heeft verklaard dat hij zelf geen wapen in zijn handen heeft gehad en niemand heeft bedreigd.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte ], die ter terechtzitting van 21 maart 2011 als getuige is gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte op 17 juni 2010 op hem insprak en hem ervan probeerde te weerhouden om te schieten op de woning aan de [adres] te [woonplaats].
Deze verklaring wordt eveneens ondersteund door de verklaringen van een drietal anonieme getuigen. Zij hebben zowel bij de politie als bij de rechter commissaris verklaard dat verdachte op [medeverdachte ] inpraatte en heeft geprobeerd te voorkomen dat [medeverdachte ] zou schieten.
Er bevinden zich in het dossier getuigenverklaringen van personen die zich in en bij de woning aan de [adres] bevonden. Daarin wordt verklaard dat (ook) verdachte een vuurwapen in zijn handen zou hebben gehad en personen in en/of bij de woning [adres] bedreigd zou hebben met dit wapen. Deze bedreiging zou hebben plaatsgevonden voorafgaand aan het moment dat [medeverdachte ] terugliep naar zijn auto om zijn wapen op te halen. Deze verklaringen zijn echter onderling tegenstrijdig en niet consistent. Niet alleen hebben enkele van deze getuigen op essentiële punten bij de rechter-commissaris anders verklaard dan eerder bij de politie, maar ook ten opzichte van elkaar vertonen deze verklaringen niet te begrijpen tegenstrijdigheden. Enige verschillen in de verklaringen zouden -gelet op de chaotische en hectische situatie in en om de woning, de paniek van de aanwezigen en het korte tijdsbestek waarbinnen het incident zich heeft afgespeeld- zeer wel begrijpelijk zijn, maar waarom enkele getuigen zo verschillend en bovendien wisselend verklaren over de rol van de verdachten voorafgaand aan het schietincident, blijft onduidelijk.
Eén en ander heeft tot gevolg dat bij de rechtbank de stellige indruk is ontstaan dat in ieder geval enkele van deze getuigenverklaringen onderling op elkaar zijn afgestemd. Een indruk die nog wordt versterkt door de omstandigheid dat enkele getuigen bij de rechter-commissaris hebben aangegeven het incident niet met de andere familieleden / getuigen te hebben besproken, hetgeen de rechtbank uitermate ongeloofwaardig voorkomt.
Gelet op het vorengaande zal de rechtbank deze getuigenverklaringen dan ook niet voor het bewijs gebruiken.
Wel acht de rechtbank de verklaringen van de anonieme getuigen, die consistent hebben verklaard, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris geloofwaardig. Deze verklaringen worden bovendien ondersteund door de verklaring van [medeverdachte ].
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen in zijn handen heeft gehad of dat hij iemand heeft bedreigd op 17 juni 2010.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
5 De benadeelde partijen
De benadeelde partijen [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 3], [slachtoffer 1] [slachtoffer 2], [benadeelde 8], [benadeelde 6], [benadeelde 7], [benadeelde 9], [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 11] en [benadeelde 10] hebben een vordering ingediend betreffende door hen geleden materiële en/of immateriële schade.
Nu verdachte van de feiten waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben is vrijgesproken, zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 3], [slachtoffer 1] [slachtoffer 2], [benadeelde 8], [benadeelde 6], [benadeelde 7], [benadeelde 9], [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 11] en [benadeelde 10] niet ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. A. van Maanen , rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 april 2011.