ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0865

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601232-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkelinbraak met professionele aanpak in Vianen

Op 14 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een winkelinbraak bij de Bruna in Vianen. De inbraak vond plaats op 2 december 2010, waarbij sigaretten werden gestolen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 februari 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak wettig en overtuigend was, terwijl de verdachte vrijgesproken werd van andere ten laste gelegde feiten, zoals diefstal van kentekenplaten en een auto.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de toegang tot de winkel hebben verkregen door middel van braak. De verdachte werd herkend op basis van bewakingsbeelden en zijn kleding, die overeenkwam met die van een van de daders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen berouw toonde en geen verantwoording aflegde voor zijn daden. Gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij had geleden, en moest hij een schadevergoeding van € 570,00 betalen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601232-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans verblijvende in de PI Noord Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag.
Raadsman mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 februari 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen, dan wel alleen een
winkelinbraak heeft gepleegd;
feit 2 (primair en subsidiair): samen met anderen, dan wel alleen
kentekenplaten heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 3 (primair en subsidiair): samen met anderen, dan wel alleen een auto heeft gestolen dan wel geheeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe de hierna te noemen bewijsverweren gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 primair en subsidiair en 3 primair en
subsidiair
Ten aanzien van feit 3 primair
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de betreffende auto. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de betreffende auto, wist of moest vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig was. Immers, de auto was voorzien van de daarbij behorende contactsleutel en uit het dossier volgt niet dat er andere kenmerken in of aan de auto zichtbaar waren die wezen op een mogelijke afkomst uit diefstal.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2 primair en 2 subsidiair
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de raadsman vast dat er geen bewijs voorhanden is voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de betreffende kentekenplaten. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor bij feit 3 subsidiair heeft overwogen, kan evenmin worden vastgesteld dat verdachte deze kentekenplaten heeft geheeld. Verdachte zal eveneens van dit ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
4.3.2. De feiten ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Op 2 december 2010 omstreeks 3.39 uur vindt bij de Bruna te Vianen een inbraak plaats. Bij deze inbraak wordt een hoeveelheid sigaretten weggenomen.
Op bewakingsbeelden van voornoemde Bruna is te zien dat vier donkergeklede mannen met een voorwerp de schuifdeuren van de winkel forceren en met kracht tegen deze deuren trappen om vervolgens door de geforceerde deuren naar binnen te gaan.
Een omwonende ziet de daders vervolgens wegrijden in een donkerkleurige Seat, voorzien van het kenteken [kenteken]. De gealarmeerde politie ziet de auto, een Seat Leon met bovengenoemd kenteken, omstreeks 4.13 uur over de Utrechtse Baan in de richting van ’s-Gravenhage rijden. Nadat de bestuurder van de auto een stopteken negeert en er met hoge snelheid vandoor gaat, ontstaat er een achtervolging waarbij meerdere politieauto’s betrokken zijn. Vanwege de sneeuw en het daarmee gepaard gaande gevaar, mindert de politie vaart en verliest de Seat Leon binnen de bebouwde kom van ’s-Gravenhage uit het oog, om deze vervolgens kort daarna verlaten aan te treffen. De politie volgt de verse voetsporen in de sneeuw vanaf de auto en treft, op korte afstand hiervan, in een binnentuin en liggend onder een tafel medeverdachte [medeverdachte] aan. Achter de bosjes in diezelfde binnentuin wordt medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen, liggend in een foetushouding. Een van de verbalisanten herkent laatstgenoemde als de bestuurder van voornoemde Seat Leon. Nadat verbalisanten in de omgeving van de aangetroffen auto twee donkergeklede mannen met een Noord-Afrikaans uiterlijk zien rennen en, nadat zij hen uit het oog zijn verloren hun voetsporen in de verse sneeuw volgen, treffen zij hen aan in de tuin van een school, zittend op een verhoging. Deze mannen, verdachte en medeverdachte
[medeverdachte 3], worden aangehouden. De jassen die zij dragen zijn warm en vochtig.
In voornoemde Seat Leon wordt een grote hoeveelheid sigaretten aangetroffen, alsmede een aantal doorzichtige klepjes die in voornoemde Bruna werden gebruikt om de sigaretten op de plank van elkaar te kunnen scheiden.
4.3.3. De bewijsverweren ten aanzien van feit 1
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, gezien het voorgaande, vast
staat dat voornoemde Seat Leon is gebruikt bij de betreffende inbraak. Niet alleen komt het kenteken van deze auto overeen met het kenteken dat door een getuige bij de kort daarvoor gepleegde inbraak te Vianen is gezien, ook worden in deze auto de bij voornoemde inbraak weggenomen sigaretten en doorzichtige klepjes aangetroffen.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat het feit dat verdachte in de nabijheid van voornoemde auto is aangetroffen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde inbraak. Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende avond en nacht samen met medeverdachte
[medeverdachte 3] in ’s-Gravenhage is geweest, waar zij samen hadden afgesproken met twee vriendinnen, [naam 1] en [naam 2]. Na ruim drie kwartier vergeefs op deze vriendinnen te hebben gewacht, besloten zij naar huis te gaan. Het was koud en om op te warmen renden zij een stukje, totdat ze bij de school kwamen waar de politie hen aanhield.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte onaannemelijk is. Uit het dossier volgt dat deze aanhouding omstreeks 4.30 uur plaatsvond. Uit onderzoek volgt dat de telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte 3] in beslag is genomen, met het telefoonnummer 06 85389636, ruim een half uur voor de betreffende aanhouding, omstreeks 3.52 uur, de mast A12 Gouda te Reeuwijk aanstraalde, om vervolgens omstreeks respectievelijk 3.55 en 3.59 uur zendmasten in Gouda en Zevenhuizen aan te stralen.
Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte bij zijn aanhouding een donkergrijze driekwart gewatteerde jas droeg, grijze wollen handschoenen en witte sportschoenen van het merk Cruijff. Bij het bekijken van de bewakingsbeelden van de betreffende inbraak, constateert de politie dat voornoemde kleding en schoenen sterkt lijkt op de kleding en schoenen die door een van de daders van de inbraak werden gedragen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen onder 1 is ten laste gelegd wettig en overtuigend is bewezen, zoals hierna bij de bewezenverklaring zal worden uitgeschreven.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 2 december 2010 te Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de Bruna heeft weggenomen sigaretten, toebehorende aan de Bruna, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededaders:
- meen voorwerp tussen de schuifdeuren geplaatst en
- met kracht tegen de schuifdeuren getrapt en geduwd en
- vervolgens via de door verdachte en zijn mededaders geforceerde schuifdeuren binnengegaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij bij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact zoals genoemd in het reclasseringsadvies.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een winkelinbraak. Met deze inbraak, die in het holst van de nacht plaatsvond en getuigde van een professionele aanpak, werd aan de benadeelde zowel schade als overlast berokkend. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk, te meer omdat hij op geen enkele manier berouw heeft getoond dan wel verantwoording heeft afgelegd voor zijn gedragingen.
Uit het strafblad van verdachte d.d. 15 februari 2011 volgt dat verdachte na 2001, toen hij een transactie kreeg wegens het begaan van een aantal diefstallen, niet meer is veroordeeld in verband met strafbare feiten.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder gelet op een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Reclassering Nederland d.d.
7 februari 2011, opgemaakt door M. Ruiter, reclasseringsmedewerker. Uit deze rapportage volgt dat verdachte op een aantal leefgebieden forse problemen heeft. Zo heeft verdachte al lange tijd geen werk, geen inkomen, geen stabiele huisvesting en forse schulden en gebruikt hij softdrugs. Hoewel voornoemde reclasseringsmedewerker zich, gezien de ontkennende houding van verdachte, onthoudt van het geven van een strafadvies, acht hij het wenselijk dat verdachte voor voornoemde problemen een vorm van begeleiding door de reclassering zal ontvangen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact niet passend, nu uit voornoemde reclasseringsrapportage volgt dat verdachte niet wenst mee te werken aan begeleiding binnen een verplicht kader.
Nu de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zal zij aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier is gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een materiële schadevergoeding van € 570,00 voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van deze benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een paar witte schoenen van het merk Cruijff, een paar grijze wollen handschoenen, een blauw/grijze gewatteerde jas en een zilverkleurige telefoon van het merk Nokia;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 570,00, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 570,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2011.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.