ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0685

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
303749/FT-RK 11.337
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

Op 28 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak waarin de verzoekster een moratorium heeft aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster, geboren in 1981 en woonachtig op een niet gespecificeerd adres, heeft aangegeven dat zij bezig is met het treffen van een minnelijke regeling met haar schuldeisers. Tijdens de zitting was de verzoekster aanwezig, evenals haar maatschappelijk werker, mevrouw W. Jansen. De schuldhulpverlener, mevrouw E. Hidraoui, en de schuldeiser waren echter niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De verzoekster heeft aangegeven dat zij is aangemeld voor inkomstenbeheer en dat er een aanvraag is gedaan voor beschermingsbewind. De maatschappelijk werker heeft bevestigd dat de hulpverlening zal worden voortgezet en dat de verzoekster uitzicht heeft op een vaste baan.

De rechtbank heeft het verzoek tot het instellen van een moratorium toegewezen, omdat er op dat moment sprake was van een stabiele situatie waarin een minnelijk traject kans van slagen had. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om de verzoekster de ruimte te geven om tot overeenstemming met haar schuldeisers te komen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder uitgesproken vonnis tot ontruiming opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van het moratorium, dat is vastgesteld op zes maanden. De voorzieningen vervallen zodra de verzoekster haar verzoek tot schuldsanering intrekt of er een definitieve beslissing op dat verzoek is genomen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de schuldhulpverlener verslag moet uitbrengen over de voortgang van de buitengerechtelijke schuldregeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het creëren van een stabiele situatie voor schuldenaren, zodat zij de kans krijgen om hun financiële situatie te verbeteren en tot een minnelijke regeling te komen met hun schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 303749/FT-RK 11.337
uitspraakdatum: 28 maart 2011
moratorium
enkelvoudige kamer
in de zaak van
[verzoekster],
geboren op [1981],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna te noemen: de verzoekster,
is door de verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw).
Ter terechtzitting zijn verschenen de verzoekster, en mevrouw W. Jansen, maatschappelijk werker van de verzoekster. De schuldhulpverlener, mevrouw E. Hidraoui, PLANgroep Stichtse Vecht te Maarssen, en de schuldeiser zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1. Het verzoek
De gevraagde voorziening houdt in:
het van toepassing verklaren van artikel 305 Fw.
De verzoekster heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat zij poogt een minnelijke schuldregeling met haar schuldeisers overeen te komen dan wel - als dat niet lukt - toelating tot de schuldsaneringsregeling zal verzoeken. De gevraagde voorziening is volgens de verzoekster noodzakelijk om rust te creëren, zodat de minnelijke schuldregeling kans van slagen heeft.
2. Het verweer
De schuldeiser heeft bij faxbericht van 23 maart 2011 de rechtbank laten weten dat zij geen verweer zal voeren, onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen volledig en stipt op tijd voldaan worden.
3. Beoordeling
De rechtbank vindt het geen pas geven dat de schuldhulpverlener als feitelijke indiener van het verzoek niet ter terechtzitting is verschenen, of zich door een kantoorgenoot heeft laten vervangen. De schuldhulpverlener heeft slechts deels op de (voorafgaand aan de terechtzitting gestelde) vragen van de rechtbank geantwoord bij faxbericht van 23 maart 2011. Uit dit faxbericht blijkt onder meer dat de afloscapaciteit van de verzoekster na aftrek van de vaste lasten en huishoudelijke uitgaven € 250,00 per maand bedraagt.
De verzoekster heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij door de schuldhulpverlener is aangemeld voor inkomstenbeheer. Daarnaast heeft de verzoekster een aanvraag gedaan om onder beschermingsbewind te worden geplaatst. Ook zal de hulpverlening vanuit maatschappelijk werk worden gecontinueerd. De verzoekster heeft aangegeven dat zij verwacht dat haar huidige tijdelijke arbeidsovereenkomst zal worden omgezet in een vast contract.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment sprake is van een stabiele situatie waarin een minnelijk traject kans van slagen heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevraagde voorziening noodzakelijk en gerechtvaardigd is teneinde de verzoekster in staat te stellen in het minnelijk traject tot overeenstemming met haar schuldeisers te komen.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal thans nog niet worden beslist. Indien de verzoekster gedurende de looptijd van dit moratorium een minnelijke schuldregeling met haar schuldeisers tot stand brengt, dient zij dit zo spoedig mogelijk aan de rechtbank te melden en daarbij het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in te trekken.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
- verbiedt Stichting Portaal, gevestigd en kantoorhoudende te Baarn, op grond van een tekortkoming door de verzoekster in de nakoming van een financiële verplichting, voortvloeiend uit de huurovereenkomst met betrekking tot [adres], [woonplaats], welke tekortkoming plaatsvond vóór deze uitspraak, de huurovereenkomst op te zeggen of te ontbinden;
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 9 maart 2011 op verzoek van Stichting Portaal uitgesproken vonnis tot ontruiming van [adres], [woonplaats] voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat genoemde voorziening geldt voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken dan wel een beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
- bepaalt dat genoemde voorzieningen slechts geldt zolang aan de lopende verplichtingen uit de rechtsverhouding waar deze voorziening betrekking op heeft wordt voldaan;
- bepaalt dat degene die namens de verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, uiterlijk twee weken vóór het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b zesde lid Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2011.