ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0682
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing faillissementsverzoek wegens onduidelijkheid over cessie van vordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van A.M. Financiële Diensten B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.T.M. van Diepen, stelde dat zij een opeisbare vordering had van € 124.329,34 op de stichting Stichting Trustee 'Vechzicht', vertegenwoordigd door mr. F. van der Hoek. De vordering zou zijn ontstaan uit een aan de verzoekster gecedeerde geldlening. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de rechtsgeldigheid van de cessie van de vordering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de verzoekster niet heeft aangetoond hoe de vordering aan haar is gecedeerd. De stukken die zijn overgelegd, tonen aan dat er een cessie heeft plaatsgevonden van [C] B.V. naar [D] International B.V., maar de verzoekster heeft niet kunnen bewijzen dat [C] B.V. ooit gerechtigde van de vordering is geweest. Bovendien is er geen mededeling gedaan aan de gerekwestreerde over de laatste cessie, wat betekent dat de rechtsgeldigheid van de cessie niet summierlijk is komen vast te staan.
Gezien het feit dat er een bodemprocedure zal worden gevoerd over het bestaan en de hoogte van de vordering, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen. De rechtbank heeft de beslissing op 5 april 2011 openbaar uitgesproken, waarbij de verzoekster niet in haar vordering is ontvangen.