beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector Familie & Toezicht
zaaknummers / rekestnummers:
291934 / FA RK 10-4967 gerechtelijke vaststelling vaderschap
294673 / FA RK 10-6146 ontkenning vaderschap
Tussenbeschikking van 13 april 2011
in de zaak met nummer 291934 / FA RK 10-4967 van:
[de moeder]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Tijseling,
[de man]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen man,
advocaat mr. W.M.E. Oerlemans,
mr. E.J. VAN DEN BRINK,
kantoorhoudende te Utrecht,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator
over de minderjarig[minderjarige]erjarige],
en in de zaak met nummer 294673 / FA RK 10-6146 van:
[de man]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen man,
advocaat mr. W.M.E. Oerlemans,
[de moeder]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Tijseling,
mr. E.J. VAN DEN BRINK,
kantoorhoudende te Utrecht,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator
over de minderjarig[minderjarige]erjarige].
1. Verloop van de procedure
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
1.2. Bij beschikking van 22 september 2010 heeft deze rechtbank mr. E.J. van den Brink benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige].
1.3. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder het verweerschrift van de man – tevens houdende een verzoek tot ontkenning van het vaderschap –, het verslag van de bijzondere curator d.d. 2 november 2010 en de schriftelijke reacties hierop van de moeder en de man.
1.4. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 februari 2011. De behandeling is aangehouden, aangezien de tolk voor de moeder niet is verschenen.
1.5. De behandeling van de zaak is voortgezet ter terechtzitting met gesloten deuren van 22 maart 2011. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat,
- de man met zijn advocaat,
- de bijzondere curator,
- mw. mr. M.P.M. van de Mortel, namens de gemeente Utrecht,
- dhr. M. El Amiri, in zijn hoedanigheid van tolk.
2.1. Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2004 naar Nederlands recht gehuwd. Op [huwelijksdatum] zijn partijen naar Marokkaans recht gehuwd.
2.2. Het huwelijk van partijen naar Nederlands recht is door echtscheiding ontbonden. Bij beschikking van deze rechtbank van 19 maart 2008 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 2 juli 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Utrecht.
2.3. Uit het huwelijk (naar Nederlands recht) van partijen is geboren de minderjarige:
[minderjarige], op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats].
2.4. Op [geboortedatum] 2009 is te [geboorteplaats] uit de moeder geboren de minderjarige[minderjarige]].
2.5. De moeder en [minderjarige] hebben de Marokkaanse nationaliteit, de man heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd om kennis te nemen van het onderhavige verzoek, aangezien partijen hun woonplaats in Nederland hebben.
3.2. De moeder heeft gesteld dat de man de verwekker is van [minderjarige]. Volgens de
moeder waren partijen ten tijde van de verwekking en geboorte van [minderjarige] nog gehuwd
naar Marokkaans recht. Gelet hierop heeft zij de rechtbank verzocht om het vaderschap van
[minderjarige] gerechtelijk vast te stellen en de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in
[naam]’. Volgens de moeder is Nederlands recht van toepassing, aangezien naar
Marokkaans recht geen gerechtelijke vaststelling vaderschap mogelijk is. De moeder is
bereid om mee te werken aan een DNA-onderzoek, maar zij wil niet bijdragen in de kosten
als uit het onderzoek haar gelijk blijkt.
3.3. De man heeft verweer gevoerd. Hij betwist dat hij de verwekker is van [minderjarige].
De man stelt dat Marokkaans recht van toepassing is op het verzoek van de moeder, hetgeen
met zich brengt dat zij niet ontvankelijk is in haar verzoek. Voor het geval de rechtbank
ervan uitgaat dat partijen naar Marokkaans recht nog zijn gehuwd, heeft de man een verzoek
tot ontkenning vaderschap ingediend. De man is bereid om mee te werken aan een DNA-
onderzoek, maar hij wil niet bijdragen in de kosten van het onderzoek.
3.4. De bijzondere curator heeft geen (definitief) standpunt ingenomen met betrekking
tot het toepasselijk recht. Hij acht het in het belang van [minderjarige] dat wordt vastgesteld wie
haar biologische vader is en dat er een familierechtelijke betrekking tot stand wordt
gebracht. De bijzondere curator heeft een DNA-onderzoek geadviseerd.
3.5. Ter zitting heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht
zich op het standpunt gesteld dat op de afstamming het Marokkaanse recht van toepassing
is. De vraag of er nog sprake is van een huwelijk tussen partijen dient volgens haar naar
Nederlands recht te worden beoordeeld. Gelet op het voorgaande heeft de ambtenaar van de
burgerlijke stand geconcludeerd dat partijen gescheiden zijn – naar Nederlands recht – en
dat [minderjarige] niet binnen een jaar na het einde van het huwelijk is geboren, zodat de man
– naar Marokkaans recht – niet haar juridische vader is.
3.6. De rechtbank overweegt dat blijkens artikel 1 van de Wet Conflictenrecht
Afstamming (WCA) het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de beide ouders
– te weten Marokkaans recht – van toepassing is op de vraag of de man de juridische vader
is van [minderjarige]. Volgens Marokkaans recht is de man met wie de moeder is gehuwd de
vader van haar kind (alsmede van het kind dat binnen een jaar na het einde van het huwelijk
is geboren). Gelet hierop is de vraag of de man de juridische vader is van [minderjarige]
afhankelijk van de vraag of de man nog getrouwd is met de moeder. Nu er onduidelijkheid
bestaat over het huwelijk van partijen is er sprake van een zogenoemde voorvraag.
Volgens de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] dient deze
voorvraag naar Nederlands recht te worden beoordeeld. De rechtbank ziet in casu echter
aanleiding om deze voorvraag naar Marokkaans recht te beoordelen, gelet op de samenhang
tussen de voorvraag en de hoofdvraag die met zich brengt dat een gescheiden
conflictenrechtelijke behandeling tot een materieel onaanvaardbaar resultaat leidt.
Hiertoe wordt overwogen dat de minderjarige geen juridische vader kan verkrijgen, indien
de voorvraag naar Nederlands recht wordt beoordeeld en de hoofdvraag naar Marokkaans
recht (het is voor de moeder immers niet mogelijk om naar Marokkaans recht een verzoek te
doen tot gerechtelijke vaststelling vaderschap). Dit wordt in strijd geacht met het doel en de
opzet van zowel de Nederlandse als de Marokkaanse wet, nu in beide rechtsstelsels ernaar
wordt gestreefd dat kinderen een juridische vader verkrijgen.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank bekijken of het huwelijk naar Marokkaans
recht nog in stand is. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken van een echtscheiding naar
Marokkaans recht. Daarnaast heeft de vader ter zitting verklaard dat zijn advocaat nog bezig
is met de echtscheidingsprocedure in Marokko. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het
huwelijk van partijen volgens Marokkaans recht nog niet is ontbonden. Nu het huwelijk van
partijen naar Marokkaans recht nog in stand is en [minderjarige] binnen dit huwelijk is geboren,
geldt de man als de juridische vader van [minderjarige].
3.7. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de man de juridische vader is van [minderjarige]. Het verzoek van de moeder – strekkende tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap – kan dan ook wegens gebrek aan belang worden afgewezen. De rechtbank zal de bijzondere curator en/of de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht in de gelegenheid stellen om zich nog uit te laten met betrekking tot de eventuele aanpassing van de geboorteakte van [minderjarige].
3.8. De rechtbank overweegt, met betrekking tot het verzoek van de man tot ontkenning vaderschap, dat het van groot belang is dat het verwekkerschap van de man in rechte vast komt te staan. Gelet hierop acht de rechtbank een DNA-onderzoek dat met voldoende waarborgen is omkleed noodzakelijk en zal hiertoe Verilabs Nederland B.V. als deskundige benoemen. De behandeling van de zaak zal in afwachting van de resultaten van het onderzoek als na te melden worden aangehouden.
3.9. Ingevolge artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 199 lid 3 Rv zal het bedrag waarop de deskundige aanspraak heeft voorlopig ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht, nu aan de man (als verzoekende partij) een toevoeging is verleend. Bij de eindbeschikking zal de rechtbank vermelden hoeveel de kosten van het deskundigenonderzoek bedragen die één van partijen aan de griffier van deze rechtbank uiteindelijk dient te voldoen. In dit kader merkt de rechtbank alvast op dat de man in de kosten zal worden veroordeeld indien blijkt dat hij de verwekker van [minderjarige] is. De moeder zal in de kosten worden veroordeeld indien blijkt dat de man niet de verwekker van [minderjarige] is. De kosten van het DNA-onderzoek bedragen in beginsel EUR 780,--. De rechtbank merkt in dit verband op dat door de deskundige extra kosten in rekening zullen worden gebracht indien de man, de moeder en [minderjarige] niet gelijktijdig aanwezig zijn voor de afname van DNA-materiaal.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. beveelt een DNA-onderzoek naar de vraag of [de man] geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], Marokko, de biologische vader is va[minderjarige]erjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats];
4.2. benoemt tot deskundige mevrouw dr. M. Hidding, productspecialist verwantschapsanalyses bij Verilabs Nederland B.V., Einsteinweg 5, 2333 CC te Leiden;
4.3. verzoekt de deskundige om een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van de rechtbank onder toevoeging van datgene waarvan zij in deze zaak van belang acht dat de rechtbank kennis neemt. De termijn waarbinnen dit bericht moet worden ingeleverd wordt bepaald op twee maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking;
4.4. bepaalt dat geen voorschot zal worden opgelegd en dat de kosten van de voornoemde deskundige voorshands ten laste van ’s Rijks kas komen, nu aan de man een toevoeging is verleend;
4.5. verzoekt de beide advocaten en de bijzondere curator na binnenkomst van het rapport schriftelijk te reageren onder mededeling of een nadere zitting wordt gewenst;
4.6. houdt de behandeling van de zaak in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek PRO FORMA aan tot 14 juni 2011,
4.7. verzoekt de bijzondere curator en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht om zich alsdan tevens schriftelijk uit te laten omtrent de eventuele aanpassing van de geboorteakte van [minderjarige].
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2011.