ECLI:NL:RBUTR:2011:BP9456

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601107-10, 16-601357-10 en 16-601157-09 (Tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van fiets en schoenen met woninginbraak door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een fiets en een paar schoenen, alsook van woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 november 2010 een fiets, merk Batavus, die toebehoorde aan de gemeente Veenendaal, heeft gestolen. De aangever, een buitengewoon opsporingsambtenaar, had de fiets voor het gemeentehuis achtergelaten en ontdekte later dat deze was verdwenen. Een getuige heeft verklaard de verdachte te hebben gezien terwijl hij de fiets meenam. De verdachte heeft bekend de fiets zonder toestemming te hebben meegenomen, wat door de rechtbank als wettig en overtuigend bewijs werd beschouwd.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van schoenen uit een winkel op 24 december 2010. Een getuige herkende de verdachte met de gestolen schoenen aan zijn voeten. De rechtbank achtte ook dit feit bewezen. Verder heeft de verdachte in de periode van 17 tot en met 30 december 2010 in de woning van een aangeefster verbleven zonder toestemming, wat als woninginbraak werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring had voor zijn aanwezigheid in de woning en dat hij geen toestemming had gekregen van de aangeefster.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de fiets en de schoenen, alsook aan woninginbraak. Gezien de herhaaldelijke vermogensdelicten van de verdachte, werd een gevangenisstraf van 7 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis en afhankelijkheid van middelen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601107-10, 16/601357-10 en 16/601157-09 (Tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (Marokko)
Gedetineerd HvB Wolvenplein Utrecht
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer. De zaken met voormelde parketnummers zijn op de terechtzitting van de politierechter van 10 februari 2011 gevoegd en verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/601107-10
een fiets heeft gestolen;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/601357-10
1.een paar schoenen heeft gestolen;
2.(primair) in een woning heeft ingebroken dan wel (subsidiair) in een woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het onder parketnummer 16/601107-10 ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat verdachte volgens zijn verklaring de fiets had geleend en ook weer terug heeft gegeven aan de rechthebbende. Met betrekking tot het onder parketnummer 16/601357-10 primair ten laste gelegde feit heeft de verdediging er op gewezen dat verdachte ontkent dat hij schoenen heeft gestolen en er onvoldoende bewijs is dat verdachte deze schoenen gestolen zou hebben. Betreffende het tweede ten laste gelegde feit onder dit parketnummer stelt de verdediging dat verdachte met toestemming van de rechthebbende in de woning is verbleven en aan de rechthebbende daarvoor ook een vergoeding heeft betaald.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/60110-10
De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze zaak uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[aangever 1] heeft namens de gemeente Veenendaal aangifte gedaan van diefstal van een fiets. Hij heeft verklaard dat hij deze fiets, merk Batavus, die geheel toebehoort aan de gemeente Veenendaal en die hij in het kader van zijn functie van buitengewoon opsporings-ambtenaar in gebruik heeft, op 3 november 2010 omstreeks 8.50 uur voor de hoofdingang van het gemeentehuis afgesloten had achtergelaten. Omstreeks 10.10 uur diezelfde dag ontdekte hij dat de fiets weg was.
Getuige [getuige], op 3 november 2010 werkzaam als beveiliger op het gemeentehuis te Veenendaal, heeft verklaard dat hij omstreeks 10.02 uur zag dat de hem bekende [verdachte] het gemeentehuis verliet. Hij zag op het scherm van de beveiligingscamera dat [verdachte] richting fietsen die voor de hoofdingang stonden liep. Vervolgens zag hij dat [verdachte] een fiets optilde en hiermee wegliep.
Verdachte heeft bekend dat hij op 3 november 2010 een fiets van een beveiliger die voor het gemeentehuis stond zonder toestemming heeft gepakt en hiermee is weggefietst.
De rechtbank acht gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Dat het niet de bedoeling was van verdachte om de fiets te stelen maar dat hij de fiets alleen had geleend, zoals hij heeft gesteld, is niet aannemelijk geworden. Immers, de aangever verklaart anders en heeft de fiets eerst na een zoektocht teruggevonden en niet retour ontvangen van verdachte. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij de fiets zonder toestemming heeft meegenomen.
Ten aanzien van parketnummer 16/601357-10
Feit 1
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en grondt haar oordeel op het volgende.
Op 24 december 2010 heeft [aangeefster 2] namens [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal van een paar schoenen. Zij verklaart dat zij op 24 december 2010 in de winkel zag dat een man, die zij kent als “de schele” hele nieuwe schoenen aanhad, waarvan de zolen helemaal wit en droog waren, terwijl buiten op dat moment een pak sneeuw lag. Zij herkende deze schoenen als zijnde schoenen die zij in de winkel verkopen. Zij zag vervolgens dat er op de afdeling herenschoenen bij maat 42 oude, natte, schoenen in een nieuwe doos lagen. Op 26 december 2010 omstreeks 00.25 uur is verdachte door twee politieagenten in Veenendaal aangetroffen met donker-blauwe gympen, merk Fugu aan zijn voeten met opvallend witte zolen. Aan aangeefster [aangeefster 2] is door de politie een foto getoond van verdachte. Zij verklaarde dat zij deze persoon herkende als de persoon die op 24 december 2010 een paar schoenen van het merk Fugu had gestolen.
Feit 2
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij grondt haar oordeel op het volgende.
Aangeefster [aangeefster 3] heeft verklaard dat zij van 17 december 2010 tot en met 30 december 2010 met vakantie naar Frankrijk was. Zij hoorde van degene die op haar huis aan de [adres] te [woonplaats] paste dat er een persoon in haar woning verbleef, nadat hij het bovenlicht van de keuken had opengebroken. Bij thuiskomst op 30 december 2010 zag zij dat deze persoon haar woning had gebruikt alsof hij de bewoner was. In haar keuken was gekookt, in de douche trof zij geknipte haren aan en haar bed was beslapen. In haar woonkamer trof zij een portefeuille en een paspoort aan van [verdachte]. Zij zag dat er op alle ramen en deuren die op het balkon uitkomen schade met een breekvoorwerp was aangebracht.
Verdachte heeft bekend dat hij in de periode van 17 december 2010 tot en met 30 december 2010 in de woning van aangeefster is verbleven, daar heeft gekookt, gedoucht en geslapen. Hij had geen sleutel van de woning maar was via het balkon aan de achterzijde naar binnen gegaan.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij toestemming had van aangeefster om in de woning te verblijven niet geloofwaardig. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat verdachte geen sleutel van de woning van aangeefster had maar via het bovenlichtje naar binnen ging. Dat verdachte aan aangeefster heeft betaald om in de woning te verblijven is niet aannemelijk geworden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 16/60110-10
op 03 november 2010 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus) geheel toebehorende aan gemeente Veenendaal;
Ten aanzien van parketnummer 16/60110-10
feit 1
op 24 december 2010 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paar (sport)schoenen (merk Fugu) geheel toebehorende aan [bedrijf] B.V
feit 2 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 17 december 2010 tot en met 30 december 2010 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen
aan de [adres] aldaar telkens heeft weggenomen een hoeveelheid gas en elektriciteit en water geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van een bovenlicht/raam van die woning.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/601107-10
Diefstal
Ten aanzien van parketnummer 16/601357-10
feit 1: Diefstal
feit 2: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van verbreking
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van 31 januari 2011dat is uitgebracht door S.L. Bouma, psychiater in opleiding onder supervisie van W. de Boer, psychiater. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van verschillende middelen en afhankelijkheid van alcohol. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis was ten tijde van het delict aanwezig en beïnvloedde zijn gedragskeuzes/gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt verdachte op grond daarvan verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank maakt de conclusie van de deskundige tot de hare. De rechtbank constateert dat uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De officier van justitie stelt dat is voldaan aan alle voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat verdachte nimmer hulp van de reclassering heeft ontvangen. Dit is niet aan hem te wijten, nu hij wel voor reclasserings-contact open staat. De verdediging heeft er tevens op gewezen dat deze rechtbank begin 2010 oplegging van de ISD-maatregel heeft afgewezen omdat de wenselijkheid daarvan onvoldoende was onderbouwd. Sindsdien is geen reclasseringstoezicht van de grond gekomen. De verdediging is van mening dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd met verplicht reclasseringstoezicht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een fiets en diefstal van een paar schoenen uit een winkel. Door deze handelingen toont verdachte weinig respect voor andere mensen en hun eigendommen in het bijzonder.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan woninginbraak. Verdachte is door verbreking van een bovenlicht van de woning van [aangeefster 3] zonder haar toestemming in haar woning verbleven en heeft gebruik gemaakt van alle voorzieningen in de woning. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners en hun gevoel van veiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld ter zake van inbraak en vermogensdelicten;
- voornoemd rapport van S.L. Bouma waarin wordt geadviseerd aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen en dat binnen deze maatregel een klinische behandeling dient te worden gerealiseerd waarin betrokkene behandeld en begeleid kan worden bij zijn alcoholverslaving en persoonlijkheidsstoornis;
- een brief van de reclassering van 2 maart 2011, waarin is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een reclasseringsrapport uit te brengen. Voorts wordt in deze brief aangegeven dat gelet op voornoemde rapportage van S.L. Bouma, wordt geadviseerd aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen;
De rechtbank acht onvoldoende termen aanwezig om op dit moment, zoals door de officier van justitie is gevorderd en in de hierboven genoemde brief van de reclassering is geadviseerd, over te gaan tot het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders als bedoeld in artikel 38m juncto 38p van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is de klemmende noodzaak dan wel wenselijkheid tot het opleggen van de ISD-maatregel onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat mevrouw R.C. Boon, reclasseringswerker, ter terechtzitting heeft aangegeven dat de ISD-rapportage alsmede de indicatiestelling nog in gang moeten worden gezet. Daarbij komt dat niet is gebleken dat na het vonnis van de Meervoudige Kamer van deze rechtbank van 20 januari 2010 -waarbij oplegging van de ISD- maatregel is afgewezen omdat zij onvoldoende zicht had op de inspanningen die de reclassering jegens verdachte had verricht – niet is gebleken dat het reclasseringstoezicht op gang is gekomen. Weliswaar kent verdacht geen vast woon- of verblijfplaats, kampt hij met psychische problematiek en pleegt hij strafbare feiten, doch nu hij voor begeleiding door de reclassering openstaat en deze nog nimmer echt tot uitvoering is gekomen, prevaleert naar het oordeel van de rechtbank in dit stadium een reclasseringscontact van hierna te noemen omvang.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het herhaaldelijk plegen door verdachte van vermogensdelicten een ruime gevangenisstraf is geboden. Om verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, zal tevens een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank bij bepaling van de strafmaat rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opleggen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank zal hieraan tevens verplicht reclasseringscontact verbinden als bijzondere voorwaarde.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 januari 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/601107-10
Diefstal
Ten aanzien van parketnummer 16/601357-10
feit 1: diefstal
feit 2: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van verbreking
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland
Verdachte moet zich binnen drie werkdagen na het einde van zijn detentie melden bij de reclassering Utrecht aan het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht.. Hierna moet hij zich gedurende door (hier naam reclasseringsorganisatie) bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoor-waardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 14 januari 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601157-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit vonnis is door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 maart 2011.