RECHTBANK UTRECHT
Sector Familie & Toezicht
Verlenging crisismachtiging uithuisplaatsing
Zaaknummer: 302741 / JE RK 11-590
Beschikking van 10 maart 2011 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [2011],
kind van
[de vader], wonende te [woonplaats],
en
[de moeder], thans verblijvende te Roemenië.
Volgens mededeling van het Bureau Jeugdzorg zijn beide ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 22 februari 2011 van de kinderrechter te Utrecht is voormelde minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 22 februari 2011 tot 22 mei 2011.
Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna: BJZ) heeft op 3 maart 2011 telefonisch en vervolgens schriftelijk verzocht onmiddellijk een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden.
Ter terechtzitting van 7 maart 2011 heeft de kinderrechter bepaald dat het verzoek tijdens de terechtzitting van 10 maart 2011 behandeld zal worden, in verband met de afwezigheid van een tolk voor de moeder.
Bij beschikking van 7 maart 2011 heeft de kinderrechter een crisismachtiging uithuisplaatsing verleend, met ingang van 8 maart 2011 tot 12 maart 2011. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
BJZ heeft op 9 maart 2011 een faxbericht aan de rechtbank gestuurd met daarin de laatste ontwikkelingen in deze zaak.
Op 10 maart 2011 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Tijdens de terechtzitting zijn verschenen:
- de heer [de vader], de vader,
- mevrouw K. Bruurs namens de Raad voor de Kinderbescherming,
- mevrouw S. van der Meer namens BJZ.
2. Beoordeling van het verzochte
Uit het faxbericht van BJZ en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de omstandigheden gewijzigd zijn. Op dit moment is moeder voor twee weken naar Roemenië om tot rust te komen, nadat op maandag 7 maart 2011 de situatie tussen ouders wederom geëscaleerd is. Op dat moment is besloten [minderjarige] uithuis te plaatsen in een neutraal pleeggezin.
BJZ verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin om voor dit moment de rust en de stabiliteit van [minderjarige] te waarborgen. BJZ sluit een plaatsing op termijn bij vader zeker niet uit, maar op dit moment heeft BJZ geen zicht op de stabiliteit bij vader, zeker in de situatie wanneer moeder weer in Nederland is. Daarnaast wil BJZ zicht hebben op de persoonlijke problematiek van vader, waaronder zijn middelengebruik. BJZ is voornemens om onderzoek te doen naar de opvoedingsvaardigheden van de vader en zijn persoonlijke omstandigheden en dit zo spoedig mogelijk in kaart te brengen. Tevens wil BJZ onderzoeken in hoeverre de ouders samen in staat zijn om in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] te voorzien.
De Raad heeft geadviseerd om [minderjarige] op dit moment in een neutraal pleeggezin te plaatsen in het belang van [minderjarige]. De Raad is van mening dat eerst onderzocht moet worden op welke plek [minderjarige] het best kan opgroeien voordat [minderjarige] opnieuw naar een andere plek gaat.
De vader stelt dat hij de opvoeding en de verzorging van [minderjarige] op zich te nemen. Hij is van mening dat hij de kans moet krijgen om te laten zien dat hij daartoe in staat is, zeker omdat moeder wel keer op keer kansen gehad heeft. Vader heeft aangevoerd dat hij in staat is om vanuit huis te werken en dat hij alle tijd beschikbaar voor [minderjarige] heeft. Bovendien heeft vader complimenten van de kraamverzorgster gekregen over zijn pedagogische vaardigheden. Vader heeft verweer gevoerd tegen het verblijf van [minderjarige] in een neutraal pleeggezin, omdat het niet goed voor [minderjarige] is dat hij nu opnieuw in een ander en vreemd gezin ondergebracht is en dat dit niet goed is voor zijn hechting. Vader heeft verder nog aangevoerd dat zijn middelengebruik onder controle is.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De kinderrechter acht het van groot belang dat er op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid gaat komen over waar [minderjarige] op zal groeien. Uitgezocht moet worden of ouders samen in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] kunnen voorzien en zo niet, welke ouder wel hiertoe in staat is. Indien beiden ouders niet in staat blijken, moet ook duidelijk worden waar [minderjarige] dan het beste kan opgroeien. De kinderrechter gaat er dan ook van uit dat de Raad een onderzoek zal doen naar de volgende vragen en hierover in het raadsrapport waar thans al aan wordt gewerkt verslag van zal doen. Het Bureau Jeugdzorg zal in dit kader dienen samen te werken met de Raad voor de Kinderbescherming.
Met betrekking tot de hechting:
- is de vader beschikbaar (richt hij zijn leven zodanig in dat hij er daadwerkelijk voor [minderjarige] is);
- is de vader in voldoende mate sensitief (herkent vader de signalen van [minderjarige]);
- is de vader in voldoende mate responsief (kan hij op de goede manier met de signalen omgaan).
- is de moeder beschikbaar (richt zij haar leven zodanig in dat zij er daadwerkelijk voor [minderjarige] is);
- is de moeder in voldoende mate sensitief (herkent moeder de signalen van [minderjarige]);
- is de moeder in voldoende mate responsief (kan zij op de goede manier met de signalen omgaan).
Met betrekking tot de feitelijke verzorging:
- Heeft de moeder oog voor de fysieke behoeften van [minderjarige] en kan ze daaraan voldoen; bv. Rust, voeding, kleding, reinheid, regelmaat, voorzichtigheid bij de dagelijkse omgang en verzorging
- Heeft de vader oog voor de fysieke behoeften van [minderjarige] en kan hij daaraan voldoen; bv. Rust, voeding, kleding, reinheid, regelmaat, voorzichtigheid bij de dagelijkse omgang en verzorging
Met betrekking tot de ouders
- Hebben de ouders, ieder voor zich, hun financiële zaken op orde;
- Hebben de ouders, ieder voor zich, te kampen met persoonlijke problematiek en in hoeverre belemmert deze hen om goed voor [minderjarige] te zorgen en in hoeverre belemmert deze hen om samen te werken bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige].
- Kunnen ouders de verzorging en opvoeding samen zo verdelen en inrichten dat zij beiden een groot aandeel daarvan op zich nemen.
o Zo nee, indien vader de hoofdverzorger zou worden, staat hij open voor contact met moeder.
o Zo nee, indien moeder de hoofdverzorger zou worden, staat zij open voor contact met moeder.
- Zijn er overige factoren die van invloed zijn op de mogelijkheden van de ouders om [minderjarige] op de juiste wijze te verzorgen en op te voeden.
De concluderende vraag die dient te worden beantwoord is:
- Zijn er op grond van bovenstaande factoren of andere belangrijke factoren zorgen over de opvoeding van [minderjarige] door zijn ouders;
- Kunnen deze zorgen worden weggenomen, zo ja op welke wijze. Zo nee, waar dient [minderjarige] op te groeien.
De te ontvangen antwoorden dienen zo mogelijk onderbouwd te worden met concrete gegevens. Indien het toekomstperspectief bij ouders of één van hen zal komen te liggen is het van belang op welke wijze ouders of één van hen hulp zal worden geboden.
De kinderrechter acht het van belang dat zo spoedig mogelijk wordt gestart met het onderzoek en dat dit onderzoek voor de afloop van de (voorlopige) ondertoezichtstelling afgerond zal zijn. Verder is het van belang dat het contact tussen vader en [minderjarige] met regelmaat zal plaatsvinden.
De kinderrechter komt op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht tot de conclusie dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] is om [minderjarige] gedurende het onderzoek uithuis te plaatsen in een neutraal pleeggezin. De kinderrechter zal het verzoek toewijzen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
- verleent machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor verblijf pleegouder 24 uurs, zoals bedoeld in het indicatiebesluit d.d. 10 maart 2011, kenmerk B-CAM-XWQLZ, met ingang van 12 maart 2011 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 22 mei 2011;
- Gelast de Raad onderzoek te doen naar de vragen zoals deze geformuleerd zijn in onderdeel 2 van deze beschikking;
- verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 10 maart 2011 uitgesproken in tegenwoordigheid van S.M. Domburg, griffier.