ECLI:NL:RBUTR:2011:BP9268
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Poging tot diefstal en oplichting met geweld en valse hoedanigheid
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 21 maart 2011, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en oplichting. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 maart 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een poging tot diefstal op 4 november 2010, waarbij hij een stroomstootwapen gebruikte tegen het slachtoffer, en van oplichting van een benadeelde partij door zich voor te doen als een bonafide koper van een auto.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de oplichting van de benadeelde partij, waarbij hij de indruk wekte dat hij de auto wilde kopen door een valse bankoverschrijving te tonen. De verdachte had de auto uiteindelijk meegenomen zonder dat het geld daadwerkelijk was overgemaakt. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte inconsistent en niet geloofwaardig, wat leidde tot de conclusie dat hij met opzet had gehandeld om de benadeelde partij te bedriegen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de poging tot diefstal en de oplichting wettig en overtuigend bewezen. De strafoplegging werd bepaald op 20 maanden gevangenisstraf, waarbij de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan.