ECLI:NL:RBUTR:2011:BP8836
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erkenning van adoptie en afwijzing verzoek tot voogdij over minderjarigen na aardbeving in Haïti
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot voogdij over drie minderjarigen die na de aardbeving in Haïti naar Nederland zijn gekomen. De minderjarigen, die de Haïtiaanse nationaliteit bezitten, waren eerder geadopteerd volgens Haïtiaans recht door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2]. De adoptie was op 16 maart 2011 door de rechtbank erkend, wat betekende dat de adoptiefouders het gezag over de kinderen hadden verkregen.
De Raad voor de Kinderbescherming had op 16 november 2010 een verzoekschrift ingediend om [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] te belasten met de voogdij over de minderjarigen. De rechtbank heeft op 21 februari 2011 een brief gestuurd naar de belanghebbenden waarin werd aangegeven dat, indien zij instemden met het verzoek, er geen verdere zitting nodig was. Aangezien er geen reactie op deze brief is gekomen, heeft de rechtbank de zaak zonder nadere zitting behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] in Haïti is uitgesproken en erkend, waardoor het gezag over de minderjarigen aan hen is toegekend. Gezien deze erkenning had de Raad voor de Kinderbescherming geen belang meer bij het verzoek tot benoeming van voogden. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voogdij afgewezen, met als gevolg dat de adoptiefouders de zorg voor de kinderen blijven dragen.