ECLI:NL:RBUTR:2011:BP8615

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
301802 - KG ZA 11-153
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en afgifte van bescheiden in kort geding met betrekking tot onverschuldigde betaling en vierpartijenovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [eiseres] vordert dat Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. (OAD) een bedrag van € 61.356,45 betaalt, vermeerderd met wettelijke rente, en om afgifte van bescheiden die verband houden met een reorganisatie binnen de Remaz Groep. De vordering is gebaseerd op een eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, waarin het vonnis van 18 juli 2007 is vernietigd. [eiseres] heeft op 8 augustus 2007 dit bedrag aan Remaz B.V. betaald, maar na de vernietiging van het vonnis stelt zij dat deze betaling onverschuldigd was. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de terugbetaling van het bedrag, omdat het arrest van het hof in kracht van gewijsde is gegaan en OAD geen cassatie heeft ingesteld. De rechter wijst de vordering tot betaling toe en bepaalt dat OAD wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment van betaling.

Daarnaast vordert [eiseres] afgifte van een aantal bescheiden op grond van artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter overweegt dat de vordering tot afgifte van bescheiden in beginsel niet als voorlopige voorziening kan worden aangemerkt, maar in dit geval is er voldoende rechtmatig belang bij de afgifte van de vierpartijenovereenkomst. De rechter wijst deze vordering toe, maar wijst andere vorderingen tot afgifte van bescheiden af, omdat deze onvoldoende specifiek zijn. De rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelt OAD in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 301802 / KG ZA 11-153
Vonnis in kort geding van 23 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. F.G. van Hees te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONDERSTEUNING ARBODIENSTVERLENING BV,
voorheen genaamd Remaz B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMAZ NEDERLAND BV,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDISCHE MULTI MEDIA & SOFTWARE BV,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDISCHE MULTI MEDIA HOLDING BV,
allen gevestigd te Zeist,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat: mr. M.J.M. Groen te Almere.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk OAD c.s. genoemd worden en afzonderlijk OAD, Remaz Nederland, MMM&S en MMMH.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de brief van OAD c.s. van 4 maart 2011 met hierin vervat de eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van OAD c.s..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is een houdstermaatschappij. Zij is de overkoepelende organisatie van een aantal grootwinkelbedrijven in de meubelbranche.
2.2. Remaz B.V. verrichtte diensten op het gebied van ziekteverzuim, reïntegratie, verzuimbegeleiding en risico-inventarisatie.
2.3. Remaz B.V. stelde zich op het standpunt dat [eiseres] tekortschoot in de nakoming van het tussen partijen gesloten prestatiecontract en heeft bij deze rechtbank een bodemprocedure tegen [eiseres] aanhangig gemaakt. Deze procedure is bekend onder nummer 219220/HA ZA 06-2241. In deze procedure is op 18 juli 2007 (hierna te noemen: het vonnis van 18 juli 2007) vonnis gewezen. Daarbij is [eiseres] – samengevat – veroordeeld om aan Remaz B.V. een bedrag van € 58.381,40 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. De veroordeling tot betaling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4. Op grond van het onder 2.3 genoemde vonnis heeft [eiseres] aan Remaz B.V. op 8 augustus 2007 een bedrag betaald van in totaal € 61.356,45.
2.5. Remaz B.V. heeft haar naam gewijzigd in Ondersteuning Arbodienstverlening B.V., de wijziging is vastgelegd in de notariële akte van statutenwijziging van 25 juni 2010.
2.6. Op 30 juni 2010 hebben OAD, Remaz Nederland, MMM&S en MMMH een overeenkomst gesloten (hierna te noemen: de vierpartijenovereenkomst).
2.7. Bij arrest van 31 augustus 2010 heeft het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, het vonnis van 18 juli 2007 vernietigd en vervolgens opnieuw recht gedaan, aldus dat de vordering van Remaz B.V. alsnog is afgewezen, met veroordeling van Remaz B.V. in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep, begroot op in totaal
€ 12.925,35. Het hof heeft in zijn arrest de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.8. Op grond van het hiervoor onder 2.7. genoemde arrest (hierna te noemen: het arrest van 31 augustus 2010) heeft [eiseres] OAD verzocht tot terugbetaling over te gaan van het bedrag dat [eiseres] op grond van het vonnis van 18 juli 2007 aan Remaz B.V., dan wel OAD, heeft voldaan, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] heeft het arrest van 31 augustus 2010 op 29 oktober 2010 aan OAD betekend. OAD heeft uit dien hoofde tot op heden niets aan [eiseres] betaald.
2.9. [eiseres] heeft op 11 november 2010 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. op een door OAD bij die bank aangehouden bankrekening. Het saldo op de betreffende bankrekening betrof volgens de verklaring van de bank ten tijde van het derdenbeslag € 438,00. Op 16 november 2010 is het beslag aan OAD overbetekend.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. OAD te bevelen om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van
€ 61.356,45, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 8 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. OAD c.s. te bevelen om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een afschrift aan [eiseres] over te leggen van:
a. alle bescheiden die betrekking hebben op de medio 2010 plaatsgevonden hebbende reorganisatie binnen Remaz Groep waarbij de activiteiten van OAD zijn overgedragen aan Remaz Nederland, althans waaruit blijkt of kan blijken dat Remaz Nederland en/of MMM&S en/of MMMH de bedrijfsactiviteiten heeft/hebben overgenomen, althans voorgezet;
b. de actuele winst- en verliesrekeningen over 2009 en 2010 van OAD, Remaz Nederland, MMM&S en MMMH;
c. kopieën van de contracten, waaronder de zogenoemde vierpartijen overeenkomst tussen OAD, Remaz Nederland, MMM&S en MMMH, en andere documenten betrekking hebbende op de overdracht, althans voortzetting van activiteiten door OAD aan Remaz Nederland en/of MMM&S en/of MMMH;
d. betalingsbewijzen inzake de, in verband met de hiervoor onder c. genoemde contracten en documenten, gedane betalingen;
III. om in het geval OAD c.s. niet voldoen aan het hiervoor onder II genoemde, OAD c.s. te bevelen aan [eiseres] te betalen een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat dit niet-voldoen voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
IV. veroordeling van OAD c.s. in de kosten van de procedure.
3.2. OAD c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. OAD c.s. vordert, na wijziging van eis ter terechtzitting, [eiseres] te verbieden tot uitwinning over te gaan van een te leggen executoriaal beslag op de goederen, in het bijzonder de inventarisgoederen die zich bevinden in de bedrijfsruimte te Zeis aan de Laan van Vollenhove 2933, van, althans toebehorende aan, MMMH en ten titel van huur in gebruik zijn gegeven aan Remaz Nederland, totdat de rechter in een bodemprocedure over de vordering(en) van [eiseres], daaronder de rechtsgeldigheid van de vernietiging d.d. 14 januari 2010 uit hoofde van artikel 3:45 BW, door middel van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis heeft beslist, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 bij overtreding van dit verbod. OAD c.s. vordert tevens veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in reconventie.
4.2. [eiseres] voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Vooropgesteld wordt dat de wijziging van de naam Remaz B.V. in Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. niet aan eventuele toewijzing van de vordering in de weg staat.
5.2. Ten aanzien van de vordering tot betaling van € 61.356,45 overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Daarbij dient niet alleen onderzocht te worden of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen mede moet worden betrokken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.3. OAD c.s. voert als meest verstrekkend verweer aan dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. OAD c.s. betoogt dat [eiseres] een groot concern is met een solide liquiditeitspositie, reden waarom volgens OAD c.s. niet valt in te zien dat [eiseres] behandeling van de vordering tot terugbetaling in een bodemprocedure niet zou kunnen afwachten.
5.4. Het verweer van OAD c.s. wordt verworpen. [eiseres] beroept zich op de vernietiging van het vonnis van 18 juli 2007, zoals uitgesproken in het arrest van het hof van 31 augustus 2010. Vaststaat dat door OAD geen cassatieberoep is ingesteld tegen het arrest van het hof van 31 augustus 2010 en dat het arrest inmiddels gezag van gewijsde heeft tussen [eiseres] en OAD. Uitgaande van die vernietiging heeft [eiseres] het bedrag van € 61.356,45 onverschuldigd aan OAD betaald. Zodoende heeft [eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij het terugontvangen van dat bedrag.
5.5. Uit de vernietiging van het vonnis van 18 juli 2007 vloeit voort dat de rechtsgrond is komen te ontvallen aan hetgeen door [eiseres] ter uitvoering van het vonnis van 18 juli 2007 is verricht. [eiseres] heeft daarom krachtens artikel 6:203 lid 3 BW jegens OAD recht op ongedaanmaking daarvan (vgl. HR 19 februari 1999, NJ 1999, 367). Gelet op het feit dat het arrest van het hof in kracht van gewijsde is gegaan en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft niet beoordeeld te worden of sprake is of zou kunnen zijn van restitutierisico. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen met dien verstande dat een bedrag van € 438,00 – welk bedrag door [eiseres] onder de ING Bank in beslag is genomen – in mindering dient te strekken van de hoofdsom.
5.6. Partijen twisten niet over de vraag of OAD wettelijke rente verschuldigd is, maar wel over de vraag of OAD wettelijke rente verschuldigd is vanaf 8 augustus 2007, zoals [eiseres] stelt, of vanaf 29 oktober 2010, zoals OAD betoogt. [eiseres] vordert de rente vanaf 8 augustus 2007, zijnde de datum waarop zij het bedrag van € 61.356,45 aan OAD heeft betaald. OAD stelt zich daarentegen op het standpunt dat eerst wettelijke rente verschuldigd is na het verstrijken van de termijn van vijf dagen zoals door [eiseres] is gegeven in het exploit van 29 oktober 2010.
5.7. Het verweer van OAD op dit punt wordt verworpen. Nu geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat OAD heeft gedreigd met executie van het bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis van 18 juli 2007 gaat de voorzieningenrechter er bij de beoordeling vanuit dat [eiseres] vrijwillig aan de uit het vonnis voortvloeiende veroordeling heeft voldaan door betaling van € 61.356,45 op 8 augustus 2007. Degene aan wie op grond van een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis vrijwillig betaald wordt weet dat de veroordeling waarop de betaling berust nog aan vernietiging blootstaat. Derhalve moet hij vanaf het tijdstip dat aan hem is betaald er rekening mee houden dat hij het betaalde na vernietiging van het vonnis als onverschuldigd zal moeten terugbetalen. Zodoende komt degene aan wie onverschuldigd is betaald zonder ingebrekestelling in verzuim en is hij derhalve wettelijke rente verschuldigd vanaf het tijdstip dat aan hem vrijwillig is betaald (HR 19 februari 1999, NJ 1999, 367). Dit deel van de vordering zal worden toegewezen als gevorderd.
5.8. [eiseres] vordert op grond van artikel 843a Rv afgifte van een afschrift van een aantal (hiervoor onder 3.1 genoemde) bescheiden. OAD c.s. heeft deze vordering bestreden door aan te voeren dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft, een rechtsbetrekking ontbreekt en de bescheiden waarvan [eiseres] een afschrift vordert onvoldoende bepaald zijn.
5.9. Het feit dat toewijzing van dit deel van het gevorderde onomkeerbaar is noopt in kort geding tot strenge toetsing van de bestanddelen van artikel 843a Rv. Daar komt bij dat artikel 24 Rv meebrengt dat indien de vordering onweersproken blijft de rechter geen bevoegdheid heeft –ambtshalve – een of meer verweren daartegen bij te brengen en de vordering daarop af te wijzen (vgl. HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 547). De voorzieningenrechter wijst er voorts op dat in een kort geding slechts maatregelen getroffen kunnen worden die een voorlopige voorziening betreffen. De vordering tot het verstrekken van een afschrift van bescheiden zoals bedoeld in artikel 843a Rv kan in beginsel niet als een dergelijke vordering worden aangemerkt.
5.10. Ten aanzien van de onomkeerbaarheid van een gebod om een afschrift van de vierpartijenovereenkomst aan [eiseres] te geven wordt overwogen dat ook OAD zich in dit kort geding beroept op deze overeenkomst en ter onderbouwing van haar stellingen een aantal pagina’s van deze overeenkomst heeft overgelegd. Dit brengt met zich dat ten aanzien van deze pagina’s de onomkeerbaarheid uit de eigen gedragingen van OAD voortvloeit en onder deze omstandigheden de aard van de vordering zich niet verzet tegen toewijzing daarvan in kort geding. Nu OAD geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat een zwaarwegend belang zich verzet tegen afgifte van een afschrift van de volledige vierpartijenovereenkomst, zal de vordering tot afgifte van een afschrift van de genoemde vierpartijenovereenkomst verder worden beoordeeld.
5.11. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar aangevoerde rechtsbetrekking gesteld dat de wijze waarop OAD c.s. de reorganisatie heeft doorgevoerd onrechtmatig is jegens [eiseres]. De onrechtmatigheid bestaat er volgens [eiseres] – onder meer – uit dat OAD c.s. zich niet de belangen van [eiseres] als schuldeiser heeft aangetrokken bij de door OAD c.s. doorgevoerde reorganisatie. Met name ontbreekt inzicht in de wijze waarop de overdracht van activa, intellectuele eigendomsrechten en het klantenbestand door OAD aan Remaz Nederland, MMM&S, dan wel MMMH heeft plaatsgevonden, aldus [eiseres]. Er is volgens [eiseres] wel zorg gedragen voor crediteuren als personeel, zustervennootschappen en de moedervennootschap van OAD, maar zijn de verhaalsmogelijkheden voor [eiseres] gedecimeerd.
5.12. OAD c.s. bestrijdt dat zij onrechtmatig gehandeld zou hebben jegens [eiseres]. Zij weerspreekt de stelling van [eiseres] dat de reorganisatie is uitgevoerd teneinde de verhaalsmogelijkheden voor deze laatste te frustreren. OAD is in de loop van 2009 in bedrijfseconomisch zwaar weer terecht gekomen en OAD c.s. heeft besloten een reorganisatie door te voeren. Deze reorganisatie had tot doel een kostenreductie te realiseren, OAD schuldenvrij te maken en een deconfiture af te wenden. De uitwerking van de reorganisatie is vervat in de vierpartijenovereenkomst. OAD c.s. voert verder aan dat de opbrengst van de verkoop van bedrijfsinventaris, na taxatie door Bureau Troostwijk, aangewend is ter delging van een lening die door MMMH aan OAD was verstrekt.
5.13. Op grond van het voorgaande en gelet ook op het feit dat OAD c.s. de vordering van [eiseres] gemotiveerd heeft bestreden zijn de voor de beoordeling van de gestelde onrechtmatigheid van belang zijnde feiten niet, althans onvoldoende, komen vast te staan. In dit kort geding, waarin geen plaats is voor nader feitelijk onderzoek, kan, gelet op hetgeen partijen hebben aangevoerd, niet worden aangenomen dat de door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden en de door [eiseres] gestelde rechtsbetrekking jegens Remaz Nederland, MMM&S en MMMH, vooralsnog voldoende aannemelijk zijn.
5.14. Hiervoor is reeds bepaald dat [eiseres] onverschuldigd heeft betaald. Ten aanzien van OAD is zodoende sprake van een rechtsbetrekking tussen [eiseres] en OAD op grond van onverschuldigde betaling. Dit ligt anders met betrekking tot de vordering tot afgifte ingesteld jegens Remaz Nederland, MMM&S en MMMH. Deze dient te worden afgewezen nu de rechtsbetrekking die [eiseres] ten grondslag legt aan haar vordering ex artikel 843a Rv in het bestek van dit kort geding niet voldoende aannemelijk is geworden.
5.15. [eiseres] stelt dat zij rechtmatig belang heeft bij afgifte van de vierpartijenovereenkomst nu OAD [eiseres] belemmert in haar verhaalsmogelijkheden. [eiseres] voert aan dat OAD zich aan een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, bedoeld zal zijn het arrest van 31 augustus 2010, probeert te onttrekken door haar eigendommen over te dragen aan derden zonder haar handelingen inzichtelijk te maken. [eiseres] neemt daarbij in aanmerking dat OAD stelt dat de goederen waarop [eiseres] zich wenst te verhalen niet meer aan haar in eigendom toebehoren.
5.16. Bezien in het licht van de stellingen van partijen en hetgeen door [eiseres] en OAD ter terechtzitting naar voren is gebracht, heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat OAD onvoldoende verhaal biedt voor de vorderingen van [eiseres]. [eiseres] verlangt een afschrift van de vierpartijenovereenkomst teneinde informatie te verkrijgen omtrent haar verhaalsmogelijkheden hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een rechtmatig belang oplevert. Dit te meer nu OAD zich op het standpunt stelt dat zij de goederen waarop [eiseres] zich wil verhalen, heeft verkocht en geleverd aan MMMH en dat deze goederen ten titel van huur in gebruik zijn gegeven aan Remaz Nederland op grond van de vierpartijenovereenkomst. Verder is de vordering van [eiseres] in dit geval voldoende specifiek bepaald. Zodoende kan niet worden gezegd dat [eiseres] aan het vissen is naar stukken om haar stelling dat OAD door uitvoering te geven aan de vierpartijenovereenkomst onvoldoende verhaal biedt voor [eiseres]. Het voorgaande brengt met zich dat sprake is van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv. Dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen.
5.17. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft [eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij het terugontvangen van hetgeen zij onverschuldigd aan OAD heeft betaald. Hieruit vloeit voort dat [eiseres] eveneens voldoende spoedeisend belang heeft bij afgifte van een afschrift van de vierpartijenovereenkomst teneinde haar verhaalsmogelijkheden in te schatten. Het verweer van OAD op dit punt wordt verworpen. Dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] een bodemprocedure zal entameren maakt het voorgaande niet anders.
5.18. [eiseres] heeft haar vordering ten aanzien van de betalingen van verplichtingen van OAD die voortvloeien uit de vierpartijenovereenkomst voldoende bepaald zodat dit deel van haar vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Dit geldt ook voor zover de vordering van [eiseres] met betrekking tot de afgifte van een afschrift van de betalingsbewijzen mede omvat de door OAD c.s. gestelde betalingen, die al dan niet door verrekening hebben plaatsgevonden en die voortvloeien uit de vierpartijenovereenkomst. Voor het overige heeft [eiseres] onvoldoende specifiek aangeduid op welke betalingsbewijzen zij nog meer doelt zodat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 843a Rv op dit punt. De vordering tot afgifte van een afschrift van andere betalingsbewijzen dan die voortvloeien uit de vierpartijenovereenkomst wordt afgewezen.
5.19. Voor de afgifte van een afschrift van de jaarrekeningen over 2009 en 2010 is in dit kort geding evenmin plaats. Deze bescheiden zijn openbaar en [eiseres] kan een afschrift uit het handelsregister verkrijgen zodat een goede rechtsbedeling op dit punt is gewaarborgd. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
5.20. De gevorderde dwangsom zal als niet weersproken worden toegewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd op € 75.000,00.
5.21. Het ter terechtzitting door OAD c.s. gedane verzoek dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in verband met het eventueel instellen van hoger beroep zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter kan, zowel op vordering als ambtshalve, zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het enkele feit dat OAD c.s. mogelijk hoger beroep van dit vonnis wenst in te stellen is onvoldoende om de verklaring van uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege te laten. OAD c.s. heeft verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen zij een zwaarder wegend belang heeft bij achterwege blijven van zodanige verklaring dan [eiseres] heeft bij toewijzing ervan. Het belang van [eiseres] bij uitvoerbaarheid bij voorraad is er immers in gelegen dat zij niet op het haar krachtens dit vonnis toekomende hoeft te wachten tot die veroordeling onherroepelijk is geworden. Dit vonnis zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.22. OAD heeft ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van het door [eiseres] onverschuldigd betaalde bedrag en de afgifte van een afschrift van de vierpartijenovereenkomst en betalingsbewijzen, te gelden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Ten aanzien van de overige vorderingen, die zullen worden afgewezen, heeft [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij te gelden. De voorzieningenrechter ziet echter in de uitkomst van dit geding en het feit dat de verweren van gedaagden sub 2 tot en met 4 voortvloeien uit het verweer van gedaagde sub 1, aanleiding om de proceskosten als volgt toe te wijzen. OAD zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.073,31 (zijnde € 76,31 aan kosten dagvaarding, plus € 1.181,00 aan griffierecht, plus € 816,00 aan salaris advocaat).
6. De beoordeling in reconventie
6.1. OAD c.s. grondt haar vordering in reconventie op de stelling dat de goederen waarop [eiseres] executoriaal beslag wenst te leggen en waarvan [eiseres] tot uitwinning wil overgaan niet aan OAD toebehoren, maar eigendom zijn van MMMH. Zij beroept zich op de vierpartijenovereenkomst.
6.2. OAD c.s. beroept zich op de vierpartijenovereenkomst, maar laat na deze – in haar geheel – in deze procedure te brengen. Door dit na te laten en door voor het overige geen feiten of omstandigheden aan te voeren op grond waarvan eigendomsoverdracht door OAD aan MMMH kan worden aangenomen heeft OAD c.s., nog daargelaten de betwisting door [eiseres] van de rechtsgeldigheid van de overeenkomst, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de goederen in eigendom toebehoren aan MMMH en een daarvan afgeleid verbod tot uitwinning zodoende toewijsbaar is. De vordering van OAD c.s. zal daarom worden afgewezen.
6.3. OAD c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 408,00 voor salaris advocaat.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. om aan [eiseres] International BV te betalen een bedrag van € 60.918,45 (zestig duizendnegenhonderdachttien euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 8 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening,
7.2. gebiedt Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift aan [eiseres] International BV te geven van de vierpartijenovereenkomst,
7.3. gebiedt Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift aan [eiseres] International BV te geven van alle betalingsbewijzen die betrekking hebben op betalingen en/of verrekeningen van verplichtingen van OAD die voortvloeien uit de vierpartijenovereenkomst,
7.4. bepaalt dat Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. aan [eiseres] International BV een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 (duizend euro) voor iedere dag dat Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. in gebreke blijft aan het onder 7.2. dan wel 7.3. bepaalde te voldoen, tot een maximum van € 75.000,00 (vijfenzeventigduizend euro);
7.5. veroordeelt Ondersteuning Arbodienstverlening B.V. in de proceskosten, voor zover aan de zijde van [eiseres] International BV gevallen ten aanzien van de vordering jegens OAD, tot op heden begroot op € 2.073,31,
7.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.8. wijst het gevorderde af,
7.9. veroordeelt Ondersteuning Arbodienstverlening B.V., Remaz Nederland B.V., Medische Multi Media & Software B.V. en Medische Multi Media Holding B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] International BV tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.
CTH