Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
1.a
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
C.[eiser] , wonende te [woonplaats] ,
de directeur Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen van de gemeente [gemeente] ,
Inleiding
Overwegingen
€ 5,90
Rechtbank Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak met agrarische bestemming. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Oosters, betwistte de door verweerder, de directeur van de Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen van de gemeente, vastgestelde WOZ-waarde van € 300.000,--. De waarde was vastgesteld op basis van een taxatierapport en eerdere beslissingen van de verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke beschikking van 28 februari 2009, waarin de waarde op € 449.000,-- was vastgesteld. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd, maar eiser ging in beroep omdat hij de nieuwe waarde nog steeds te hoog vond.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser en verweerder zorgvuldig afgewogen. Eiser voerde aan dat de waarde onterecht was vastgesteld door het object te vergelijken met niet-agrarische objecten en dat de verschillen in waardering niet inzichtelijk waren gemaakt. Verweerder stelde dat de waarde correct was vastgesteld en dat de gekozen referentieobjecten voldoende vergelijkbaar waren, ondanks hun niet-agrarische bestemming. De rechtbank oordeelde dat de referentieobjecten, hoewel niet perfect vergelijkbaar, toch bruikbaar waren voor de waardering van de onroerende zaak.
De rechtbank concludeerde dat verweerder de waarde niet te hoog had vastgesteld en dat de door eiser ingebrachte taxatiewijzers niet voldoende bewijs boden om de vastgestelde waarde te betwisten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de kostenvergoeding en bepaalde dat verweerder de proceskosten van eiser in de bezwaarfase diende te vergoeden. De totale te vergoeden kosten werden vastgesteld op € 851,50, en verweerder werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het geding ten bedrage van € 874,--.