RECHTBANK UTRECHT
Sector civiel, handelskamer
Zaaknummers: xxx
VOORTDURING EN VERLENGING BEVEL
IN VERZEKERDE BEWARINGSTELLING
beschikking op grond van artikel 87 Faillissementswet van de enkelvoudige kamer
voor de behandeling van burgerlijke zaken
Bij vonnissen van deze rechtbank van (datum) zijn in staat van faillissement verklaard:
1. [gefailleerde],
en
2. [de BV]
1. Het verloop van de procedure
1.1. Deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 oktober 2010 bevolen dat [gefailleerde] in zijn persoonlijk faillissement én in zijn hoedanigheid van bestuurder van de gefailleerde sub 2 (hierna: de BV) in verzekerde bewaring zal worden gesteld in het Huis van Bewaring te Utrecht, of in een ander Huis van Bewaring.
1.2. Op grond van dit bevel is [gefailleerde] op (datum) in verzekerde bewaring gesteld in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht. De rechtbank heeft bepaald dat [gefailleerde] op (datum) gehoord zal worden. Aangezien [gefailleerde] zich wilde laten bijstaan door zijn raadsman, mr. J.L.J. Leijendekker, en deze op de betreffende datum verhinderd was, is het verhoor aangehouden. Op (datum) zijn gehoord [gefailleerde], in het bijzijn van zijn raadsman, en de curator in genoemde faillissementen, mr. M. ter Beek. Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van (datum) de voortduring van de verzekerde bewaring bevolen tot (datum).
1.3. De curator heeft de rechtbank verzocht het bevel tot inbewaringstelling te verlengen.
1.4. Op (datum) zijn gehoord [gefailleerde], bijgestaan door zijn raadsman, en de curator. Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van (datum) de voortduring van de verzekerde bewaring bevolen tot (datum).
1.5. Tegen de beschikking van (datum) van de rechtbank is [gefailleerde] in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te Amsterdam. De mondelinge behandeling van dit hoger beroep heeft plaatsgevonden op (datum), waarbij [gefailleerde] is verschenen in persoon, mede namens de BV, bijgestaan door zijn raadsman. Voorts is de curator verschenen. Op (datum) heeft het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, de beschikking van de rechtbank van 19 januari 2011 bekrachtigd.
1.6. De curator heeft de rechtbank verzocht het bevel tot inbewaringstelling te verlengen.
1.7. De rechter-commissaris is op het verzoek van de curator gehoord.
1.8. Ter zitting van (datum) zijn gehoord [gefailleerde], mede namens de BV, bijgestaan door zijn raadsman, en de curator. [gefailleerde] heeft verzocht hem te ontslaan uit de verzekerde bewaring, dan wel het verzoek tot verlenging van het bevel af te wijzen. De uitspraak is bepaald op heden.
2.1. Mede in verband met het bepaalde in artikel 5 EVRM dient de rechtbank te onderzoeken of er op basis van de huidige stand van zaken nog gronden aanwezig zijn die de voortduring van de inbewaringstelling en daarmee de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [gefailleerde], rechtvaardigen. Het recht op persoonlijke vrijheid van [gefailleerde] dient daarbij te worden afgewogen tegen de bij zijn inbewaringstelling betrokken belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Daarbij dient te worden gelet op het karakter van de inbewaringstelling die in het onderhavige geval is bedoeld als dwangmiddel tegen het verzuim door [gefailleerde] van zijn verplichtingen welke de wet hem in verband met genoemde faillissementen opleggen, meer in het bijzonder tegen het verzuim van zijn inlichtingenplicht ex artikel 105 en 106 Fw.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat die belangenafweging thans nog in het nadeel van [gefailleerde] uitvalt. Ter zitting en uit de voorafgaand aan de zitting ter hand gestelde stukken is gebleken dat de curator twee gronden voor zijn verzoek aanvoert. Ten eerste werkt [gefailleerde] naar het inzicht van de curator nog onvoldoende mee om de curator inzicht te verschaffen in de debiteurenadministratie. Ten tweede weigert [gefailleerde] de curator verdere inlichtingen te geven over de manier waarop hij een bedrag van ongeveer € 75.000,00, dat [gefailleerde] heeft onttrokken aan de boedel, heeft besteed.
2.3. Met betrekking tot de debiteurenadministratie overweegt de rechtbank als volgt. De curator komt tot de conclusie dat [gefailleerde] in persoon niet in staat is de curator verder inzicht te verschaffen in de debiteurenadministratie. De kennis van deze administratie heeft [gefailleerde] uit handen gegeven aan derden. Hoewel [gefailleerde] gehouden is zijn medewerking te verlenen ten aanzien van deze derden, vormt dit –gelet op hetgeen het gerechtshof geoordeeld heeft in r.o. 3.5 – geen rechtvaardiging meer voor het voortduren van de verzekerde bewaring.
2.4. Dit ligt anders met betrekking tot de verklaringen van [gefailleerde] over de besteding van de € 75.000,00 voormeld. [gefailleerde] is bij de verkrijging van dit bedrag berekenend te werk gegaan. Hij heeft de dag voor de faillietverklaring een bankrekening geopend, waarop vervolgens de dag na de faillietverklaring het geld is gestort. Daarna heeft hij gedurende een periode van ongeveer zes weken het bedrag door regelmatige pinopnames aan de bankrekening onttrokken. [gefailleerde] blijft bij zijn verklaring dat hij de volledige € 75.000,00 in zes tot negen bezoeken aan Antwerpen en Parijs ‘verbrast’ zou hebben, hetgeen volledig in tegenspraak is met de berekende wijze van verkrijging. De verklaring van [gefailleerde] dat hij niet in staat is nadere informatie over dit ‘verbrassen’ te geven, is door de rechtbank en door het gerechtshof als ongeloofwaardig beoordeeld. [gefailleerde] kan geen enkel bewijsstuk tonen, en kan geen etablissementen noemen waarin het geld ‘verbrast’ zou zijn. Zelfs heeft hij aangegeven deze etablissementen niet te kunnen herkennen, ook al zouden hem foto’s hiervan worden voorgehouden. Nu zijn verklaring ongeloofwaardig is, zal [gefailleerde] de curator moeten voorzien van de juiste informatie. De gezamenlijke schuldeisers hebben gezien de omvang van het bedrag een aanzienlijk belang bij het boedelbestanddeel, en dienen duidelijkheid te krijgen of dit bestanddeel nog (gedeeltelijk) beschikbaar is. [gefailleerde] schiet nog steeds tekort in zijn verplichtingen jegens de curator. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden dit tekortschieten de inbreuk op zijn persoonlijke vrijheid (vooralsnog) rechtvaardigt. De curator heeft duidelijk genoeg kenbaar gemaakt wat [gefailleerde] hem aan informatie dient te verschaffen, en verdere bezoeken van de curator aan [gefailleerde] zijn voor wat betreft dit onderwerp dan ook niet nodig. Het is aan [gefailleerde] om met een geloofwaardig verhaal te komen, dat door de curator op waarheid geverifieerd kan worden.
- wijst het verzoek tot opheffing van de in verzekerde bewaringstelling af;
- verlengt het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van:
[gefailleerde], geboren op (datum) te (plaats), wonende (adres),
Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 17 februari 2011 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter.