ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7706

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710339-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door valsheid in geschrifte

Op 23 februari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het opmaken van valse documenten, waardoor krediet is verleend aan een derde partij, aangeduid als [A]. Deze derde partij heeft een bedrag van € 18.000,00 geleend aan de veroordeelde, dat nog niet is terugbetaald. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, waar zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde zijn gehoord, besloten dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen.

De rechtbank heeft het terug te betalen bedrag vastgesteld op € 18.000,00. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen in gevallen waarin voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van een strafbaar feit. De verdediging voerde aan dat de lening van [A] aan de veroordeelde een civielrechtelijke leningsovereenkomst betrof en geen wederrechtelijk verkregen voordeel was. De rechtbank verwierp dit standpunt en concludeerde dat de lening pas kon worden verstrekt op basis van de vervalste documenten die door de veroordeelde waren ingediend.

De rechtbank heeft de maatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.000,00. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van de voorzitter, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710339-08
beslissing van de rechtbank d.d. 23 februari 2011
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1944] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsman mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/710339-08 waaruit blijkt dat [verdachte]
(vanaf hier: veroordeelde) op 23 februari 2011 door de rechtbank Utrecht is veroordeeld ter zake van medeplegen van valsheid in geschrift en valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, tot de in dat vonnis vermelde straffen;
- het algemeen proces-verbaal d.d. 13 februari 2008 met daarin op pagina 10-11 de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 9 februari 2011.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is gehoord de raadsman van de veroordeelde.
2 Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.000,00.
Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. Aan [A] is door [bedrijf] een krediet verstrekt van € 36.500,00. Van dit bedrag heeft [A] € 18.000,00 aan veroordeelde geleend, waarvan niet gebleken is dat dit door veroordeelde is terugbetaald.
3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen. De geldlening van [A] aan veroordeelde betreft een civielrechtelijke leningsovereenkomst en is geen wederrechtelijk verkregen voordeel.
4 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht kan het wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen in geval voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van een strafbaar feit.
Op basis hiervan kan in het onderhavige geval het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van het door hem gepleegde strafbare feit. Veroordeelde heeft valse documenten opgemaakt waardoor krediet is verleend aan [A]. Van dit krediet heeft [A] € 18.000,00 geleend aan veroordeelde. Dit bedrag heeft veroordeelde nog niet terugbetaald.
Het standpunt van de verdediging dat de geldlening van [A] aan veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel betreft, is onjuist. [A] kon het bedrag van
€ 18.000,00 pas aan veroordeelde uitlenen op het moment dat aan haar het krediet was afgegeven. Dit krediet is afgegeven mede op grond van de door veroordeelde vervalste salarisspecificatie, vervalste arbeidsovereenkomst en het vervalste dagafschrift. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat veroordeelde de € 18.000,00 heeft verkregen door middel van het door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 18.000,00.
5 De wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6 De beslissing
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 18.000,00;
- legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 18.000,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. P. Bender en mr. J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.F.R. Storij, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 februari 2011.
Mr. J. Ebbens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.