ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7706
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Ebbens
- P. Bender
- J.M. Bruins
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door valsheid in geschrifte
Op 23 februari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het opmaken van valse documenten, waardoor krediet is verleend aan een derde partij, aangeduid als [A]. Deze derde partij heeft een bedrag van € 18.000,00 geleend aan de veroordeelde, dat nog niet is terugbetaald. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, waar zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde zijn gehoord, besloten dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen.
De rechtbank heeft het terug te betalen bedrag vastgesteld op € 18.000,00. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen in gevallen waarin voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van een strafbaar feit. De verdediging voerde aan dat de lening van [A] aan de veroordeelde een civielrechtelijke leningsovereenkomst betrof en geen wederrechtelijk verkregen voordeel was. De rechtbank verwierp dit standpunt en concludeerde dat de lening pas kon worden verstrekt op basis van de vervalste documenten die door de veroordeelde waren ingediend.
De rechtbank heeft de maatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.000,00. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van de voorzitter, die buiten staat was om te ondertekenen.