RECHTBANK UTRECHT, NEVENZITTINGSPLAATS ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/963006-07
datum vonnis: 18 februari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Utrecht, zitting houdende te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het landelijk parket tegen:
[verdachte MY],
geboren op 1963 in [plaats] ,[land]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 april 2009, 5 oktober 2009, 13 oktober 2009, 15 februari 2010, 18 februari 2010, 3 maart 2010, 23 augustus 2010, 26 augustus 2010, 27 september 2010, 28 september 2010,
6 oktober 2010, 14 oktober 2010, 1 november 2010, 2 november 2010, 3 november 2010, 11 november 2010, 22 november 2010, 5 januari 2011 en 18 februari 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.A.H.M. Schepers en van hetgeen door de raadsman mr. N. van Schaik,
advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 27] dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2: zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 1];
feit 3: zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van . [betrokkene 12] en [betrokkene 33];
feit 4: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
feit 5: gebruik gemaakt heeft van paspoort dat niet op zijn naam stond;
feit 6: gebruik gemaakt heeft van een paspoort dat niet op zijn naam stond dan wel een valse naam heeft opgegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand oktober 2005 tot en met de maand november 2006 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [betrokkene 27], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een)
perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 27]
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene 27] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [betrokkene 27] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 27]
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 27]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers zijnde/hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [betrokkene 27] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [betrokkene 27] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- die [betrokkene 27] vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd/overgebracht of laten vervoeren/ overbrengen en/of die [betrokkene 27] (vervolgens) (aldaar) in een (recreatie)woning ondergebracht en/of laten onderbrengen, althans voor die [betrokkene 27] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen, en/of
- voor die [betrokkene 27] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 27] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- die [betrokkene 27] als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 27] als prostituee en/of die [betrokkene 27] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 27] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- die [betrokkene 27] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 27] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [betrokkene 27] een borstvergrotende operatie laten ondergaan (om haar als prostituee aantrekkelijker te maken) en/of
- die [betrokkene 27] geslagen en/of onder druk gezet en/of
- die [betrokkene 27] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [betrokkene 27] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[verdachte BI] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand oktober 2005 tot en met de maand november 2006 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [betrokkene 27], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een)
perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 27]
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene 27] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan die [verdachte BI] en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [betrokkene 27] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 27]
en/of
- die [betrokkene 27] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 27] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen die [verdachte BI] en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 27]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers zijnde/hebbende die [verdachte BI] en/of diens mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [betrokkene 27] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [betrokkene 27] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, [verdachte BI] en/of diens mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- die [betrokkene 27] vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd/overgebracht of laten vervoeren/ overbrengen en/of die [betrokkene 27] (vervolgens) (aldaar) in een (recreatie)woning ondergebracht en/of laten onderbrengen, althans voor die [betrokkene 27] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen, en/of
- die [betrokkene 27] als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 27] als prostituee en/of die [betrokkene 27] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 27] ingeperkt of laten inperken en/of
- die [betrokkene 27] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, [verdachte BI] en/of diens mededader(s), doen afstaan en/of die [betrokkene 27] (aldus) in een (verder) van hen/hem, [verdachte BI] en/of diens mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [betrokkene 27] een borstvergrotende operatie laten ondergaan (om haar als prostituee aantrekkelijker te maken) en/of
- die [betrokkene 27] geslagen en/of onder druk gezet en/of
- die [betrokkene 27] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [betrokkene 27] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van die [verdachte BI] en diens mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks bovengenoemde periode, in elk geval op of omstreeks 08 april 2006, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door voor voornoemde [betrokkene 27] (een) werkplek(ken) te regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 27] naar haar werkplek(ken) te brengen
en/of van haar werkplek(ken) op te halen.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand januari 2006 tot en met 07 februari 2007, te Alkmaar en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Babberich, gemeente Zevenaar, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [betrokkene 1], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van
(een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 1] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 1]
en/of
- die [betrokkene 1] (telkens) heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling
en/of
- die [betrokkene 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 1] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [betrokkene 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 1]
en/of
- die [betrokkene 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 1] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 1]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers zijnde/hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [betrokkene 1] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of die [betrokkene 1] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- die [betrokkene 1] vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en/of voor die [betrokkene 1] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 1] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- die [betrokkene 1] als prostituee laten werken en/of die [betrokkene 1] in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 1] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- die [betrokkene 1] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 1] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [betrokkene 1] (een) afspra(a)k(en) laten maken en/of een arts laten bezoeken voor het
(uiteindelijke) ondergaan van een borstvergrotende operatie (om haar als prostituee aantrekkelijker te maken) en/of
- die [betrokkene 1] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [betrokkene 1] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand augustus 2005, althans de periode van de maand februari 2006, tot en met de maand oktober 2006, te Alkmaar en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- (een) ander(en), te weten [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33]
en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (telkens) heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling
en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een)
perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een)
perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar, [betrokkene 12]'s en/of [betrokkene 33]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- voornoemde [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] - door van alles voor hun/haar te betalen en/of door/met het geven van veel aandacht - gepaaid/ingepalmd en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd/overgebracht en/of laten vervoeren/overbrengen en/of die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (vervolgens) (aldaar) in verdachtes (recreatie)woning ondergebracht en/of laten (in)wonen en/of
- voor die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon(den) werken en/of die [betrokkene 12] en/of
[betrokkene 33] naar hun/haar werkplek(ken) gebracht en/of van hun/haar werkplek(ken) opgehaald en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] als prostituee laten werken en/of die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] middels bel-/sms-contact gecontroleerd en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] ingeperkt en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (het) door hun/haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen overmaken en/of die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] (aldus) in een van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gebracht/gehouden en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens hen/haar en/of hun/haar familie en/of hun/haar vrienden en/of
- die [betrokkene 12] en/of [betrokkene 33] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon(den) onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002, althans de periode van de maand oktober 2005, tot en met 07 februari 2007, te Alkmaar en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Babberich, gemeente Zevenaar, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [verdachte SB] en/of [verdachte HB] en/of [verdachte UT] en/of [verdachte MD] en/of [verdachte BI] en/of verdachte ('de organisatie B'), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers)
en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees)
en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens)
en/of
- afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
5.
hij op of omstreeks 21 november 2006 en/of 04 december 2006 te Amsterdam en/of Babberich, gemeente Zevenaar, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Turks paspoort op naam van [betrokkene 88] ([NR.]), welk gebruik (telkens) hierin heeft bestaan dat verdachte bij een staande houding voornoemd paspoort heeft getoond.
6.
hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Turks paspoort op naam van [betrokkene 88] ([NR.]), welk gebruik hierin heeft bestaan dat verdachte, nadat hij ten overstaan van (een) hem aanhoudende opsporingsambtena(a)r(en) als zijn naam [betrokkene 88] had opgegeven en die opsporingsambtena(a)r(en) op verdachte voormeld paspoort had(den) aangetroffen, (de) identiteitsgegevens van/in dat paspoort niet heeft weersproken (als niet zijnde zijn, verdachtes, identiteitsgegevens) en/of zich (aldus) is blijven voordoen/uitgeven als/voor [betrokkene 88];
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, toen (een) opsporingsambtena(a)r(en) hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg(en), aan die opsporingsambtena(a)r(en) een andere dan zijn werkelijke naam heeft opgegeven.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Daardoor wordt verdachte niet geschaad in zijn verdediging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen ploertendoder, ampul, drugs en kogelwerende vesten worden onttrokken aan het verkeer en dat de inbeslaggenomen sleutels worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Leeswijzer
Deze paragraaf bevat een aantal onderdelen die betrekking hebben op de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. Deze bewijsmotivering bestaat per feit uit een aantal onderdelen.
Eerst worden de kort samengevatte standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergegeven.
Onder het kopje bewijsoverwegingen zal de rechtbank vervolgens de feiten vaststellen en daarbij tussen haakjes steeds het nummer van het bewijsmiddel vermelden waaraan het is ontleend. In de bewijsoverwegingen motiveert de rechtbank verder in voorkomende gevallen dat, en waarom, zij afwijkt van door de officier van justitie en de verdediging uitdrukkelijk onderbouwde standpunten. In dat geval wordt uitgebreider vermeld hoe die standpunten luiden. Ook de eventuele overige bijzondere bewijsoverwegingen komen in de paragraaf bewijsoverwegingen aan de orde. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die hierna in het vonnis zijn opgenomen. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Onder het kopje conclusie zet de rechtbank uiteen of zij tot een vrijspraak of een bewezenverklaring komt en neemt zij de eventuele bewezenverklaring op.
De genummerde bewijsmiddelen zijn, geordend per feit, als bijlage aan het vonnis gehecht en maken daarvan op die wijze deel uit.
Feitelijk gedeelte van de tenlastelegging
De tenlasteleggingen in de zaken van Sneep II zijn voor wat betreft de mensenhandel toegespitst op de in artikel 273a (oud)/273f en in een enkel geval ook in 250a (oud) Sr, telkens in het eerste lid omschreven onderdelen. De opbouw van de tenlastelegging is steeds dat eerst de onderdelen zijn omschreven, gevolgd door een passage die begint met ‘immers’, welke passage de feitelijke omschrijving bevat. De rechtbank duidt in haar overwegingen in voorkomende gevallen dat deel van de tenlastelegging soms aan als ‘het feitelijk deel van de tenlastelegging’ of ‘de feitelijke omstandigheden’ maar ook wel als ‘de feitelijkheden’. Met die laatste term wordt dan niet bedoeld: feitelijkheden in de zin van de als dwangmiddel in de delictsomschrijving opgenomen wetsterm. Wanneer dat wél wordt bedoeld, vermeldt de rechtbank dat uitdrukkelijk.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en sub 4°, Sr
- Gebondenheid aan de tenlastelegging
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging er toe strekt voor de procesdeelnemers – zowel voor het openbaar ministerie en de rechter als voor de verdachte en eventueel de benadeelde partij – de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Afgezien van de wettelijke wijzigings- en aanvullingsmogelijkheden (artikelen 312, 313 en 314 Sv) kan de rechter aan de tenlastelegging overeenkomstig haar kennelijke strekking een uitleg geven die met de bewoordingen ervan niet letterlijk overeenstemt, mits die uitleg met die bewoordingen niet onverenigbaar en ook overigens niet onbegrijpelijk is alsmede ook voor de andere procesdeelnemers duidelijk is. Eventuele kennelijke misslagen kunnen aldus worden hersteld (vgl. HR 27 juni 1995, NJ 1996, 126 en 127).
- Tenlastelegging in Sneep II
In de zaken die onder de naam Sneep II aan de rechtbank zijn voorgelegd, zijn de tenlasteleggingen die betrekking hebben op mensenhandel, in de meeste gevallen volgens een vast patroon opgebouwd. Primair wordt verdachte verweten dat hij als pleger of medepleger betrokken is geweest, subsidiair is medeplichtigheid tenlastegelegd. In vrijwel alle zaken is onder meer artikel 273f, eerste lid sub 4°Sr, of de corresponderende strafbaarstelling in de vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr, tenlastegelegd. Dit onderdeel ziet op degene die in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie of situatie van onvrijwilligheid (dat zijn de onder 1° genoemde omstandigheden waarbij een dwangmiddel is gebruikt ) enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten. Volgens de wetsgeschiedenis is deze culpoze variant ingevoerd met het oog op personen voor wie niet bewijsbaar geldt dat zij zelf de dwangmiddelen hebben aangewend om een vrouw te dwingen of te bewegen zich tot prostitutie beschikbaar te stellen, maar die, in een situatie waarin een vrouw door anderen daartoe gedwongen of bewogen zich prostitueert, zelf iets doet waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de vrouw zich daardoor prostitueert. In gewoon Nederlands: iemand doet iets, waarvan hij weet of moet vermoeden, dat een vrouw die in een uitbuitingssituatie verkeert, zich daardoor prostitueert.
- Bewijsvraag
Voor alle verdachten is een vrijwel gelijkluidende tenlastelegging uitgebracht. Voor vrijwel alle verdachten is gerequireerd tot bewezenverklaring van het (mede)plegen van mensenhandel bij alle vrouwen. Het is de taak van de rechtbank op basis van de tenlastelegging tot een oordeel te komen. De rechtbank constateert bij beantwoording van de bewijsvraag dat niet alle verdachten op eenzelfde wijze bij de verweten gedragingen betrokken zijn geweest. Daardoor kan in veel gevallen opzet en/of medeplegen niet bewezenverklaard worden.
- Sub 4°
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het gedachtestreepje dat ziet op sub 4° in die gevallen bewezen kan worden.
In het huidige sub 4° - en de voorlopers daarvan in de inmiddels vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr - heeft de wetgever, voor zover in deze zaak van belang, naar het oordeel van de rechtbank twee situaties strafbaar willen stellen, te weten:
1) een ander met de onder lid 1, sub 1° genoemde middelen dwingen of bewegen, zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid of diensten, en
2) onder de omstandigheden van lid 1, sub 1°, enige handeling ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een ander zich daardoor beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten.
Onder 1) valt de uitbuiter zelf, onder 2) bijvoorbeeld degene die door de officier is aangeduid als “facilitator”, ofwel een persoon die op de hoogte is van de uitbuiting en daarbij zelf ook enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moeten vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele diensten. De officier van justitie heeft steeds de delictsomschrijving van sub 4° in zijn geheel tenlastegelegd, ook al had zij, zo leidt de rechtbank uit het requisitoir af, soms alleen het oog op het tweede deel van sub 4°.
De rechtbank loopt door deze wijze van tenlasteleggen tegen een probleem op. In gevallen waarin de rechtbank niet kan bewijzen dat verdachte zelf de pleger van de uitbuiting was en dus zal vrijspreken van het eerste deel van sub 4°, blijft het tweede deel van dat gedachtestreepje over. Dat tweede deel is: dat verdachte “onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die vrouw zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten”, waarna onder “immers” de feitelijke handelingen van de uitbuiter volgen.
De rechtbank is van oordeel dat de overgebleven zin “onder genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen” onvoldoende concreet en feitelijk is. Waar doelt de steller van de tenlastelegging dan op? De genoemde omstandigheden worden daarin immers niet meer genoemd, nu het eerste deel van de tenlastelegging is weggestreept. Bovendien zijn de feitelijkheden die na “immers” volgen, geen uitwerking van “enige handeling” die door verdachte wordt verricht. De feitelijkheden die door verdachte worden verricht, staan namelijk in de tenlastelegging genoemd onder het subsidiair tenlastegelegde, ter invulling van de medeplichtigheid.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of zij de tenlastelegging verbeterd zou kunnen en moeten lezen in die zin dat de steller van de tenlastelegging het volgende heeft bedoeld ten laste te leggen: dat een medeverdachte (de uitbuiter) de vrouw heeft gedwongen of bewogen, met de dwangmiddelen van lid 1 sub 1°, om zich beschikbaar te stellen voor arbeid en diensten, door de na “immers” genoemde feitelijkheden te verrichten, terwijl verdachte onder die omstandigheden, enige handeling heeft verricht, te weten de handelingen die onder het subsidiair tenlastegelegde staan, ter invulling van de medeplichtigheid. Die feitelijkheden zou de rechtbank daar dan moeten inlezen.
Een dergelijke reconstructie is naar het oordeel van de rechtbank echter niet een uitleg van de tenlastelegging die valt binnen de door de Hoge Raad getrokken grenzen.
- Conclusie
De rechtbank zal verdachte in dergelijke gevallen (ook) vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het als artikel 273f/273a (oud), onder sub 4°/250a (oud) sub 1° Sr tenlastegelegde.
5.1 [betrokkene 27] (tenlastelegging onder feit 1)
5.1.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat met betrekking tot [betrokkene 27] in elk geval de medeplichtigheid aan mensenhandel in de tenlastegelegde periode bewezenverklaard kan worden.
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de verdediging is de rol van verdachte te beperkt geweest om mensenhandel in de vorm van medeplichtigheid, laat staan in de vorm van medeplegen, aan hem te kunnen toerekenen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van dit feit.
5.1.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De tenlastelegging bevat – zowel onder feit 1, primair als onder feit 1, subsidiair – een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van artikel 273a (oud)/273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 3º, 4°, 6° en 9° Sr.
Van deze feitelijkheden kan op grond van een drietal tapgesprekken op 8 april 2006, alleen bewezen worden dat verdachte een keer een kamer heeft geregeld voor [betrokkene 27] en dat hij haar een keer weggebracht heeft, te weten op 8 april 2006 (pagina 46C/21783, 46C/21785 en 46C/21787). Er is echter naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs dat [verdachte MY] te maken heeft gehad met de overige in de tenlastelegging opgenomen feitelijkheden. [betrokkene 27] heeft tijdens een verhoor in deze zaak door de rechter in Duitsland ook op geen enkele manier belastend verklaard over verdachte.
Wat er ook zij van een eventuele seksuele uitbuiting van [betrokkene 27] door een medeverdachte, er is onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte in de vorm van medeplegen of medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 27]. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen aan hem onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.2 [betrokkene 1] (tenlastelegging onder feit 2)
5.2.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
5.2.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging
Aan verdachte is medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 1] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273a (oud)/273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 3°, 4°, 6° en 9° Sr.
De verklaringen van [betrokkene 1] en verdachte
[betrokkene 1] heeft verklaard dat zij in 2006 naar Nederland is gekomen en in Amsterdam vrijwillig een jaar als prostituee heeft gewerkt. Verdachte is haar vriend. Ze wordt niet door hem gedwongen. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 1]. Hij verklaart in januari 2006 met zijn vriendin [betrokkene 1] naar Nederland te zijn gekomen. [betrokkene 1] huurde een woning. In die woning woonden ook twee andere meisjes.
Overig bewijs
In het dossier bevinden zich enkele tapgesprekken die gevoerd zijn in de periode van 16 november 2006 tot en met 24 november 2006. Uit die gesprekken kan worden afgeleid dat een zekere [K] (dat zou verdachte kunnen zijn) op zoek is naar een werkplek voor zijn meisje of zijn vrouw. De naam van de vrouw wordt in die gesprekken niet genoemd. Verder zijn er tapgesprekken van 20 september 2006 tussen [U] (de rechtbank begrijpt: [verdachte UT]) en [Z] alias [V] (de rechtbank begrijpt: [verdachte ZO), waaruit blijkt dat ene [betrokkene 62], het meisje van [verdachte MY], met het zwarte haar, is gekomen. [verdachte ZO] moet zich aan haar voorstellen als haar bodyguard.
Getuige [betrokkene 14] verklaart dat er bij verdachte in huis drie vrouwen woonden. [betrokkene 1] zag ze als zijn echte vrouw. Zij zegt verder dat verdachte drie meisjes voor zich heeft werken. Ze legt niet uit hoe ze dat weet.
Getuige [betrokkene 12] heeft een verklaring afgelegd waarin ze bevestigt dat ze in de woning van [betrokkene 1] en verdachte heeft gewoond. Zij heeft geen geld aan verdachte afgestaan.
Tenslotte verklaart ook [betrokkene 39] dat zij weet dat verdachte drie meisjes voor zich had werken in de prostitutie. Ook zij verklaart niet wat ze er precies mee bedoelt en hoe ze dat weet.
Meer bewijs heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen bewijs dat verdachte [betrokkene 1] heeft gedwongen of bewogen om in de prostitutie te werken en haar geld af te staan. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.3 [betrokkene 12] en [betrokkene 33] (tenlastelegging onder feit 3)
5.3.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de gehele tenlastelegging, de raadsman heeft vrijspraak bepleit.
5.3.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De tenlastelegging bevat een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273a (oud)/273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 3°, 4°, 6° en 9° Sr.
[betrokkene 12] noch [betrokkene 33] heeft een belastende verklaring afgelegd en ook overigens is er geen bewijs aanwezig voor de tenlastegelegde feitelijkheden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd ten aanzien van [betrokkene 12] en [betrokkene 33] zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.4 Deelneming aan een criminele organisatie (tenlastelegging onder feit 4)
5.4.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde feit.
5.4.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Juridische kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Bestaan van een organisatie?
De rechtbank komt niet toe aan beantwoording van de vraag of het bestaan van de tenlastegelegde organisatie bewezenverklaard kan worden omdat de vraag of verdachte aan zo een organisatie heeft deelgenomen reeds ontkennend beantwoord moet worden.
Deelneming door verdachte?
Verdachte heeft ontkend dat hij deel heeft uitgemaakt van een organisatie die vrouwen dwong om in de prostitutie te gaan werken.
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte contact heeft gehad met [verdachte SB] en [verdachte UT] omdat hij vanuit Duitsland naar Nederland wilde komen en deel wilde gaan uitmaken van ‘de gemeenschap’ waarvan [B] het hoofd was (pagina 47A/35489E, 50A/37003F, 48A/36040A-B). De rechtbank is echter van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat aan verdachtes wens tegemoet is gekomen in die zin dat hij is gaan behoren tot die ‘gemeenschap’. Bovendien is er geen bewijs dat verdachte met ‘gemeenschap’ een criminele organisatie bedoelde. Met andere woorden: dat verdachte wist dat de organisatie het oogmerk had strafbare feiten te plegen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.5 Het gebruik maken van een vals reisdocument (tenlastelegging onder feit 5)
5.5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat dit feit, voor zover het de datum 21 november 2006 betreft, niet kan worden bewezen omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is. Ten aanzien van de datum 4 december 2006 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.5.2 De overwegingen van de rechtbank
Het gebruik van een vals Turks paspoort op 21 november 2006
Op 21 november 2006 heeft brigadier [betrokkene 68] op de Oudezijds Achterburgwal (de rechtbank begrijpt: te Amsterdam) een man staande gehouden die zich legitimeerde met een Turks paspoort op naam van [betrokkene 88], paspoortnummer [nr] (1). Ruim zes maanden later heeft [betrokkene 68] in een proces-verbaal van fotoherkenning vastgesteld dat de man op de foto op pagina 54/41684, de man is die zich op 21 november 2006 gelegitimeerd heeft met het paspoort op naam van [betrokkene 88] (2). De rechtbank constateert dat de foto op pagina 54/41684 dezelfde foto is als foto 39 uit de fotoserie in ordner 16 van het dossier. Dit betreft de foto van verdachte (4).
De betrouwbaarheid van het proces-verbaal van verbalisant [betrokkende 68]
De verdediging twijfelt aan de inhoud van het proces-verbaal van [betrokkene 68] omdat tussen de staandehouding en de herkenning – volgens de verdediging – ruim driekwart jaar zit en [betrokkende 68] verdachte herkend heeft aan de hand van één foto. Bovendien wist [betrokkende 68] op het moment van herkenning dat het paspoort van [betrokkene 88] gedurende een periode gebruikt is door iemand anders. Om deze redenen is er volgens de verdediging sprake van onvoldoende overtuigend bewijs en dient vrijspraak te volgen.
Om de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkende 68] te kunnen toetsen heeft de rechtbank [betrokkende 68] ter terechtzitting gehoord. [betrokkende 68] heeft daar uitgelegd hoe het mogelijk is dat hij zich na een half jaar nog wist te herinneren dat hij de man op de foto (zijnde verdachte) gecontroleerd had. [betrokkende 68] verklaart een redelijk fotografisch geheugen te hebben. Hij legt uit op welke kenmerken hij let en dat hij dat als verbalisant zo heeft geleerd (3). De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenning van [betrokkende 68] te twijfelen. De rechtbank acht verbalisant voldoende deskundig om aan de hand van de door hem genoemde kenmerken tot een herkenning als waarvan hier sprake is te komen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 21 november 2006 gebruik heeft gemaakt van het paspoort van [betrokkene 88]. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het paspoort op naam van [betrokkene 88] op 7 februari 2007 bij zijn fouillering onder verdachte in beslag is genomen (5).
Het gebruik van een vals Turks paspoort op 4 december 2006
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op 4 december 2006 gebruik heeft gemaakt van het paspoort op naam van [betrokkene 88]. Uit de mutatie van de Koninklijke Marechaussee van 5 december 2006 blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte bij de staandehouding gebruik heeft gemaakt van het paspoort op naam van [betrokkene 88]. Voor het overige bevindt zich in het dossier geen bewijs voor dit feit.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2006 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Turks paspoort op naam van [betrokkene 88] ([NR.]), welk gebruik hierin heeft bestaan dat verdachte bij een staande houding voornoemd paspoort heeft getoond.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.6 Het gebruik maken van een vals reisdocument (tenlastelegging onder feit 6)
5.6.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.6.2 De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Verdachte is op 7 februari 2007 om 23.45 uur aangehouden. In het daarvan op 8 februari 2007 opgemaakte proces-verbaal wordt hij geregistreerd als [betrokkene 88]. Hij wordt na zijn aanhouding aan een veiligheidsfouillering onderworpen. Daarbij worden ‘geen terzake dienende voorwerpen’ aangetroffen (pagina 21/9804). Kennelijk is een ‘vals paspoort’ geen terzake dienend voorwerp, want op pagina 10/4958 wordt de inbeslagneming onder verdachte (geregistreerd op zijn eigen naam [verdachte MY]) van een Turks paspoort op naam van [betrokkene 88] op 7 februari 2007 gerelateerd. Dat verdachte op 7 februari 2007 ten overstaan van de hem aanhoudende opsporingsambtena(a)r(en) als zijn naam [betrokkene 88] heeft opgegeven, valt echter op basis van het aanhoudingsproces-verbaal niet vast te stellen. Ander bewijs is er daarvoor niet, zodat de rechtbank reeds daarom vrijspreekt van het gebruik maken zoals feitelijk omschreven in het primaire deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Na te zijn aangehouden op 7 februari 2007 is verdachte op 8 februari 2007 in verzekering gesteld. Hij heeft bij het verhoor voorafgaand aan die inverzekeringstelling opgegeven dat zijn naam is:[betrokkene 88], geboren op 1964 te [plaats] in [land] (1). Bij zijn verhoren op 8 en 10 februari 2007 heeft verdachte toegegeven dat de door hem in eerste instantie opgegeven naam niet juist is (2 en 3). Op basis van deze bewijsmiddelen kan het subsidiair tenlastegelegde bewezen worden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 7 februari 2007 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, toen een opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar een andere dan zijn werkelijke naam heeft opgegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.7 Afsluitende overwegingen
Inleiding
De rechtbank zal bij gebrek aan bewijs (veel) minder feiten bewezen verklaren dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank realiseert zich dat dit bevreemding kan wekken gelet op zowel de inhoud van de tenlastelegging als die van het requisitoir. De rechtbank overweegt daarom nog het volgende.
Inhoud dossier, tenlastelegging en requisitoir.
De officier van justitie heeft in het requisitoir voorbeelden opgesomd van gruwelijkheden waaraan verdachte en zijn mededaders zich naar het oordeel van het openbaar ministerie hebben schuldig gemaakt. Daarbij spreekt de officier in algemeenheden.
Zo is genoemd dat de vrouwen zeer vernederende handelingen en bejegeningen moesten ondergaan: (anale) verkrachtingen, brandmerken door middel van tatoeages, op hen urineren, gedwongen abortussen en bepalen door verdachten van de omvang van borstvergroting(en).
De rechtbank stelt vast dat de opgesomde handelingen en bejegeningen slechts enkele keren in de tenlasteleggingen van de in Sneep II terecht staande verdachten zijn opgenomen. Het urineren op vrouwen is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
De rechtbank stelt ook vast dat bij vrijwel alle wél tenlastegelegde handelingen daarvan wegens het ontbreken van bewijs zal worden vrijgesproken. Slechts één keer is bewezen geacht dat een vrouw is bewogen om een tatoeage te laten zetten en in één zaak kan bewezen worden dat verdachte als dwangmiddel bij mensenhandel, met een slachtoffer tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht.
De officier geeft verder als voorbeeld dat leden (cursivering van de rechtbank) van de groep vrouwen (cursivering van de rechtbank) aan elkaar cadeau gaven (bijvoorbeeld [betrokkene 39]). De rechtbank stelt vast dat in het hele dossier één keer sprake is geweest van een dergelijk “cadeau”, daar waar [verdachte SB] tegen [verdachte BK] zegt dat hij hem [betrokkene 39] cadeau geeft. Dit is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
Verder zouden de paspoorten van de vrouwen vaak zijn ingenomen. Dit is bij geen enkele verdachte opgenomen in de tenlastelegging. Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat dit in één geval, bij [betrokkene 22], is gebeurd.
Er zou in Vinkeveen tegen groepskorting een bungalowpark zijn afgehuurd om vrouwen en leden van de criminele organisatie onder te kunnen brengen. Tenlastegelegd is het niet.
Vrouwen moesten kort na de (borstvergrotende) operatie weer aan het werk gaan. Dit is in geen enkele tenlastelegging opgenomen en de rechtbank heeft het evenmin kunnen vaststellen.
Conclusie
Samengevat: de inhoud van het requisitoir schetst een beeld van feiten die zouden hebben plaatsgevonden, welk beeld in de tenlasteleggingen niet altijd niet is terug te vinden en in de gevallen waarin dat anders is, slechts in de twee genoemde gevallen in een bewezenverklaring uitmondt.
De rechtbank overweegt dat door de formulering van het requisitoir, bedoeld of onbedoeld, de indruk wordt gewekt dat de beschreven praktijk een algemene was. Dat alle vrouwen die in het Sneepdossier als slachtoffer worden genoemd, door het openbaar ministerie becijferd op 120, aan al deze gruwelijkheden blootgesteld zijn geweest. En ook dat alle verdachten zich hieraan hebben schuldig gemaakt, althans daarbij betrokken waren. Dat draagt bij aan een beeldvorming, ook in de media en maatschappij, die op gespannen voet staat met de feiten zoals die op basis van het dossier kunnen worden vastgesteld.
De rechtbank wil niet de ernst van de wel bewijsbare feitelijkheden bagatelliseren of iets afdoen aan de ernst van mensenhandel. De rechtbank hecht er echter aan om het door de officier van justitie geschetste beeld te relativeren, in die zin dat een substantieel aantal van de in het requisitoir genoemde algemeenheden niet zijn tenlastegelegd en geen onderbouwing vinden in het dossier en dat een groot deel van de aan verdachten wel tenlastegelegde feiten niet bewezen kan worden.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde onder feit 5 is strafbaar gesteld bij artikel 231 Sr. Het bewezenverklaarde onder feit 6 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 435 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 5 het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument;
feit 6 subsidiair de overtreding: door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam opgeven.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een straf, korter dan de duur van de voorlopige hechtenis passend is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Voorts overweegt de rechtbank omtrent de bewezen feiten als volgt.
Gebruik maken van een vals paspoort
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van een vals paspoort. In zijn algemeenheid schaadt dit misdrijf het vertrouwen dat burgers en autoriteiten in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van een paspoort moeten kunnen stellen. In het onderhavige geval heeft het gebruik van een vals paspoort verdachte in staat gesteld om zijn ware identiteit lange tijd voor de politie verborgen te houden.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) heeft voor het bezit van een vals paspoort, zoals strafbaar gesteld in art. 231 lid 2 Sr, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en legt ter zake van dit feit aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op.
Opgeven van een valse naam
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opgeven van een valse naam. Hij heeft geprobeerd om, na te zijn aangehouden, de politie te misleiden door deze overtreding te plegen. De strekking van deze strafbaarstelling is een dergelijke misleiding te voorkomen.
Het LOVS heeft voor deze overtreding geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank acht – gezien de strafmaat voor soortgelijke overtredingen – een onvoorwaardelijke geldboete van € 250 passend.
Concluderend
Aan verdachte wordt daarom voor het gebruik maken van een vals paspoort een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. Voor het opgeven van een valse naam legt de rechtbank een onvoorwaardelijke geldboete op van € 250, bij niet betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen ploertendoder, anabolenampul en koffer met kogelwerende vesten vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl zij bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van inbeslaggenomen sleutels.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 36b, 36d en 62 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair, de feiten 2, 3, 4 en feit 6 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 5 en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 5 en 6 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 5: opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument;
feit 6 subsidiair: door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam opgeven;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 5 en 6 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 5 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 6 subsidiair bewezenverklaarde tot een geldboete van 250 (tweehonderdenvijftig) euro, subsidiair 5 dagen hechtenis;
beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen ploertendoder, anabolenampul
en koffer met kogelwerende vesten;
- gelast de teruggave gelasten aan verdachte van de inbeslaggenomen sleutels.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Bewijsmiddelen feit 5 (gebruik maken van een vals reisdocument)
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2007 (proces-verbaalnummer 2006297872-1), pagina 54/41678, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik verbalisant [betrokkende 68] verklaar het volgende.
Op dinsdag 21 november 2006 bevond ik mij op de openbare weg, de Oudezijds Achterburgwal. Aldaar zag ik de mij ambtshalve bekende man, genaamd [betrokkene 70] lopen. Tevens zag ik dat naast [betrokkene 70] een man liep, die ik, verbalisant, niet van naam kende. Ik, verbalisant, stelde hierop een onderzoek in naar de identiteit van de mij onbekende man. Ik hield deze man staande en vroeg hem naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd:
Naam : [betrokkene 88] (man)
Voornamen : [U]
Geboren te : [plaats]
Geboren op : 1964
Geboorteland : [land]
Tijdens de staandehouding van [betrokkene 88] toonde deze mij een ter zijner name gesteld Turks Paspoort, paspoort nummer: [nr.], voorzien van een goedgelijkende pasfoto.
2.
Het proces-verbaal van fotoherkenning van verbalisant [betrokkende 68] van 5 juni 2007, voorzien van een kleurenfoto van een manspersoon, pagina 54/41684, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
[BETROKKENE 88], geboren op 1964, te [plaats] in [land].
(Blijkens [T] Paspoort, nr: [nr.]).
Ik, verbalisant, verklaar dat de op deze foto afgebeelde persoon en de in het proces-verbaal nummer: 2006297872 genoemde persoon dezelfde persoon is.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in de zaak van verdachte van 1 november 2010, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkende 68], zakelijk weergegeven:
Ik ken een persoon met de naam [betrokkene 70]. Ik herinner mij dat ik een keer een persoon op de Wallen in Amsterdam heb staande gehouden die zich legitimeerde als [betrokkene 88]. Het kan kloppen dat dat op 21 november 2006 is geweest.
De voorzitter toont aan de getuige de foto voorkomend op pagina 54/41682 (foto 1).
De persoon die staat afgebeeld op pagina 54/41682 ken ik niet, maar ik heb die foto wel gezien.
De voorzitter toont aan de getuige de foto voorkomend op pagina 54/41683 (foto 2).
De man op de foto op pagina 54/41683 ken ik qua gezicht, omdat ik die man – voor zover het mij nu bijstaat – toen gecontroleerd heb. Deze persoon kwam wel vaker op de Wallen. Ik ken hem niet van naam, alleen van gezicht.
Ik heb in mijn proces-verbaal van 5 juni 2007 vermeld dat de persoon die ik staande heb gehouden mij een paspoort heeft getoond voorzien van een goedgelijkende pasfoto van [betrokkene 88].
Op de vraag van de voorzitter waarom ik een half jaar later kan verklaren dat ik nog weet dat de man op beide foto’s dezelfde persoon is, kan ik het volgende zeggen.
Als je naar de kaak- en gezichtslijn kijkt lijken deze mannen wel op elkaar. Alleen heeft hij een andere haardracht en een andere bril. Ik heb foto 1 en 2 vergeleken en de kaaklijnen komen overeen, de lippen komen overeen, de neuzen komen overeen. De haardracht zegt mij niet zoveel en ook niet of iemand een snor, baard of bril heeft. Ik let op de hiervoor genoemde kenmerken. Ik heb dat als een soort vaste checklist in de loop der tijd zo geleerd als verbalisant. Ik heb deze persoon ’s nachts gecontroleerd met behulp van een zaklamp. Ik weet dat dit de man is die mij destijds het paspoort heeft laten zien, omdat ik dat op papier gezet heb. Het maakt niet uit dat ik daarvan pas een half jaar later een proces-verbaal heb opgemaakt. Ik wist mij een half jaar later nog te herinneren dat het de man was die ik had gecontroleerd. Ik heb een redelijk fotografisch geheugen. Beroepsmatig kan ik hem dan een half jaar later nog wel herkennen. Gezichten onthoud ik altijd, maar ik kan er dan geen naam bij zetten. Ik heb deze persoon daarna nog meerdere keren gezien op de Wallen, maar omdat zijn identiteit voor mij toen al vaststond heb ik hem verder niet meer gecontroleerd.
4.
Het proces-verbaal van 24 augustus 2007, pagina 16/8001 t/m 8003, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ten behoeve van het onderzoek is een fotoserie samengesteld waarin verdachtenfoto’s zijn opgenomen. De foto’s zijn onder de navolgende nummers gerubriceerd:
39 [verdachte MY], geboren op 1963 te [plaats] (land).
5.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming op 7 februari 2007, pagina 10/4958, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam en adres van degene onder wie in beslag is genomen: [verdachte MY], [adres] te [plaats]
IBN-code
V Fouillering [verdachte MY]
V.01 [T] paspoort op naam van [betrokkene 88] -1964.
Bewijsmiddelen feit 6 (opgeven van een valse naam)
1.
Het proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling van [betrokkene 88], opgemaakt op 8 februari 2007, pagina 21/9805, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op donderdag 8/2/2007 te 04.30 uur, werd in het bureau van politie te Deventer voor mij, [betrokkene 69], inspecteur van politie, als zodanig hulpofficier van justitie, geleid een persoon die mij verklaarde te zijn:
Naam: [betrokkene 88]
Voornaam: [U]
Geboorteplaats: [plaats] (land)
Geboortedatum: 1964.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte MY] van 8 februari 2007 (1e verhoor), pagina 54/41691, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Mijn juiste naam is inderdaad [verdachte MY], geboren te 1963 te [plaats].
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte MY] van 10 februari 2007 (2e verhoor), pagina 54/41697, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Opmerking verbalisanten: in je eerste verhoor heb je aangegeven dat de door jou in eerste instantie opgegeven naam niet juist is. Je hebt toen een andere naam opgegeven.
Vraag: De naam die je in het eerste verhoor hebt opgegeven, is dat je echte naam?
Antwoord: Ja dat is mijn echte naam.