ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5490

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/963009-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie in de Sneep-zaak II

In de zaak van de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo, is op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte RY, die werd beschuldigd van mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een reeks openbare terechtzittingen die plaatsvonden tussen 27 mei 2009 en 18 februari 2011. De officier van justitie, mr. I.A.H.M. Schepers, vorderde een gevangenisstraf voor de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op twee hoofdpunten: het zich schuldig maken aan mensenhandel ten aanzien van betrokkene 39 en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van betrokkene 39, werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de mensenhandel als de deelname aan de criminele organisatie, en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT, NEVENZITTINGSPLAATS ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/963009-07
datum vonnis: 18 februari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Utrecht, zitting houdende te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het landelijk parket tegen:
[verdachte RY],
geboren op [geboortejaar] in [geboorteplaats] [geboorteland],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2009, 10 juni 2009, 28 oktober 2009, 16 februari 2010, 18 februari 2010, 3 maart 2010, 23 augustus 2010, 26 augustus 2010, 27 september 2010, 19 oktober 2010,
1 november 2010, 2 november 2010, 3 november 2010, 10 november 2010, 17 november 2010, 5 januari 2011 en 18 februari 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.A.H.M. Schepers en van hetgeen door de raadsman mr. F.D.W. Siccama,
advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 39], dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 07 februari 2007 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [betrokkene 39], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van(een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 39]
en/of
- die [betrokkene 39] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 39] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 39] en/of
- die [betrokkene 39] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 39]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- voornoemde [betrokkene 39] geslagen en/of gestompt en/of onder druk gezet en/of misbruik gemaakt van de afhankelijke/ontredderde positie waarin die [betrokkene 39] verkeerde en/of
- die [betrokkene 39] in een woning van (een van) verdachtes mededader(s) ondergebracht en/of laten (in)wonen en/of (hiertoe) (de) spullen van die [betrokkene 39] uit haar eigen woning (op)gehaald en/of (vervolgens) overgebracht naar eerdergenoemde woning en/of
- die [betrokkene 39] als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) inkomsten) van die [betrokkene 39] als prostituee en/of die [betrokkene 39] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of de keuze-/ bewegingsvrijheid van die [betrokkene 39] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- die [betrokkene 39] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 39] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gebracht/gehouden en/of
- een medebewoonster/-prostituee van die [betrokkene 39] geslagen en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [betrokkene 39] geen of (te) weinig weerstand tegen verdachte en/of verdachtes mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [betrokkene 39] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of
- die [betrokkene 39] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [betrokkene 39] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan [verdachte SB] de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 07 februari 2007 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [betrokkene 39], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 39]
en/of
- die [betrokkene 39] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 39] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 39] en/of
- die [betrokkene 39] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 39] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 39]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) (telkens)
- voornoemde [betrokkene 39] geslagen en/of gestompt en/of onder druk gezet en/of misbruik gemaakt van de afhankelijke/ontredderde positie waarin die [betrokkene 39] verkeerde en/of
- die [betrokkene 39] in [verdachte SB]'s woning ondergebracht en/of laten (in)wonen en/of
- die [betrokkene 39] als prostituee laten werken en/of toegezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) inkomsten) van die [betrokkene 39] als prostituee en/of die [betrokkene 39] (verder) in de gaten gehouden en/of gecontroleerd en/of de keuze-/ bewegingsvrijheid van die [betrokkene 39] ingeperkt en/of
- die [betrokkene 39] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 39] (aldus) in een (verder) van hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), afhankelijke positie gebracht/gehouden en/of
- een medebewoonster/-prostituee van die [betrokkene 39] geslagen en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [betrokkene 39] geen of (te) weinig weerstand tegen die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [betrokkene 39] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) en/of
- die [betrokkene 39] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [betrokkene 39] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van die [verdachte SB] en diens mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks bovengenoemde periode, in elk geval in of omstreeks de periode van 29 tot en met 31 januari 2007, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde [betrokkene 39] onder druk te zetten en/of (de) spullen van die [betrokkene 39] uit haar eigen woning (op) te halen en/of (vervolgens) over te brengen naar [verdachte SB]'s woning en/of die [betrokkene 39] (als prostituee) voor voormelde [verdachte SB] en/of diens mededader(s) (mede) in de gaten te houden en/of te controleren.
2.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2006, althans de maand september 2006, tot en met 07 februari 2007 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [verdachte SB] en/of [verdachte HB] en/of [verdachte UT] en/of [verdachte MD] en/of [verdachte BI] en/of verdachte ('de organisatie [B]'), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers) en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Daardoor wordt verdachte niet geschaad in zijn verdediging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat voor feit 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, de gevangenneming van verdachte gevorderd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Feitelijk gedeelte van de tenlastelegging
De tenlasteleggingen in de zaken van Sneep II zijn voor wat betreft de mensenhandel toegespitst op de in artikel 273a (oud)/273f en in een enkel geval ook in 250a (oud) Sr, telkens in het eerste lid omschreven onderdelen. De opbouw van de tenlastelegging is steeds dat eerst de onderdelen zijn omschreven, gevolgd door een passage die begint met ‘immers’, welke passage de feitelijke omschrijving bevat. De rechtbank duidt in haar overwegingen in voorkomende gevallen dat deel van de tenlastelegging soms aan als ‘het feitelijk deel van de tenlastelegging’ of ‘de feitelijke omstandigheden’ maar ook wel als ‘de feitelijkheden’. Met die laatste term wordt dan niet bedoeld: feitelijkheden in de zin van de als dwangmiddel in de delictsomschrijving opgenomen wetsterm. Wanneer dat wél wordt bedoeld, vermeldt de rechtbank dat uitdrukkelijk.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en sub 4°, Sr
- Gebondenheid aan de tenlastelegging
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging er toe strekt voor de procesdeelnemers – zowel voor het openbaar ministerie en de rechter als voor de verdachte en eventueel de benadeelde partij – de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Afgezien van de wettelijke wijzigings- en aanvullingsmogelijkheden (artikelen 312, 313 en 314 Sv) kan de rechter aan de tenlastelegging overeenkomstig haar kennelijke strekking een uitleg geven die met de bewoordingen ervan niet letterlijk overeenstemt, mits die uitleg met die bewoordingen niet onverenigbaar en ook overigens niet onbegrijpelijk is alsmede ook voor de andere procesdeelnemers duidelijk is. Eventuele kennelijke misslagen kunnen aldus worden hersteld (vgl. HR 27 juni 1995, NJ 1996, 126 en 127).
- Tenlastelegging in Sneep II
In de zaken die onder de naam Sneep II aan de rechtbank zijn voorgelegd, zijn de tenlasteleggingen die betrekking hebben op mensenhandel, in de meeste gevallen volgens een vast patroon opgebouwd. Primair wordt verdachte verweten dat hij als pleger of medepleger betrokken is geweest, subsidiair is medeplichtigheid tenlastegelegd. In vrijwel alle zaken is onder meer artikel 273f, eerste lid sub 4°Sr, of de corresponderende strafbaarstelling in de vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr, tenlastegelegd. Dit onderdeel ziet op degene die in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie of situatie van onvrijwilligheid (dat zijn de onder 1° genoemde omstandigheden waarbij een dwangmiddel is gebruikt ) enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten. Volgens de wetsgeschiedenis is deze culpoze variant ingevoerd met het oog op personen voor wie niet bewijsbaar geldt dat zij zelf de dwangmiddelen hebben aangewend om een vrouw te dwingen of te bewegen zich tot prostitutie beschikbaar te stellen, maar die, in een situatie waarin een vrouw door anderen daartoe gedwongen of bewogen zich prostitueert, zelf iets doet waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de vrouw zich daardoor prostitueert. In gewoon Nederlands: iemand doet iets, waarvan hij weet of moet vermoeden, dat een vrouw die in een uitbuitingssituatie verkeert, zich daardoor prostitueert.
- Bewijsvraag
Voor alle verdachten is een vrijwel gelijkluidende tenlastelegging uitgebracht. Voor vrijwel alle verdachten is gerequireerd tot bewezenverklaring van het (mede)plegen van mensenhandel bij alle vrouwen. Het is de taak van de rechtbank op basis van de tenlastelegging tot een oordeel te komen. De rechtbank constateert bij beantwoording van de bewijsvraag dat niet alle verdachten op eenzelfde wijze bij de verweten gedragingen betrokken zijn geweest. Daardoor kan in veel gevallen opzet en/of medeplegen niet bewezenverklaard worden.
- Sub 4°
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het gedachtestreepje dat ziet op sub 4° in die gevallen bewezen kan worden.
In het huidige sub 4° - en de voorlopers daarvan in de inmiddels vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr - heeft de wetgever, voor zover in deze zaak van belang, naar het oordeel van de rechtbank twee situaties strafbaar willen stellen, te weten:
1) een ander met de onder lid 1, sub 1° genoemde middelen dwingen of bewegen, zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid of diensten, en
2) onder de omstandigheden van lid 1, sub 1°, enige handeling ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een ander zich daardoor beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten.
Onder 1) valt de uitbuiter zelf, onder 2) bijvoorbeeld degene die door de officier is aangeduid als “facilitator”, ofwel een persoon die op de hoogte is van de uitbuiting en daarbij zelf ook enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moeten vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele diensten. De officier van justitie heeft steeds de delictsomschrijving van sub 4° in zijn geheel tenlastegelegd, ook al had zij, zo leidt de rechtbank uit het requisitoir af, soms alleen het oog op het tweede deel van sub 4°.
De rechtbank loopt door deze wijze van tenlasteleggen tegen een probleem op. In gevallen waarin de rechtbank niet kan bewijzen dat verdachte zelf de pleger van de uitbuiting was en dus zal vrijspreken van het eerste deel van sub 4°, blijft het tweede deel van dat gedachtestreepje over. Dat tweede deel is: dat verdachte “onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die vrouw zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten”, waarna onder “immers” de feitelijke handelingen van de uitbuiter volgen.
De rechtbank is van oordeel dat de overgebleven zin “onder genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen” onvoldoende concreet en feitelijk is. Waar doelt de steller van de tenlastelegging dan op? De genoemde omstandigheden worden daarin immers niet meer genoemd, nu het eerste deel van de tenlastelegging is weggestreept. Bovendien zijn de feitelijkheden die na “immers” volgen, geen uitwerking van “enige handeling” die door verdachte wordt verricht. De feitelijkheden die door verdachte worden verricht, staan namelijk in de tenlastelegging genoemd onder het subsidiair tenlastegelegde, ter invulling van de medeplichtigheid.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of zij de tenlastelegging verbeterd zou kunnen en moeten lezen in die zin dat de steller van de tenlastelegging het volgende heeft bedoeld ten laste te leggen: dat een medeverdachte (de uitbuiter) de vrouw heeft gedwongen of bewogen, met de dwangmiddelen van lid 1 sub 1°, om zich beschikbaar te stellen voor arbeid en diensten, door de na “immers” genoemde feitelijkheden te verrichten, terwijl verdachte onder die omstandigheden, enige handeling heeft verricht, te weten de handelingen die onder het subsidiair tenlastegelegde staan, ter invulling van de medeplichtigheid. Die feitelijkheden zou de rechtbank daar dan moeten inlezen.
Een dergelijke reconstructie is naar het oordeel van de rechtbank echter niet een uitleg van de tenlastelegging die valt binnen de door de Hoge Raad getrokken grenzen.
- De conclusie
De rechtbank zal verdachte in dergelijke gevallen (ook) vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het als artikel 273f/273a (oud), onder sub 4°/250a (oud) sub 1° Sr tenlastegelegde.
5.1 [betrokkene 39] (tenlastelegging onder feit 1)
5.1.1. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
5.1.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging
Aan verdachte is primair medeplegen en subsidiair medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 39] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 4°, 6° en 9° Sr.
Verklaringen verdachte en [betrokkene 39]
Verdachte heeft in de verhoren bij de politie in algemene zin ontkend zich aan mensenhandel schuldig te hebben gemaakt. Over [betrokkene 39] verklaart hij niets voor de bewijsvraag relevants.
[betrokkene 39] is diverse keren door zowel de politie als de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank leidt uit de verklaring van [betrokkene 39] tegenover de politie op 15 februari 2007 het volgende af. Eind januari 2007 gaat [betrokkene 39] naar een huis in Vinkeveen. Zij treft er vier mannen aan. Van één man weet zij achteraf dat het [verdachte SB] was. Hij heeft haar daar meermalen geslagen. Ook [verdachte UT] sloeg haar. In de woning zag zij ook een man die zij kent als [verdachte RY], de man die éérder dat jaar haar bodyguard was geweest. Na de mishandeling moet [betrokkene 39] haar spullen uit haar woning halen en die naar de woning van [verdachte SB] brengen. [verdachte SB] belt zijn vriendin [betrokkene 36] om haar te zeggen dat zij bij de verhuizing moet helpen. [verdachte RY] wordt meegestuurd. [betrokkene 36] heeft geholpen, [verdachte RY] stond alleen maar te kijken (pagina’s 40/18146 t/m 18148). In een politieverhoor op 22 februari 2007 herkent [betrokkene 39] [verdachte RY] op foto 58 (de rechtbank stelt vast: verdachte). Zij verklaart in geen enkel verhoor over verdere bemoeienis van verdachte met haar in de tenlastegelegde periode.
Overige bewijsmiddelen
[betrokkene 36] is ook gehoord over het incident in de woning. Zij bevestigt met de verhuizing geholpen te hebben. Van een voorafgaande mishandeling zegt zij niets te weten. Zij noemt niet verdachte als hulp, maar “[K]” (pagina 40/18262).
Er is een aantal tapgesprekken (ordner 22, dossier verdachte) tussen [verdachte SB] en verdachte, een enkele keer valt daarin de naam “[betrokkene 39]”. [betrokkene 39] is, zoals de rechtbank uit het dossier afleidt, de werknaam van [betrokkene 39]. De rechtbank kan geen voor de tenlastelegging relevant verband vaststellen tussen de beschuldigingen van [betrokkene 39] en de inhoud van die taps.
Bewijsminimum
Wat er ook zij van de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 39], gelet op het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv, is haar enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feitelijkheden te komen. Het dossier bevat dus onvoldoende bewijsmiddelen voor de tenlastegelegde dwangmiddelen. Daarom kan niet bewezen worden dat van de onder sub 1°, sub 4° of sub 9° bedoelde situatie sprake was en evenmin dat een uitbuitingssituatie bestond waaruit opzettelijk voordeel werd getrokken als bedoeld onder 6°. Aan beantwoording van de vraag of verdachte bij een en ander als pleger, medepleger of medeplichtige betrokken is geweest, komt de rechtbank niet meer toe.
5.1.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.2 Deelneming aan een criminele organisatie (tenlastelegging onder feit 2)
5.2.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit.
5.2.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Bestaan van een organisatie?
De rechtbank komt niet toe aan beantwoording van de vraag of het bestaan van de tenlastegelegde organisatie bewezenverklaard kan worden omdat de vraag of verdachte aan zo een organisatie heeft deelgenomen reeds ontkennend beantwoord moet worden.
Deelneming door verdachte?
Verdachte ontkent dat hij deel uitgemaakt heeft van een criminele organisatie. Hij verklaart dat hij in december 2006 vanuit Turkije naar Duitsland is gekomen. Daarna is hij naar Amsterdam gegaan. Hij heeft korte tijd op de Wallen gelopen met [betrokkene 6] en [betrokkene 90]. Hij was geen bodyguard. Hij is vier of vijf keer bij [verdachte SB] thuis geweest en heeft daar één keer geslapen. Op 7 februari 2007 ging hij terug naar Duitsland, waar hij is aangehouden.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte een bodyguard is die gedurende een korte periode deel heeft uitgemaakt van de groep [B]. Omtrent de wetenschap van verdachte over het oogmerk van de organisatie merkt de officier van justitie in het requisitoir op: “Zijn wetenschap van de criminele organisatie blijkt evident rondom het gebeuren van [betrokkene 39]”.
Zoals onder 5.2 is weergegeven is het enige wat [betrokkene 39] over verdachte verklaart, dat hij aanwezig is geweest bij haar (gedwongen) verhuizing eind januari 2006 naar de woning van [verdachte SB]. Medeverdachte [verdachte MC] (pagina 50/36671) en prostituee [betrokkene 14] (pagina 6C/2941) verklaren dat verdachte bodyguard was op de Wallen. En in het dossier zitten enkele tapgesprekken tussen verdachte en [verdachte SB], van 31 januari 2007 en van 5 en 7 februari 2007 (pagina 49/36316A e.v.), waaruit afgeleid zou kunnen worden dat verdachte voor [verdachte SB] prostituees in de gaten houdt. Meer bewijs voor de betrokkenheid van verdachte heeft de rechtbank niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte op de hoogte was van het bestaan van een criminele organisatie en evenmin dat verdachte wist (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat het oogmerk van de organisatie onder meer bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals is tenlastegelegd.
5.2.3. De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5.3 Afsluitende overwegingen
Inleiding
De rechtbank zal bij gebrek aan bewijs anders dan de officier van justitie heeft gevorderd voor alle feiten vrij spreken. De rechtbank realiseert zich dat dit bevreemding kan wekken gelet op zowel de inhoud van de tenlastelegging als die van het requisitoir. De rechtbank overweegt daarom nog het volgende.
Inhoud dossier, tenlastelegging en requisitoir.
De officier van justitie heeft in het requisitoir voorbeelden opgesomd van gruwelijkheden waaraan verdachte en zijn mededaders zich naar het oordeel van het openbaar ministerie hebben schuldig gemaakt. Daarbij spreekt de officier in algemeenheden.
Zo is genoemd dat de vrouwen zeer vernederende handelingen en bejegeningen moesten ondergaan: (anale) verkrachtingen, brandmerken door middel van tatoeages, op hen urineren, gedwongen abortussen en bepalen door verdachten van de omvang van borstvergroting(en).
De rechtbank stelt vast dat de opgesomde handelingen en bejegeningen slechts enkele keren in de tenlasteleggingen van de in Sneep II terecht staande verdachten zijn opgenomen. Het urineren op vrouwen is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
De rechtbank stelt ook vast dat bij vrijwel alle wél tenlastegelegde handelingen daarvan wegens het ontbreken van bewijs zal worden vrijgesproken. Slechts één keer is bewezen geacht dat een vrouw is bewogen om een tatoeage te laten zetten en in één zaak kan bewezen worden dat verdachte als dwangmiddel bij mensenhandel, met een slachtoffer tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht.
De officier geeft verder als voorbeeld dat leden (cursivering van de rechtbank) van de groep vrouwen (cursivering van de rechtbank) aan elkaar cadeau gaven (bijvoorbeeld [betrokkene 39]). De rechtbank stelt vast dat in het hele dossier één keer sprake is geweest van een dergelijk “cadeau”, daar waar [verdachte SB] tegen [verdachte BK] zegt dat hij hem [betrokkene 39] cadeau geeft. Dit is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
Verder zouden de paspoorten van de vrouwen vaak zijn ingenomen. Dit is bij geen enkele verdachte opgenomen in de tenlastelegging. Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat dit in één geval, bij [betrokkene 22], is gebeurd.
Er zou in Vinkeveen tegen groepskorting een bungalowpark zijn afgehuurd om vrouwen en leden van de criminele organisatie onder te kunnen brengen. Tenlastegelegd is het niet.
Vrouwen moesten kort na de (borstvergrotende) operatie weer aan het werk gaan. Dit is in geen enkele tenlastelegging opgenomen en de rechtbank heeft het evenmin kunnen vaststellen.
Conclusie
Samengevat: de inhoud van het requisitoir schetst een beeld van feiten die zouden hebben plaatsgevonden, welk beeld in de tenlasteleggingen niet altijd niet is terug te vinden en in de gevallen waarin dat anders is, slechts in de twee genoemde gevallen in een bewezenverklaring uitmondt.
De rechtbank overweegt dat door de formulering van het requisitoir, bedoeld of onbedoeld, de indruk wordt gewekt dat de beschreven praktijk een algemene was. Dat alle vrouwen die in het Sneepdossier als slachtoffer worden genoemd, door het openbaar ministerie becijferd op 120, aan al deze gruwelijkheden blootgesteld zijn geweest. En ook dat alle verdachten zich hieraan hebben schuldig gemaakt, althans daarbij betrokken waren. Dat draagt bij aan een beeldvorming, ook in de media en maatschappij, die op gespannen voet staat met de feiten zoals die op basis van het dossier kunnen worden vastgesteld.
De rechtbank wil niet de ernst van de wel bewijsbare feitelijkheden bagatelliseren of iets afdoen aan de ernst van mensenhandel. De rechtbank hecht er echter aan om het door de officier van justitie geschetste beeld te relativeren, in die zin dat een substantieel aantal van de in het requisitoir genoemde algemeenheden niet zijn tenlastegelegd en geen onderbouwing vinden in het dossier en dat een groot deel van de aan verdachten wel tenlastegelegde feiten niet bewezen kan worden.
6. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen horloge (Rolex) en een geldbedrag van € 370,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.