ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5136
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot toelating cao-onderhandelingen door vakvereniging
In deze zaak heeft de Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners (NVvPO) een vordering ingesteld tegen de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Vereniging Huisartsenposten Nederland (LHV c.s.) met betrekking tot de toelating tot cao-onderhandelingen. De vordering is gebaseerd op de stelling dat LHV c.s. onrechtmatig weigeren NVvPO toe te laten tot het overleg over de cao Huisartsenzorg, die mogelijk zou ingaan op 1 april 2011. NVvPO stelt dat deze weigering onrechtmatig is, terwijl LHV c.s. aanvoeren dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat het een vordering van onbepaalde waarde betreft en NVvPO haar vordering baseert op onrechtmatige daad.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van NVvPO niet kan worden aangemerkt als een zaak betreffende een collectieve arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het geschil betreft enkel de vraag of de weigering van LHV c.s. om NVvPO tot de onderhandelingen toe te laten onrechtmatig is. De kantonrechter concludeert dat er geen rechtens relevante relatie bestaat tussen partijen met betrekking tot de cao, aangezien de enkele omstandigheid dat NVvPO een verzoek heeft gedaan en er een gesprek heeft plaatsgevonden, niet voldoende is om een geschil over de cao zelf te rechtvaardigen.
Daarom verklaart de kantonrechter zich onbevoegd om deze zaak te behandelen en verwijst de zaak naar de rolzitting van de handelskamer van de sector civiel van de rechtbank Utrecht. Tevens wijst de kantonrechter partijen erop dat verdere procedure alleen bij advocaat kan plaatsvinden. NVvPO wordt veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van LHV c.s. zijn begroot op € 200, inclusief salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter P. Krepel op 16 februari 2011.