ECLI:NL:RBUTR:2011:BP3898

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
298842 / KG ZA 10-1130
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing conservatoir beslag na toewijzing vordering door bodemrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EXPOITATIEMAATSCHAPPIJ EEMNES B.V. (eiseres) en de gemeente Bergen (gedaagde). De zaak betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gemeente Bergen was gelegd op de percelen kadastraal bekend gemeente Bergen (Limburg) M 77 en M 78. De gemeente Bergen had dit beslag gelegd ter verzekering van een vordering van EUR 1.000.000,00, die zij in een eerdere procedure had ingesteld en waarbij de bodemrechter een koopovereenkomst had vastgesteld tussen partijen.

Eemnes vorderde in kort geding de opheffing van het beslag, stellende dat het beslag onterecht was gelegd en dat er geen deugdelijke grondslag voor bestond. De gemeente Bergen voerde aan dat er sprake was van een niet onaanzienlijk restitutierisico aan de zijde van Eemnes, en dat het beslag noodzakelijk was om haar vordering veilig te stellen. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of het beslag opgeheven moest worden, waarbij de belangen van beide partijen tegen elkaar moesten worden afgewogen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Bergen voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een groot restitutierisico aan de zijde van Eemnes bestond. Eemnes had niet aangetoond dat er andere zekerheden waren en de waarde van de percelen was onvoldoende om het risico te dekken. Bovendien was het hoger beroep van de gemeente Bergen tegen het eerdere vonnis nog aanhangig, wat betekende dat de vordering van de gemeente niet summierlijk ondeugdelijk kon worden geacht. De vordering van Eemnes tot opheffing van het beslag werd afgewezen, en Eemnes werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel, handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 298842 / KG ZA 10-1130
Vonnis in kort geding van 2 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPOITATIEMAATSCHAPPIJ EEMNES B.V.,
gevestigd te Baarn,
eiseres,
advocaat mr. T.W. Phea,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE BERGEN,
zetelend te Bergen, Limburg,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.A.M. Muijres.
Partijen zullen hierna Eemnes en de gemeente Bergen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 28 december 2010, met producties;
- de faxen van 14 januari 2011 aan de zijde van de gemeente Bergen, waarbij een uittreksel uit het kadaster en een kopie van de appeldagvaarding d.d. 25 november 2010 in het geding worden gebracht;
- de mondelinge behandeling d.d. 17 januari 2011;
- de pleitnota van Eemnes;
- de pleitnota van gemeente Bergen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben elkaar in rechte betrokken. In voornoemde procedure, gevoerd voor rechtbank Roermond, die bekend is onder nummer / HA ZA 10-142, heeft de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 6 oktober 2010 onder meer het volgende beslist:
“5.1. verklaart voor recht dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de percelen kadastraal bekend gemeente Bergen (Limburg) M 77 en M 78,
5.2. veroordeelt de gemeente om binnen zes weken na betekening van dit vonnis te verschijnen op Notariskantoor Bergen, gevestigd aan de Siebengewaldseweg 9-11 te Bergen (Limburg) en daar medewerking te verlenen aan de ondertekening van de akte van levering betreffende de percelen, onder gelijktijdige voldoening van de koopprijs van EUR 8,00 per vierkante meter, kosten koper,
5.3. veroordeelt de gemeente om aan Eemnes een dwangsom te betalen van EUR 50.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in de rechtsoverweging 5.2 uitgesproken veroordeling tot medewerking aan de ondertekening van de akte van levering betreffende de percelen voldoet, tot een maximum van EUR 1.000.000,00 is bereikt […]”
2.2. Voornoemd vonnis is op 12 oktober 2010 aan de gemeente Bergen betekend.
2.3. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoekschrift van de gemeente Bergen van 19 november 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht bij beschikking van 19 november 2010 aan de gemeente Bergen verlof verleend om ten laste van Eemnes conservatoir beslag onder derden te leggen, dit ter verzekering van verhaal van de door de gemeente Bergen in haar verzoekschrift gestelde vordering op Eemnes ter grootte van in totaal EUR 1.000.000,00 aan hoofdsom.
2.4. Op 22 november 2010 heeft de gemeente Bergen om 13.45 uur de akte van levering van de percelen, kadastraal bekend gemeente Bergen (Limburg) M 77 en M 78, ondertekend onder gelijktijdige betaling van de koopprijs van EUR 8,00 per m2, zijnde in totaal EUR 815.400,00 aan Eemnes door middel van een overboeking naar de derdengeldenrekening van notariskantoor Bergen.
2.5. Uit hoofde van de in 2.3. genoemde beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht heeft de gemeente Bergen op 22 november 2010 om 14.05 uur ten laste van Eemnes conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de notaris, mr. J.S. Rieff, handelend onder de naam notariskantoor Bergen (Limburg), wonende te Cuyk en kantoorhoudende te Bergen (Limburg) aan de Siebengewaldseweg 9-11.
2.6. Bij appeldagvaarding van 25 november 2010 is de gemeente Bergen in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van 6 oktober 2010 van de rechtbank Roermond.
De gemeente Bergen vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis van 6 oktober 2010 alsmede terugbetaling van de op de derdengeldenrekening van de notaris gestorte koopsom van de percelen, kadastraal bekend gemeente Bergen (Limburg) M 77 en M 78.
2.7. Bij exploot van 29 november 2010 is het onder punt 2.5. genoemde beslag aan Eemnes overbetekend.
3. Het geschil
3.1. Eemnes vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het door de gemeente Bergen op 29 november 2010 ten laste van Eemnes gelegde conservatoire beslag onder notaris mr. J.S. Rieff, handelend onder de naam notariskantoor Bergen (Limburg), wonende te Cuyk en kantoorhoudende te Bergen (Limburg) aan de Siebengewaldseweg 9-11, op te heffen, met veroordeling van de gemeente Bergen in de kosten van het geding.
3.2. De Gemeente Bergen voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Eemnes baseert haar vordering zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1. op de stelling dat de het door de gemeente Bergen op 22 november 2010 gelegde conservatoire beslag een deugdelijke grondslag mist en het conservatoire beslag daarnaast tevens onnodig is gelegd.
De gemeente Bergen stelt zich op het standpunt dat zij ter zekerheidstelling van haar gepretendeerde vordering conservatoir beslag onder de notaris heeft doen leggen, omdat volgens haar sprake is van een niet onaanzienlijk restitutierisico aan de zijde van Eemnes.
4.2. De vraag of het beslag opgeheven moet worden, dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 705 Rv, nu het beslag is gelegd na verkregen verlof van de voorzieningenrechter op daartoe in het beslagrekest aangevoerde gronden.
Het is aan Eemnes om aannemelijk te maken dat die gronden, gelet op het bepaalde in artikel 705 Rv, onvoldoende zijn om het beslag te handhaven, dan wel dat haar belang bij opheffing van het beslag dient te prevaleren boven het belang van de gemeente Bergen.
4.3. Op grond van artikel 705 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.4. Gelet op dit criterium is voorts aan de orde de vraag of in het onderhavige geval bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag in kort geding betekenis toekomt aan een vonnis van de bodemrechter in de desbetreffende hoofdzaak, dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
Eemnes stelt zich op het standpunt dat de voorzieningenrechter in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter in eerste aanleg. De gemeente Bergen heeft voornoemde stelling gemotiveerd betwist en voert aan dat een vordering die in de bodemprocedure wordt toegewezen niet zonder meer met zich meebrengt dat het conservatoire beslag moet worden opgeheven.
4.5. Weliswaar vormt een vonnis van een bodemrechter waarbij een vordering wordt toegewezen een belangrijk gezichtspunt bij de beantwoording van de vraag of summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht, echter met dat enkele (bodem)vonnis is deze vraag niet beantwoord.
Een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag op de grond dat de vordering tot verzekering waarvan het beslag is gelegd, door de bodemrechter in eerste aanleg ten gunste van de beslagene is uitgevallen en ten ongunste van de beslaglegger is uitgevallen, moet ingeval tegen dat (bodem)vonnis hoger beroep is ingesteld, niet zonder meer worden toegewezen, ook niet onder voorbehoud van kennelijke misslagen in die uitspraak van de bodemrechter. Ook in een zodanig geval dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. De omstandigheid dat de bodemrechter in eerste aanleg in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient daarbij wel te worden meegewogen.
Ook in een geval als hier bedoeld ligt het in de eerste plaats op de weg van degene die opheffing van het beslag vordert om, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. Vergelijk HR 30 juni 2006, NJ 2007, 483 en LJN AV 1559.
4.6. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de gemeente Bergen voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er aan de zijde van Eemnes sprake is van een groot restitutierisico. De gemeente Bergen heeft aangevoerd dat zij geen andere beslagobjecten (in het kadaster) heeft aangetroffen en dat zij Eemnes heeft uitgenodigd om aan te geven of zij andere zekerheden kan bieden en of zij andere (onroerende) zaken in eigendom heeft waarop de gemeente Bergen een minder belastend conservatoir beslag kan leggen. De gemeente Bergen heeft op voornoemde uitnodiging geen reactie van de zijde van Eemnes ontvangen, ook niet tijdens de mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat er geen andere beslagobjecten voorhanden zijn.
De stelling van Eemnes dat de eigendom van de percelen grond voor de gemeente Bergen een voldoende vorm van zekerheid biedt voor verhaal van een toekomstige vordering, wordt verworpen. De gemeente Bergen heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat de percelen landbouw- en bosgrond zeer moeilijk te verkopen zijn en in totaal niet meer waard zijn dan EUR 100.000,00. Niet gebleken is dat de percelen landbouw- en bosgrond direct verkocht kunnen worden. De gemeente Bergen heeft aangevoerd dat de prijs van EUR 8,00 per m2 was ingegeven door de verwachting dat na wijziging van het bestemmingsplan op de percelen grond gebouwd zou mogen worden. Die verwachting is echter ongegrond gebleken, omdat een dergelijke bestemmingswijziging in strijd is geacht met het provinciaal beleid en niet meer zal worden gerealiseerd.
Eemnes heeft jaarstukken overgelegd. Bij deze stukken ontbreekt een goedkeurende accountantsverklaring, zodat niet valt vast te stellen of deze stukken de financiële werkelijkheid weergeven.
4.7. Eemnes grondt haar belang dat zij stelt te hebben bij opheffing van het conservatoir beslag op het feit dat zij vrijelijk dient te kunnen beschikken over de verkoopopbrengsten die haar toekomen en meer concreet dat Eemnes haar werkzaamheden kan voortzetten en ontwikkelingen kan initiëren. Eemnes heeft de percelen landbouw- en bosgrond echter al vele jaren in haar bezit. Eemnes heeft onvoldoende aangetoond dat zij al concrete plannen had met betrekking tot ontwikkelingen en dat zij de aan haar op grond van het vonnis in eerste aanleg toekomende gelden reeds had ingecalculeerd. Voorts is volgens Eemnes van belang dat zij dit jaar een belastingaanslag zal krijgen ter zake de transactie, zoals vermeld onder punt 2.4., omdat de percelen aan de gemeente Bergen zijn geleverd. Eemnes heeft echter niet aangegeven hoe hoog deze belastingaanslag zal bedragen hetgeen wel op haar weg had gelegen.
4.8. Eemnes heeft gesteld dat het beslag is gelegd voor een onzekere toekomstige vordering. De (toekomstige) vordering treedt pas in indien de gemeente Bergen in appel in het gelijk wordt gesteld. Volgens Eemnes kan een conservatoir beslag niet dienen tot zekerheid van de door de gemeente Bergen gepretendeerde vordering, nu deze een reeds bestaande grondslag ontbeert, aldus Eemnes. Deze stelling treft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen doel. De gemeente Bergen heeft terecht aangevoerd dat een beslag voor een toekomstige vordering mogelijk moet worden geacht, nu van een schuldeiser niet behoeft te worden verwacht dat zij lijdzaam toeziet tot zij op het moment van het ontstaan van de vordering tot de conclusie kan komen dat geen verhaal meer mogelijk is.
4.9. Uit het vorenoverwogene volgt het belang van de gemeente Bergen zwaarder dient te wegen dan het belang van Eemnes.
4.10. De voorzieningenrechter merkt voorts op dat Eemnes onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het inmiddels aanhangige hoger beroep van de gemeente Bergen geen, althans een te verwaarlozen kans van slagen heeft. Niet valt uit te sluiten dat het vonnis in eerste aanleg in het hoger beroep zal worden vernietigd.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de vordering waarvoor het conservatoire beslag is gelegd, niet summierlijk ondeugdelijk geoordeel kan worden.
Dit betekent dat de vordering van Eemnes zal worden afgewezen en het conservatoir beslag gehandhaafd blijft.
4.11. Eemnes zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente Bergen worden begroot op:
- vast recht EUR 568,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.663,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Eemnes in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente Bergen tot op heden begroot op EUR 1.663,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.?
CS