ECLI:NL:RBUTR:2011:BP3873
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak
Op 10 februari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht een beslissing genomen in een wrakingszaak, ingediend door mr. drs. G.M. van Duin tegen mr. [X], thans rechter in de Sector Civiel (Handel & Kanton) van deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 29 november 2010, waarbij verzoeker stelde dat mr. [X] het ontslag van de bewindvoerder op onterechte gronden had gegeven. Verzoeker meende dat de rechter partijdig en eenzijdig had gehandeld en dat de inhoud van de beschikking niet correct was behandeld. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 februari 2011, waarbij mr. J.G.M. ter Avest, advocaat van [A], aanwezig was, maar verzoeker en mr. [X] niet.
In de beoordeling van het verzoek werd vastgesteld dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien de feiten en omstandigheden waarop verzoeker zich beriep, al eerder bekend waren. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat mr. [X] sinds 1 januari 2011 niet meer betrokken was bij bewindzaken. Dit betekende dat verzoeker geen belang meer had bij het wrakingsverzoek, aangezien mr. [X] niet meer zou oordelen over het door verzoeker ingediende verzoekschrift.
De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en deze beslissing werd openbaar uitgesproken in het bijzijn van de griffier, mr. K.F. van Dam. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. P. Bender en de leden van de wrakingskamer, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en mr. A.C. van den Boogaard.