parketnummer: 16/712068-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 januari 2011
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te P.I. Utrecht, locatie Nieuwegein,
raadsman mr. G.Tj. de Jong, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 januari 2011, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk hashish buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 maart 2010;
2. meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen betrokken is geweest bij handel van hennep, hashish en marihuana in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 maart 2010;
3. op 23 maart 2010 hennep en hashish in zijn bezit heeft gehad;
4. op 23 maart 2010 wapens en munitie in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd. Ambtshalve wordt daarbij het volgende overwogen.
De rechtbank is op grond van artikel 5 lid 1 sub 2º Wetboek van Strafrecht ook bevoegd voor zover het betreft feiten die zich geheel op het grondgebied van Duitsland hebben afgespeeld (zoals hierna onder 4.3 te noemen).
De eis van dubbele strafbaarheid geldt naar het oordeel van de rechtbank voor binnen of buiten het grondgebied van de Staat brengen, niet louter voor het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat importeren in dus exporteren naar Duitsland aldaar strafbaar is.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een volledige bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende:
• Er zijn geen drugs aangetroffen bij het eerste transport (de rechtbank begrijpt: in februari 2008), er is geen bewijs dat toen 50kg hash is vervoerd.
• Er zijn ontlastende verklaringen namelijk van [getuige 1] en [getuige 2].
• De personen die in Duitsland belastende verklaringen tegen verdachte hebben afgelegd, doen dat omdat zijzelf daarmee strafvermindering verdienen.
• Verdachte heeft de Citroen C5, gebruikt door [getuige 3], wel uitgevoerd maar wist niet van de verdere gang van zaken. [getuige 4] werd de eigenaar van die auto, zoals blijkt uit de overgelegde bon.
• De 6 kg en 16 kg waren reeds in Duitsland aanwezig, het was geen uitvoer uit Nederland.
• Verdachte heeft wel telefoongesprekken gevoerd, maar hetgeen daarin besproken is (bijvoorbeeld levering) is niet uitgevoerd. Hij voerde die gesprekken om de ander om de tuin te leiden.
• Na zijn detentie in Duitsland werd verdachte benaderd door personen vanwege zijn contacten vanuit het coffeeshop-verleden. Verdachte heeft dit afgehouden, maar wel als een soort tolk gefungeerd voor een niet met name genoemde Chinees Wat verdachte zei over de telefoons, zei hij in commissie. Een en ander zou kunnen blijken uit het feitelijk verloop van de taps.
• De getuige [getuige 5] heeft redenen om onwaar over [verdachte] te verklaren.
• De gastank was in de auto van de verdachte ingebouwd om waardevolle spullen en nazi-artikelen (een hobby van zijn zoon) in de auto te vervoeren zonder dat die in het zicht lagen.
• De voorbeeldjes,genoemd in gesprekken met [A], waren voor eigen gebruik.
• De neppistolen behoorden toe aan verdachtes kinderen, verdachte heeft deze voor hen uit Spanje meegenomen.
• Verdachte had de garage in Bruinisse verhuurd aan een persoon, genaamd [naam]. De goederen in de garage en de Citroën Berlingo die bij de caravan is aangetroffen, zijn van hem. Verdachte kon, als verhuurder de box niet eens meer betreden.
• Door de politie is onvoldoende onderzoek gedaan naar deze persoon.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De vrijspraak
De rechtbank overweegt met betrekking tot het derde en vierde gedachtestreepje (ongeveer 6 kilogram in april 2008 en ongeveer 16 kilogram in april 2008) als volgt.
[getuige 6], [getuige 4] en [getuige 7] verklaren dat “[verdachte]”, respectievelijk “de Nederlander (met nummer [telefoonnummer])” dan wel [verdachte] kan beschikken over grote hoeveelheden hasj/marihuana, afkomstig uit Nederland én afkomstig uit Tsjechië.
[getuige 6] is op 15 april 2008 aangehouden door de Duitse politie, nadat hij in Fürth, Nürnberg 16,378 kilogram hasj/marihuana heeft opgehaald nadat daarover telefonisch contact was met het nummer eindigend op [telefoonnummer], één van de nummers waar [verdachte] gebruik van maakte, die hem onder meer het precieze adres heeft toegezonden. Uit telefoongesprekken en verklaringen kan worden afgeleid dat dit ging om een leverantie afkomstig van een Tsjechische plantage.
Blijkens de stukken is op 9 april 2008 een hoeveelheid van 5 of 6 kilogram (bewerkte) marihuana door [getuige 1] (terug) gegeven aan [getuige 2], die voor [verdachte] reed. [verdachte] verkoopt de marihuana vervolgens (telefonisch) aan [getuige 7], waarna [getuige 6] op diezelfde dag de genoemde marihuana uit de geparkeerde auto van [getuige 2] haalt. Onduidelijk is de aanvankelijke herkomst van de partij; dat kan Nederland zijn, maar het zou ook Tsjechië kunnen zijn, waar [verdachte] volgens verschillende verklaringen over exporthennep kan beschikken.
Voor zover sprake is van een product afkomstig uit Tsjechië zijn in het dossier geen bewijsmiddelen voorhanden die het bestanddeel “buiten het grondgebied van Nederland brengen” onderbouwen. De verdachte zal dan ook van deze feiten worden vrijgesproken.
4.3.2 Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – motivering, verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2010073549 met opschrift “dossier Jetta”.
Er is steeds sprake van processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde ambtenaren, tenzij anders is vermeld.
Die processen-verbaal zijn gebundeld in 11 ordners en 2 losse processen-verbaal en doorlopend genummerd van pagina 1 tot en met 4934. In die processen-verbaal zijn onderzoeksbevindingen gerelateerd en verklaringen van personen die zijn ver- of gehoord.
De stukken, behelzende de vertaalde verklaringen van [getuige 3], [getuige 4], [getuige 6] en [getuige 7] en de vertaalde processen-verbaal van bevindingen van Duitse opsporingsambtenaren beschouwt de rechtbank als stukken als bedoeld in artikel 344.1.5º Wetboek van Strafvordering. Deze worden slechts in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen gebezigd.
Eerste én tweede gedachtestreepje (in of omstreeks de maand februari 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish en in of omstreeks de maand maart 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish)
Pv van bevindingen (pag. 1435)
Voor de Citroën C5, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken], was oorspronkelijk een Nederlands kenteken [kenteken] afgegeven. Deze auto is uitgevoerd naar Duitsland. Bij het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit is navraag gedaan naar gegevens betreffende de uitvoer van deze Citroën C5. Uit de verkregen informatie bleek het volgende. De Citroën C5 met het kenteken [kenteken] is op 19 februari 2008 te 11.08 uur aangemeld voor export, waarna voor het voertuig exportkenteken [kenteken] werd verstrekt. Het voertuig werd aangemeld door [verdachte]. [verdachte] legitimeerde zich met zijn Nederlandse rijbewijs, nummer [nummer].
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting na het voorhouden van deze passage
Het klopt wel dat ik die auto heb uitgevoerd.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting naar aanleiding van het voorhouden van de hierna te noemen telefoongesprekken
Ik weet niet uit mijn hoofd wat mijn nummer was in 2008.
Het kan zijn dat ik met dit nummer (eindigend op [telefoonnummer], opmerking rechtbank) deze gesprekken gevoerd heb en dit toestel in handen had. Het telefoongesprek van 18 maart 2008 over de chauffeur die bij de grens was aangehouden, herinner ik me nog wel. [getuige 4] werd toen boos.
Verhoor [getuige 3] (pag. 3825, 3826 en 3954)
Op 18 maart 2008 is in het door mij gebruikte voertuig 50 kg hasj aangetroffen. Ik heb dat voertuig slechts bestuurd. Mijn opdrachtgever is [B]. [B] heeft me gevraagd of ik iets wilde bijverdienen. Ik antwoordde hem dat ik daarin geïnteresseerd was. Toen ben ik begin februari met hem samen naar Vianen in Nederland gereden. Daar hebben we de C5 afgehaald waarmee ik vandaag werd aangehouden. [B] beloofde me dat ik de auto privé kon gebruiken als ik af en toe iets privé zou afhalen in Nederland. Per rit zou ik 450 euro krijgen. Hij zei me ook dat hij voortdurend bij de auto moest kunnen en daarom een tweede sleutel had. Hij vroeg me echter het voertuig op mijn naam te zetten. Later zei hij dat ik ook maar eens wat hasj moest vervoeren. Kort na de registratie van het voertuig zijn we toen weer naar Vianen gereden. We waren echter gescheiden onderweg. [B] had een huurauto gehuurd. Ik geloof dat het een Mercedes of een BMW was. We zijn daar ’s avonds om 23.00 uur aangekomen. We zijn toen naar een hotel met de naam Vianen gereden. Iets later kwam de persoon ook naar dit hotel en zei dat het die dag niet meer zou gaan. We hebben daar toen in een tweepersoonskamer overnacht en zijn de volgende ochtend afzonderlijk terug naar Dresden gereden., Later zijn we toen weer afzonderlijk met twee voertuigen naar Vianen gereden. [B] zei me dat hij daar in de C5 nog een tank wilde laten inbouwen, zodat ik tijdens mijn ritten een grotere actieradius zou hebben. Hij reed daar weer met een huurauto naartoe, omdat hij onderweg nog andere zaken wilde afhandelen. We ontmoetten elkaar toen in het hotel in Vianen en hebben daar overnacht. De C5 werd de volgende ochtend afgehaald bij het hotel en zo rond één uur ’s middags weer teruggebracht. Later, kort voor de terugreis, heb ik ook gezien dat daar een extra gastank was ingebouwd. Ik moest toen terugrijden naar Dresden en het voertuig parkeren in een garage in de Radeberger Straße in Dresden. Vrijdags zei [B] tegen me dat ik dinsdag, vandaag dus, de volgende rit naar Vianen voor hem moest maken. Ik moest hem daar om 9 uur voor het hotel ontmoeten. Ik was vandaag echter door een file pas rond 10.30 uur voor het hotel. [B] was er op dat moment al. Hij wachtte op de parkeerplaats voor het hotel. Naast hem bevond zich nog een persoon die ik bij de autoaankoop in februari al eens had gezien. [B] vroeg me toen naar de kamer te gaan – de auto moest ik echter openlaten. Dat heb ik toen ook zo gedaan. Nadat ik klaar was met eten, legde hij me uit dat de auto er niet was, maar direct teruggebracht zou worden. Om ca. 12.45 uur gaf hij mij een teken dat de wagen er weer was. Hij vroeg me toen direct terug te rijden naar Dresden en de auto in de garage te zetten. Onderweg mocht ik echter geen pauze houden, omdat het voertuig zo snel mogelijk weer in Dresden moest zijn.
Ik heb gezien dat [B] met twee personen heeft gesproken aan de bar in het hotel in Vianen tijdens onze verblijven daar. De ene was ongeveer 170 cm lang, stevig gebouwd, ietwat lang krullend donkerblond haar, geen baard, ca. 46 of 47 jaar oud. Ik geloof dat het een Nederlander was, maar hij sprak goed Duits. Ik heb gezien dat hij in een Citroën met Nederlands kenteken rijdt. Het kan ook een C5 zijn geweest. Hij droeg meestal een bruine leren jas.
Verhoor [getuige 4] (pag. 3831 tot en met 3834)
Ongeveer eind 2007 resp. januari 2008 heb ik via mijn kennis [getuige 7] uit Kiel [naam][verdachte][naam] uit Holland / Utrecht leren kennen. Ik heb [verdachte] vervolgens ook in Holland na mijn vakantie in januari 2008 bezocht. Het werd snel duidelijk dat [verdachte] over grote hoeveelheden hasjiesj zou kunnen beschikken. Ook vertelde hij mij dat hij Tsjechische vrienden had, die in ieder geval leverden aan afnemers in het gebied Dresden. Bovendien sprak hij over de mogelijkheid dat men in een auto een gastank kon inbouwen die als verstopplaats voor drugs kon dienen. Wij kwamen overeen dat [verdachte] mij een dergelijke personenauto met bergplaats ter beschikking zou stellen. [verdachte] maakte mij duidelijk dat drugshandel met hem alleen op basis van vooruitbetaling mogelijk was. [B] was onmiddellijk bereid financieel deel te nemen aan dit soort zaken. In dit verband bood [B] aan ook voor een chauffeur te zorgen. [B] was vervolgens met de chauffeur in Holland / Vianen en zij haalden daar de personenauto C5 op. Nadat de aanmelding was gebeurd, werd de personenauto weer door [B] en diens chauffeur naar Holland gebracht. In Holland moest dan, zoals afgesproken, de tweede gastank ingebouwd worden. Veel wijst erop dat een grotere hoeveelheid naar Dresden is gebracht, omdat ik dus enkele dagen later aan [C] hasjiesj heb overhandigd. Dat moet rond 29 februari 2008 zijn gebeurd. Het zou ongetwijfeld kunnen gaan om 5 kilogram hasjiesj – ik weet het echter niet meer precies. Voor de levering van hasjiesj, volgens mijn dossier op 18 maart 2008, die vervolgens door de douane veilig gesteld werd en tot aanhouding van [getuige 3] leidde, wil ik verklaren dat ik daarvoor zelf € 10.000,00 in contanten aan [B] heb overhandigd. Het gehele verloop werd door [B] overgenomen. Ik weet dat hij met zijn chauffeur naar Holland is gereden. Vooraf waren er verschillende telefonische contacten tussen mij en [verdachte]. [verdachte] bevestigde mij later dat er een controle was geweest. In dit verband vroeg ik [verdachte] hoeveel erin had gezeten. [verdachte] noemde mij toen een getal net onder de 50, waarbij ik mij het precieze getal niet kan herinneren. Ik heb een gehuurde garage in Dresden aan de Radeberger Straße.
Verhoor [getuige 6] (pag. 4180, 4181, 4182)
Ik was in totaal twee keer met [getuige 7] in Nederland en heb de door mij beschreven Nederlander met hem samen ontmoet. Wij zaten alle twee aan de bar van het hotel. De Nederlander kwam toen zoals door mij beschreven de bar binnen en herkende [getuige 7]. Aanvankelijk hoorde ik hoe die twee op een ruzieachtige manier met elkaar spraken. Het ging om de schuldtoewijzingen in het oude proces. De Nederlander vertelde dat hij genoeg “Grass” had, meerdere honderd kilo, en dat hij niet wist waar hij daarmee naar toe moest. Bovendien hoorde ik dat de Nederlander over ten minste één marihuanaplantage in Nederland en in Tsjechië sprak. Ik hoorde dat de Nederlander wereldwijd handelt. Hij noemde ook Engeland, Spanje, Marokko en Tsjechië. [getuige 7] zei tegen de Nederlander dat hij goede hasj nodig had. De Nederlander zei vervolgens dat hij dan meteen 50 kg zou leveren en [getuige 7] ging hiermee akkoord. Gesprekken over geld heb ik nooit gehoord. Gehoord heb ik echter onder andere wel dat de Nederlander een chauffeur had die de drugs in een geprepareerde gastank van een auto zou vervoeren. In de eigenlijke gastank van de auto zit een tweede tank waarin de drugs zitten. De eigenlijke tank is met twee schroeven beveiligd. Wanneer die worden losgeschroefd, kom je bij de “drugstank”. De gasinstallatie functioneert gewoon. Het Nederlandse nummer [telefoonnummer] is van de Nederlander.
Verhoor [getuige 7] (pag. 4197 tot en met 4216)
Ergens voor juni 2007 kreeg ik [verdachte] aan de telefoon. Die sprak mij aan op oude verplichtingen en zei dat we elkaar eens moesten ontmoeten. Tijdens een later persoonlijk gesprek bevestigde [verdachte] mij dat ik een verplichting aan hem van € 100.000,- zou hebben.
In dezelfde tijd ontmoette ik [getuige 6]. Ik heb een afspraak gemaakt met [verdachte] in [naam]. Daar heb ik ook eerder meerdere ontmoetingen met hem gehad. Het klopt dat [getuige 6] van mij een simkaart met het nummer [nummer] heeft gekregen die vervolgens werd gebruikt voor het contact tussen [getuige 6] en [verdachte]. [getuige 6] en ik hebben [verdachte] ontmoet in [naam]. Als men mij vertelt dat het op 26 maart 2008 was, dan zal dat wel kloppen. [verdachte] vertelde dat hij zelf kwekerijen in Tsjechië had waarin marihuana werd verbouwd.
Handel met de marihuana was voor hem eenvoudiger te regelen. Levering van hasjiesj was moeilijker, omdat ook de leveranciers van hasjiesj meteen geld van hem zouden eisen. Ik geloof dat hij tijdens het gesprek vertelde dat een kilogram marihuana tussen de € 3.700,- en € 4.000,- zou kosten. Met betrekking tot hasjiesj vertelde hij over prijzen van tussen de
€ 1.000,- en € 1.300,- per kilogram. Er is gesproken over een hoeveelheid van 5 à 10 kg marihuana die via bemiddeling van [verdachte] uit Tsjechië naar Dresden zou worden gebracht. [getuige 6] bracht me op de hoogte dat we op 1 april 2008 naar Dresden konden rijden om de marihuana op te halen. Op 2 april 2008 heb ik in de woning van [getuige 6] meerdere pakketten marihuana gezien. Bij een ontmoeting met [verdachte] in [naam] op 4 april 2008 hebben wij [verdachte] geld overhandigd. [verdachte] stond niet meer zo afwerend tegen de mogelijkheid hasjiesj te verkopen. [verdachte] berichtte ons dat hij de mogelijkheid had een autotransport naar Duitsland te organiseren en op deze manier de hasjiesj daarheen te smokkelen. De mogelijkheid zou bestaan de hasjiesj, zoals hij dat vroeger ook al had gedaan, in de gastank van een auto te verstoppen.
- Eerste gedachtestreepje (in of omstreeks de maand februari 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish):
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 22 februari 2008 te 16.52 uur (pag. 2685 tot en met 2687)
[telefoonnummer] wordt gebeld door de Duits sprekende [nummer]. [nummer] zegt dat de auto op maandag om 10 uur omgemeld is. Dan is alles klaar. Ze zijn dan pas ’s avonds om 10 of 11 uur daar. [telefoonnummer] zegt dat het in orde is. [nummer] zegt dat de remmen en nog een paar andere dingen gemaakt moeten worden. [telefoonnummer] vraagt [nummer] om de rekening daarvan, want dat krijgen zij dan terug.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 25 februari 2008 te 16.48 uur (pag. 2694)
[telefoonnummer] vraagt NNman [telefoonnummer] of deze er 50 klaar wil houden morgen. NNman [telefoonnummer] vraagt die Kimmetjes (fonetisch). [telefoonnummer] zegt Ja, het kan zijn dat het morgen wordt of woensdag.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 26 februari 2008 te 08.23 uur (pag. 2705)
[telefoonnummer] belt naar [telefoonnummer] en zegt dat die sukkel gisteren om kwart over 12 bij motel [naam] was. [telefoonnummer] vraagt of [telefoonnummer] hem bij hem thuis wil neergooien. [telefoonnummer] gaf aan te bellen om daar wat over af te spreken en zal hem bij zijn huis neergooien.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 26 februari 2008 te 09.33 uur (pag. 2706 tot en met 2708)
[telefoonnummer] belt naar [nummer]. [telefoonnummer] zegt dat iemand tot 12 uur moet werken en de auto zo ophaalt. [nummer] vindt dit een probleem want hij moet om 1 uur daar weg. Ze spreken af elkaar in het hotel bij de bar te ontmoeten.
Sms bericht van [nummer] en [telefoonnummer] d.d. 26 februari 2008 te 10.20 uur (pag. 2709 tot en met 2711)
Zimmer 55
Pv van bevindingen (pag. 2119 tot en met 2132):
Blijkens de administratie van hotel [naam], het zogenaamde registratieformulier, heeft op 26 februari 2008 te 00.29 uur de heer [B], wonende te Dresden Duitsland, ingecheckt. [B] legitimeerde zich met zijn identiteitskaart [nummer]. Hij verbleef op kamer 55 en vertrok op 26 februari 2008.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 26 februari 2008 te 10.51 uur (pag. 2712)
[telefoonnummer] zegt dat hij de auto nu naar hem toebrengt en dat hij de tank heeft meegenomen, maar niet de beugel. [telefoonnummer] geeft aan dat hij die beugel nodig heeft. [telefoonnummer] wil hem nu brengen en morgen ophalen. Volgens [telefoonnummer] ligt het er aan of dat kan. Vanavond is daar iemand aan het werk en dan zou hij hem daarna moeten pakken. Hij had hem eigenlijk voor het weekend gepland. Dat was volgens [telefoonnummer] ook de bedoeling, maar die auto kwam niet door de keuring. Volgens [telefoonnummer] staan ze bij [naam]. Hij zal zeggen dat het even duurt.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 26 februari 2008 te 11.04 uur (pag. 2713 tot en met 2715)
[telefoonnummer] belt [nummer]. [telefoonnummer] geeft aan dat er problemen zijn en dat de man een andere beslissing moet nemen.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 26 februari 2008 te 13.38 uur (pag. 2718)
[telefoonnummer] belt [telefoonnummer] en zegt dat die auto nog niet klaar is, ze hebben hem net pas bij die gasboer gebracht. [telefoonnummer] zegt dat ze gisteravond zouden komen maar dat ze vannacht pas om kwart over twaalf kwamen. [telefoonnummer] zegt dat ze hem net om 1 uur pas bij die gozer hebben afgegooid en dan hoopt dat hij hem overmorgen klaar heeft. [telefoonnummer] houdt [telefoonnummer] op de hoogte.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 27 februari 2008 te 11.12 uur (pag. 2719 tot en met 2721)
[telefoonnummer] belt [nummer]. [nummer] zegt dat [getuige 4] er niet is en dat hij over 10 minuten terug kan bellen.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 27 februari 2008 te 11.21 uur (pag. 2722 tot en met 2724)
[nummer] belt [telefoonnummer]. [nummer] wil weten of de auto klaar is. [nummer] komt donderdagavond om 11 uur en ze rijden de volgende ochtend vroeg weer weg. [telefoonnummer] zegt dat hij straks zal terug bellen. [nummer] zegt dat ze niet zo veel van die anderen, die Tsjechen, hebben.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 27 februari 2008 te 11.30 uur (pag. 2725)
[telefoonnummer] belt naar [telefoonnummer] en zegt dat hij net gebeld is door de transporteur die hem vroeg of hij de vrijdagochtend de auto kan oppikken. [telefoonnummer] wil weten of [telefoonnummer] ervoor kan zorgen dat de auto klaar is. [telefoonnummer] zegt dat hij daar zijn best voor zal doen. [telefoonnummer] vraagt waar de auto op transport heen moet. [telefoonnummer] zegt naar Dresden en merkt op dat [telefoonnummer] dat had kunnen zien aan het kenteken.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 28 februari 2008 te 11.47 uur (pag. 2731)
[telefoonnummer] belt [telefoonnummer] en vraagt of de auto klaar is. [telefoonnummer] zegt dat hij bijna klaar is. [telefoonnummer] zegt dat hij vanavond of aan het eind van de middag eraan werkt en vraagt hoe laat [telefoonnummer] hem morgen moet hebben. [telefoonnummer] zegt dat die vent vanavond komt en in motel [naam] zit. [telefoonnummer] zegt dat hij er bij wijze van spreken zijn spullen in kan doen en dat hij er klaar mee is.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 28 februari 2008 te 15.34 uur (pag. 2733 tot en met 2735)
[telefoonnummer] belt [nummer] en zegt dat hij klaar is. [nummer] zegt dat zij er ook klaar voor zijn. De man is ongerust want blijkbaar zijn anderen te laat.
Sms bericht van [telefoonnummer] aan [nummer] d.d. 28 februari 2008 te 16.52 uur (pag. 2736 tot en met 2738)
Hotelreservering onder de naam [naam]
Sms bericht van [nummer] aan [telefoonnummer] d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2739 tot en met 2741)
OK. Bitte 2 einzelzimmer. Ankunft gegen 22.30. Möchte morgen 6 uhr starten. Am beste abrechnung heute.
Sms bericht van [telefoonnummer] aan [nummer] d.d. 28 februari 2008 te 16.57 uur (pag. 2742 tot en met 2744)
2 einzel OK.c 20x alt 1100. Bez. Gesamt 61000.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 28 februari 2008 te 22.34 uur (pag. 2754 tot en met 2756)
[nummer] belt [telefoonnummer] en zegt dat ze bij het motel zijn.
Pv van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 28 en 29 februari 2008 (pag. 283 tot en met 292)
Om 22.30 uur reed een zilverkleurige Mercedes, type S-klasse, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken], het parkeerterrein van hotel [naam], [adres] te [woonplaats], op.
Omstreeks 22.33 uur stond de voornoemde Mercedes op het parkeerdek geparkeerd. Man NN1 en NN2 stapten uit de Mercedes en liepen hotel [naam] binnen.
Omstreeks 23.26 uur reed een Citroën C5 voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] het parkeerterrein van [naam] op. Zowel deze auto als de Mercedes [kenteken] worden dicht bij elkaar geparkeerd op het parkeerdek van het hotel.
Omstreeks 6.06 uur daaraanvolgend liep NN1 in de richting van de grijze Citroën C5, voorzien van het kenteken [kenteken] en legde tassen achterin de auto. Hierna sloot NN1 het voertuig weer af. Omstreeks 6.08 uur werd waargenomen dat NN1 instapte als bestuurder van de Citroën C5 met het kenteken [kenteken] en dat NN2 instapte als bestuurder van de Mercedes met het kenteken [kenteken]. Omstreeks 6.11 uur reden beide bestuurders met genoemde voertuigen weg van het parkeerdek in de richting van snelweg A2.
Naar aanleiding van de video-opnamen konden door de Duitse politie de manspersonen NN1 en NN2 geïdentificeerd worden. NN1 betrof [getuige 3]. NN2 betrof [B].
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 02 maart 2008 te 17.31 uur (pag. 2670 tot en met 2671)
[telefoonnummer] belt naar [telefoonnummer] en zegt dat [D] van de week € 61.000 van iemand moest aanpakken. Op het moment dat hij dat aan hem gaf bleek er weer 500 te weinig te zijn.
- Tweede gedachtestreepje (in of omstreeks de maand maart 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish)
Pv van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 295 tot en met 302)
Om 08.02 uur vertrok de Citroën [kenteken] vanaf de [adres] te [woonplaats]. Om 08.24 uur werd waargenomen dat de bestuurder van de Citroën [kenteken], [verdachte] was. Om 09.50 uur stond de Citroën geparkeerd op het parkeerterrein voor het [naam] hotel [naam], gevestigd op de [adres] te [woonplaats]. Om 09.54 uur werd waargenomen dat [verdachte] aan de bar zat van het [naam] hotel. Om 10.00 uur verlaat [verdachte] met de Citroën [kenteken] het [naam] hotel. Om 10.05 uur kwam een Mercedes, type E klasse, voorzien van de Duitse kentekenplaat [kenteken] het parkeerterrein oprijden van hotel [naam] te [woonplaats]. Deze werd geparkeerd.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 18 maart 2008 te 10.10 uur (pag. 2801 tot en met 2803)
[nummer] belt [telefoonnummer] en zegt dat ze bij het motel zijn. [telefoonnummer] zegt dat hij nog een uur nodig heeft en dat hij de auto op zal halen en meenemen. [nummer] zal hem dat zeggen.
Pv van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 18 maart 2008 (pag. 295 tot en met 302)
Om 10.13 uur werd waargenomen dat [verdachte] als bestuurder in de Citroën [kenteken] kwam aanrijden en stopte voor de ingang van het hotel. Via het geopende bestuurdersraam kreeg hij een hand van NN01. Daarna wees NN01 naar de Citroën [kenteken] en [verdachte] parkeerde vervolgens de Citroën [kenteken]. Om 10.15 liep [verdachte] naar de Citroën [kenteken] en om 10.21 uur werd waargenomen dat [verdachte] als bestuurder in de Citroën [kenteken] stapte en vertrok. Om 10.48 uur wordt waargenomen dat [verdachte] aan de achterzijde van de Citroën [kenteken] stond. [verdachte] haalde meerdere zwartkleurige voorwerpen uit de Albert Heijn tas en legde deze bij de gastank. Hierbij werd het geluid gehoord van een hard voorwerp dat tegen metaal aankomt.
Omstreeks 11.03 uur werd waargenomen dat [verdachte] uit de woning op de [adres] te [woonplaats] kwam en vertrok. Om 11.39 uur parkeerde hij op de Kerkstraat in Vianen en liep naar een winkel genaamd “Just for fun”. Om 12.35 uur kwam [verdachte] met een doos, samen met NN03, de winkel “Just for fun” uit. [verdachte] liep in de richting van de Citroën [kenteken]. Later, te 12.50 uur, werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] het terrein van het [naam] hotel in Vianen opreed. Om 12.56 uur kwam NN02 met een weekendtas en een zwarte lederen schoudertas uit het hotel en stapte als bestuurder in de Citroën [kenteken] en vertrok. Om 14.04 uur werd waargenomen dat de Citroën [kenteken] de Duitse grens passeerde.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 18 maart 2008 te 17.51 uur (pag. 2809 tot en met 2811)
[nummer] belt [telefoonnummer] en zegt dat hun bestuurder weg is. Hij neemt zijn telefoon niet op, wat hij normaal altijd doet. [nummer] vraagt hoeveel erin zat. [telefoonnummer] zegt 50 of 49,3. [nummer] zegt dat hij gaat uitzoeken wat er gebeurd is.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [nummer] d.d. 18 maart 2008 te 18.27 uur (pag. 2818 tot en met 2820)
[telefoonnummer] geeft door dat de 50 die [nummer] vanmorgen gezien heeft bij de Bundesgrenzschutz zijn. [telefoonnummer] merkt op dat het jammer voor de oude man is.
Pv van bevindingen politie – douane te Duitsland (pag. 3933, 3948).
Arrestatie van [getuige 3], woonachtig te Dresden. Bij de doorzoeking van de personenauto Citroën combi C5, zilver, kenteken [kenteken] werd een tweede gastank waargenomen in de kofferbak, direct achter de rugleuning van de achterbank, die in eerste instantie aangesloten leek te zijn aan de aandrijving. Bij verder onderzoek werd echter vastgesteld dat deze niet was aangesloten. De drukmeter werd er afgeschroefd. Uit het interieur van de cilindervormige tank werden in totaal 50 pakketten à 1 kg hasj gehaald.
Foto’s van de aangetroffen hasj (pag. 3846)
- Vijfde gedachtestreepje (in of omstreeks de maand mei 2008 een hoeveelheid van 10 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish)
Pv van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 26 mei 2008 (pag. 4776-4777)
Omstreeks 08.15 uur werd waargenomen dat [getuige 2] met de personenauto, Citroën C5, kleur zwart, kenteken [kenteken], op de achterzijde van de parkeerplaats van het hotel [naam] Hamburg aanwezig is.
Sms bericht van 2743 aan 9406 d.d. 26 mei 2008 te 08.42 uur (pag. 4746)
Ben dr.
Telefoongesprek d.d. 26 mei 2008 te 08.42 uur tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (pag. 4747)
[telefoonnummer] zegt hij is er, hè? [telefoonnummer] zegt is hij er al? [telefoonnummer] zegt ja. [telefoonnummer] zegt oké dan bel ik snel op.
Telefoongesprek d.d. 26 mei 2008 te 08.42 uur tussen 2743 en [telefoonnummer] (pag. 4748)
[telefoonnummer] zegt dat hij komt. 2743 zegt oké.
Telefoongesprek d.d. 26 mei 2008 te 13.02 uur tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (pag. 4773)
[telefoonnummer] zegt dat hij tien stuks van hetzelfde daarin heeft, dat kost in Nederland zevenhonderd. [telefoonnummer] zegt oké. [telefoonnummer] zegt dat hij maar moet kijken en dat hij de chauffeur sowieso vijftig euro betaalt. [telefoonnummer] zegt dat het hem sowieso zevenhonderd kost en dan vijftig voor de chauffeur. [telefoonnummer] zegt dat hij genoeg weet.
Pv van bevindingen betreffende observaties van het observatieteam d.d. 26 mei 2008 (pag. 4777)
Omstreeks 09.43 uur werd waargenomen dat de Mercedes met kenteken [kenteken] naast de auto van [getuige 2] gaat staan op de parkeerplaats. Omstreeks 09.44 uur werd waargenomen dat [getuige 2], [E] en [F] contact hebben en naar de achterzijde van de auto van [getuige 2] lopen. Daar stopt [getuige 2] iets in een donker gekleurde tas. Om 09.45 uur geeft [getuige 2] de tas aan [E] en [F]. Om 09.46 uur worden in Duitsland [getuige 2], [E] en [F] aangehouden als verdachten van drugssmokkel.
Notitie d.d. 26 mei 2008 (pag. 4823, 4825).
Door de ingezette observatiemensen kon worden waargenomen dat [getuige 2] ingepakte pakketten in een donkere sporttas had gedaan. Bij de daaropvolgende uitgevoerde telling van de inhoud van de tas werden 10 (tien) in plastic verpakte pakketten aangetroffen. De pakketten hadden een geschat gewicht van één kilogram. Eén pakket werd vervolgens geopend, bij de inhoud gaat het om hasj in samengeperste vorm. Een uitgevoerde narcoticatest op hasj verliep positief.
Uit onderzoek is gebleken dat het 50 platen van een bruine substantie; waarvan 22 platen met een gestempeld motief: “KIM”. Het bleek 9936,6 gram te zijn. Het gaat om hars van de cannabisplant (hasj).
Verhoor [getuige 2] (pag. 3535)
Ik ben aangehouden met 10 kg hasj op 26 mei 2008 in Duitsland. Ik transporteerde de hasj van Nederland naar Duitsland. Ik reed in een Citroën C5. De drugs waren in een dubbele tank verstopt. De geprepareerde gastank is via via geregeld. De tank is ergens in mei 2008 ingebouwd.
Verklaring getuige D. van Iperen (pag. 3329 tot en met 3334)
[getuige 2] kreeg de tip dat ene [verdachte] uit Zeist een standbouwer zocht. Toen [getuige 2] voor die meneer [verdachte] uit Zeist voor de standbouw naar Duitsland moest, huurde hij op kosten van die meneer [verdachte] auto’s. Ik denk dat hij op eigen naam huurde en later de kosten verrekende met die [verdachte]. Dat afrekenen werd vaak in het [naam] afgehandeld Dit heeft [getuige 2] mij zelf altijd verteld. Hij zei dan: “Ik moet even naar [naam]. Ik moet met [verdachte] afrekenen”. [getuige 2] en zijn ouders hebben mij verteld dat [getuige 2] van [verdachte] een auto heeft gekregen. [getuige 2] liet mij zelf op internet een plaatje zien van een Citroën station, kleur zwart. Dat moet in de maand maart 2008 zijn geweest. [getuige 2] vertelde mij dat hij die auto van [verdachte] kreeg, omdat hij zo vaak naar Duitsland reed. Na enige tijd zag ik dat in die C5 een dubbele gastank was aangebracht. [getuige 2] zei dat dit was om meer kilometers te kunnen rijden. [getuige 2] moest met die auto klusjes doen. [getuige 2] heeft sinds kort een wisseling van zijn telefoonnummers. Hij vertelde mij eens dat hij dacht dat hij werd afgeluisterd. Hij heeft nu het nummer [telefoonnummer] in gebruik. Daarvoor had hij het nummer [telefoonnummer] en hij had het nummer [telefoonnummer].
Pv van bevindingen d.d. 31 maart 2010 (pag. 1352)
Nummer [telefoonnummer] behoort toe aan [A], geboren [1966] te Utrecht, en de nummers [telefoonnummer], [telefoonnummer], [telefoonnummer] en [telefoonnummer] zijn nummers van verdachte [verdachte].
Verhoor verdachte [verdachte] (pag 3477 tot en met 3480)
C/V Op 26 mei 2008 om 08:42 stuurt [getuige 2] je een SMS met als inhoud “ben d’r”. Direct daarop heb je contact met [getuige 1] en zegt hem dat “hij”er is (Er ist da). [getuige 1] zegt dat hij snel gaat bellen. Vervolgens bel je weer met [getuige 2] en vertelt hem dat “hij”komt.
V: Hoe verklaar je dit?
A: Ik bel dan weer in commissie voor die Chinees.
Alle bewijsmiddelen zoals die hiervoor ten aanzien van feit 1 en hierna ten aanzien van feit 3 zijn weergegeven en voorts:
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en 6711 d.d. 26 maart 2008 te 18.29 uur (pag. 2851)
[telefoonnummer] zegt: nou moet je eens luisteren, ik rijd altijd met weed en hasj rond he? NN: ja.
Een aantal telefoongesprekken waarin wordt gesproken over voorbeeldje(s) en getallen:
Telefoongesprek d.d. 24 februari 2010 tussen [telefoonnummer] en NN met nummer eindigend op [telefoonnummer] (pag. 3039);
Telefoongesprek d.d. 26 februari 2010 tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (pag. 3165);
Telefoongesprek d.d. 27 februari 2010 tussen [telefoonnummer] en NN met nummer eindigend op [telefoonnummer] (pag. 3057);
Telefoongesprek d.d. 01 maart 2010 tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (pag. 3069);
Telefoongesprek d.d. 03 maart 2010 tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (pag. 3083).
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en NNman d.d. 17 februari 2010 (pag. 3019-3020)
NNman met Belgisch accent wil [verdachte] vandaag zien. [verdachte] kan helemaal niets krijgen. Iedereen zit er bovenop, omdat het allemaal omhoog gaat. De shoppers betalen al 3-6. [verdachte] zegt dat in het zuiden van Nederland al 800 wordt betaald voor nat. Reken maar uit je hebt er 5 nodig voor een hele dus dan heb je al 4. [verdachte] wil het graag voortzetten, maar kan nu niet leveren.
Telefoongesprek tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 3 maart 2010 (pag. 3097-3098)
[verdachte] vertelt dat de Belgen gebeld hebben en dat ze er een stuk of 5 willen. [A] zegt dat er 7 in Apeldoorn liggen, 2 in Woerden en nog een paar in Driebergen. [verdachte] maakt een afspraak met de Belgen en stuurt ze naar [A] toe. [verdachte] laat de Belgen naar Zeeland komen en dan praten ze er wel over.
Pv van bevindingen d.d. 31 maart 2010 (pag. 1352)
Nummer [telefoonnummer] behoort toe aan [A], geboren [1966] te Utrecht en de nummers [telefoonnummer], [telefoonnummer] [telefoonnummer] [telefoonnummer] zijn nummers van verdachte [verdachte].
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting naar aanleiding van het voorhouden van de hiervoor genoemde telefoongesprekken:
Ik ken [A] wel. Het klopt wel dat ik de weken voor mijn aanhouding veel telefoongesprekken met hem heb gevoerd waarin werd gesproken over voorbeeldjes en bedragen. Ik ontken ook niet dat ik zo’n gesprek met een Belg heb gevoerd.
Ik vroeg aan die mensen altijd een voorbeeldje. Dan kreeg ik gratis softdrugs.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
Pv van bevindingen van doorzoeking d.d. 23 maart 2010 (pag. 1127 tot en met 1129, pag. 1145 tot en met 1148)
Op dinsdag 23 maart 2010 te 05.30 uur werd onder leiding van de rechter-commissaris de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] binnengetreden. In de woning werden – onder meer – de volgende goederen aangetroffen:
- 40 stuks munitie, 9mm, Browning (in de binnenzak van een herencolbert in de slaapkamer).
Pv van bevindingen van doorzoeking d.d. 23 maart 2010 (pag. 1139 tot en met 1141)
Op dinsdag 23 maart 2010 te 08.25 uur werd ter inbeslagname de garagebox aan de [adres] te Bruinisse binnengetreden. In de garagebox werden – onder meer – de volgende goederen aangetroffen:
- Twee scherfhandgranaten M75 Yoego;
- Twee lege patroonhouders;
- Twee bruine dozen, met bruin tape afgeplakt, opschrift Meuk, inhoudende zilveren grijze plastic zakken met henneptoppen;
- Grote reiskoffer op wieltjes, kleuren grijs/zwart, inhoudende transparante zakken met hennep;
- Groene stalen pers met rode krik;
- Stalen mal met los persdeel;
- Geldtelmachine, grijs.
Pv van bevindingen van doorzoeking d.d. 23 maart 2010 (pag. 1145 tot en met 1148)
Op dinsdag 23 maart 2010 te 06.10 uur werd de doorzoeking van het perceel aan de [adres], perceel [nummer] te Bruinisse geopend. In de caravan werden – onder meer – de volgende goederen aangetroffen:
- FHC B.B. Air model Gun, zwart balletjespistool;
- [kenteken] balletjespistool zwart;
- .22 patronen CCl in doosje;
- Plak hasj in bruin koffertje op grond achter bank;
- Persmal in Citroën C5 [kenteken];
- Wit plastic tasje met rol geperste hennep in Citroën Berlingo.
Pv van bevindingen (pag. 1430-1431)
Op maandag 12 april 2010 werd door de Unit Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De te onderzoeken partij was in beslag genomen tijdens een onderzoek. De aangeboden partij bestond uit:
- Partij 84303: 5768,19 gram gedroogde groene plantentoppen gewogen exclusief verpakking. Verpakt in drie grote zilveren zakken. De cannabistest was positief.
- Partij 84295: 2804,71 gram gedroogde groene plantentoppen gewogen exclusief verpakking. Verpakt in twee grote zilveren zakken en één transparante gesealde plastic zak. Cannabistest was positief.
- Partij 84314: 104,35 gram bruine plak gewogen exclusief verpakking. Cannabistest was positief.
- Partij 84316: 177,63 gram geperste gedroogde groene plantentoppen gewogen exclusief verpakking. Cannabistest was positief.
- Partij 84309: 2748,91 gram totaal gewicht, waarvan 2233,95 gram gedroogde groene plantentoppen en 515,96 gram bruine plakken en brokken, gewogen exclusief verpakking. Bovenstaande goederen zaten gezamenlijk verpakt in een trolley koffer.
De genoemde plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door ons herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. De bruine samengeperste substantie werd door ons herkend als hasjiesj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. De tests gaven een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II van de Opiumwet.
Pv van bevindingen, forensische opsporing (pag. 4907)
Naar de aangetroffen wapens en munitie tijden een zoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] op 23 maart 2010 werd door mij een onderzoek ingesteld.
De wapens betroffen achtereenvolgens:
1. Een imitatiepistool van het merk HFC, Taiwanees fabrikaat, model Double 9, kaliber 6mm BB, voorzien van het gefingeerde wapennummer [wapennummer]. Dit pistool is een exacte kopie van het bestaande P99 pistool van de Duitse wapenfabrikant Walther en daarmee voor bedreiging of afdreiging geschikt.
2. Een imitatiepistool van een onbekend merk, vermoedelijk HFC, Taiwanees fabrikaat, model Beretta, type M92F, kaliber 6mm BB, voorzien van het gefingeerde wapennummer [wapennummer]. Dit pistool is een goede kopie van het bestaande Model 92F pistool van de Italiaanse wapenfabrikant P. Beretta en daarmee voor bedreiging of afdreiging geschikt.
3. Een doosje patronen van het merk CCI, inhoudende 47 scherpe patronen van het model .22LR.
De beide imitatiepistolen als boven genoemd onder 1 en 2 zijn wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie. De aangetroffen patronen betreffen munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Pv van bevindingen (pag. 4926)
Naar de aangetroffen handgranaten in een garagebox in [woonplaats], aan de [adres] werd naar mij onderzoek ingesteld. Het betroffen hier twee handgranaten van het type M75, afkomstig uit het voormalige Joegoslavië. Beide waren voorzien van het “lot”nummer 8906. De handgranaten werden veilig gesteld, gewaarmerkt en in beslag genomen onder SIN-nummer [nummer] en [nummer].
Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van twee handgranaten bij een huiszoeking in Bruinisse op 23 maart 2010 (pag. 6/6) Deskundigen verslag als bedoeld in artikel 344.1.4º Wetboek van Strafvordering
De ontvangen handgranaten ([nummer] en [nummer]) zijn bekende explosieve constructies. De handgranaten zijn scherfhandgranaten van het type M75, vrijwel zeker geproduceerd door de fabrikant Slavko Rodic uit Bugojno (Bosnië-Herzegovina). De scherfhandgranaten zijn vrijwel zeker deugdelijk. Als een handgranaat van dit type tot ontploffing komt, ontstaat naast materiële schade, gevaar voor zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel bij personen in de omgeving (tot op een afstand in de orde van grootte van enkele tientallen meters). De scherfhandgranaten zijn aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, zoals vermeld in de Wet wapens en munitie, artikel 2, lid 1, categorie 2, sub 7.
Pv van bevindingen (pag. 4930)
Naar de aangetroffen munitie tijdens een zoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] op 23 maart 2010 werd door mij onderzoek ingesteld. Het betrof hier een doosje pistoolpatronen van het merk Sellier & Belliot, bestemd voor het bergen van 50 patronen, volgens opschrift op het doosje van het kaliber 9mm Browning Court/.380Auto. In het doosje bevonden zich nog 40 scherpe volmantel pistoolpatronen van het kaliber 9mm Browning Court. De aangetroffen patronen betreffen munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting :
Ik ben eigenaar van die garage.
De twee neppistolen heb ik meegenomen uit Spanje.
Op het moment van de doorzoeking had ik geen wapenvergunning.
De verklaring van de verdachte (pag.3438) :
De twee balletjespistolen heb ik meegenomen uit Spanje.
De .22 patronen zijn mijn eigendom.
De plak hasj in een bruin koffertje is van mij.
De geperste rol hennep was volgens mij weedafval.
Ik heb zelf geholpen spullen in de garagebox te zetten. De koffer was van mij (en ook fitness apparatuur en een bokszak). In die koffer zat buitenweed.
De patronen die zijn aangetroffen in [woonplaats] zaten in mijn colbertje. Deze lagen eerst in het dashboardkastje van de Berlingo.
4.3.3 Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt naar aanleiding van hetgeen door de verdediging is aangevoerd als volgt.
Het bewijs dat 50 kilogram of in ieder geval een grote hoeveelheid is uitgevoerd bij het eerste transport kan worden ontleend aan het kennelijk met dat transport gemoeide bedrag, aan voorafgaand telefoonverkeer over 50 Kimmetjes en aan de verklaring van [getuige 4].
De ontlastende verklaringen doen niet of onvoldoende af aan de belastende verklaringen.
Dat verklaringen van de getuigen in Duitsland zijn afgelegd om strafvermindering te bewerkstelligen, doet niet af aan hun betrouwbaarheid: alle belastende verklaringen worden op onderdelen ondersteund door de inhoud van telefoongesprekken en observaties.
De door [verdachte] genoemde gegevens leiden de rechtbank niet tot de conclusie dat zij “dus” vals over [verdachte] zouden verklaren. De verdediging heeft een verzoek om hen als getuigen te horen ingetrokken.
Een en ander geldt ook voor de getuige van Iperen: wat [verdachte] aanvoert leidt niet tot de conclusie dat haar verklaring onbetrouwbaar is en de verdediging heeft haar niet als getuige doen horen.
Relevant is dat verdachte betrokken was bij de Citroën C5, met het oorspronkelijke kenteken [kenteken]. Dat een ander eigenaar zou zijn geworden doet daarbij niet ter zake, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte
- nauw betrokken was bij de inbouw van een geprepareerde gastank
-op 18 maart 2008 als bestuurder van die auto, die toen het kenteken [kenteken] had, is gezien en
-die dag voorwerpen in de achterbak legde.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat sprake zou zijn van handelen in commissie voor een “Chinees”. Niet alleen kan verdachte geen enkel gegeven over diens identiteit geven, ook is deze in geen enkel bewijsmiddel terug te vinden. Uit de nauwkeurige observaties blijkt op geen enkel moment de aanwezigheid van een Chinees persoon. Ook uit de tapverslagen komen geen aanwijzingen in die richting naar voren. Als de stelling van verdachte aangetoond had kunnen worden door de inhoud van de taps, had het op de weg van de verdediging gelegen om (tijdig) nader onderzoek ter zake te verzoeken.
Dat het in de veelvuldige gesprekken over voorbeeldjes alleen zou gaan over die voorbeeldjes (van softdrugs, als gratis monsters) is in strijd met de inhoud en frequentie van die gesprekken én met de bij verdachte op 23 maart 2010 aangetroffen (handels)hoeveelheden hasjiesj/marihuana.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de neppistolen louter van verdachtes kinderen waren, nu dit voor het eerst op de zitting is aangevoerd en deze niet zijn aangetroffen op een van de kamers van de kinderen maar in een lade van een kast in de caravan en nu uit de eigen verklaring van de verdachte (ter zitting en aan de politie) blijkt dat hij in het verleden een wapenvergunning heeft gehad, zodat aan te nemen valt dat hij affiniteit heeft met wapens. Ook indien de verdachte deze neppistolen onder zich had voor zijn kinderen, heeft hij ze voorhanden gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging verstrekte gegevens over een persoon, [naam], zo vaag zijn (woonplaats nabij het casino in Torrelleva, Spanje; voormalige woonplaats aan de [adres] in [woonplaats] in een huis dat eigendom was van een politieagent), dat dit het bestaan van die figuur en van een overeenkomst van (ver)huur onaannemelijk maakt. Van belang is daarbij dat in de garage, naar verdachte zelf erkent, spullen van verdachte aanwezig waren.
Door de politie is voldoende onderzoek gedaan naar deze persoon en de door verdachte verstrekte gegevens.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van de mededeling van mr. De Jong dat hij geen afstand doet van de getuige [naam] dat de rechtbank op de terechtzitting van 1 juli 2010 verhoor van deze getuige heeft bevolen onder de voorwaarde dat de raadsman voldoende informatie verstrekt om hem te traceren. Aan die voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan.
De overige verweren worden weerlegd door de bewijsmiddelen (gastank, besproken leveringen gaan niet door, geen bemoeienis met transport maart 2008, verdachte wist, na uitvoer van de Citroen C5, niet van de verdere gang van zaken) .
4.3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met mei 2008 te Utrecht en te Zeist en te Bruinisse, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid hashish, in elk geval telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hashish), waaronder in elk geval
- in of omstreeks de maand februari 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish, en
- in de maand maart 2008 een hoeveelheid van 50 kilogram, en
- in de maand mei 2008 een hoeveelheid van 10 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, hashish,
telkens zijnde hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 maart 2010 te Utrecht en te Zeist en te Bruinisse, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een een ander of anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hennep en hashish en marihuana, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en hashish en marihuana, telkens zijnde hashish en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
op 23 maart 2010 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 5.768,19 gram en 2.804,71 gram en 2.748,91 gram en 104,35 gram en 177,63 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish en hennep), zijnde hashish en hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 23 maart 2010 te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, en te Zeist, voorhanden heeft gehad:
- 40 scherpe volmantelpistoolpatronen, kaliber 9mm kort, merk Sellier & Bellot, zijnde munitie van categorie III, en
- 2 scherfhandgranaten M75 Yoego, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, als bedoeld in categorie II onder 7, en
- 47 scherpe patronen, kaliber .22LR, merk CCI, zijnde munitie van categorie III, en
- 2 patroonhouders, zijnde onderdelen van wapens van categorie 2 onder III, als bedoeld in artikel 3 lid 1, en
- 2 wapens van categorie I onder 7, te weten:
• een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool Pietro Beretta model 92F, en
• een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool Walther P-99.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Voorzover onder 2 sprake is van aanwezig hebben (en gelet op de extensieve interpretatie van de in en uitvoer bepalingen in de Opiumwet van verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren) van dezelfde hasjiesj als die, bewezen verklaard onder 1, is sprake van eendaadse samenloop, is dus het feit reeds gekwalificeerd onder 1 en zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de door artikel 55 Wetboek van Strafrecht bepaalde maximumstraf
(LJN: AB8230, Hoge Raad, 03-01-1984 NJ 1984, 420);
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (de 2 namaakpistolen) en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie, meermalen gepleegd (de overige voorwerpen) .
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden. De raadsman heeft subsidiair betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een zeer korte duur passend is, eventueel gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft het eerste halfjaar van 2008 meermalen transporten van hasjiesj en/of marihuana naar Duitsland georganiseerd. Dit blijkt uit onderzoekshandelingen van de Nederlandse justitie, verricht op verzoek van de Duitse autoriteiten. Een zelfstandig Nederlands onderzoek is eind 2009 gestart, nadat de relevante stukken uit Duistland ontvangen zijn. In ieder geval in de maand voorafgaand aan verdachtes aanhouding blijkt opnieuw van betrokkenheid bij handel in hasjiesj of marihuana. Op de dag van zijn aanhouding zijn in verdachtes woning (caravan) en een garagebox ter plaatse flinke hoeveelheden, handelshoeveelheden, hasjiesj en marihuana aangetroffen.
Hennep bevat de stof THC, die gezondheidsrisico’s voor gebruikers kan opleveren. Mede om die reden heeft de wetgever het telen van hennep en de handel daarin verboden, met een aantal uitzonderingen die hier niet spelen. Met de handel in hennep in de omvang waarvan hier sprake is, worden grote criminele winsten behaald. Voorts gaat deze hennephandel vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten, soms van ernstige aard.
In dat verband is van belang dat verdachte in zijn garagebox, in zijn caravan en in een colbertje wapens en dergelijke voorwerpen zijn aangetroffen: twee scherpe granaten, scherpe patronen en twee neppistolen.
Voor (grensoverschrijdende) hennephandel zijn geen uitgangspunten voor bestraffing vastgesteld. De rechtbank zoekt aansluiting bij de uitgangspunten van het LOVS voor het telen van hennepplanten en - in mindere mate - bij de uitgangspunten voor harddrugs en betrekt in de beoordeling wat in soortgelijke zaken door deze en andere rechtbanken is opgelegd.
In het nadeel van de verdachte weegt het volgende. Er is sprake van export naar Duitsland, waar op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld (naar blijkt uit de veroordelingen van medeverdachten). Verdachte had bij de bewezen verklaarde handel een positie als “spin in het web”, zoals de officier van justitie dat noemt: hij had een centrale bemiddelende rol, tussen de Duitse kopers/groothandelaars en de Nederlandse producenten/groothandelaars. Bovendien was hij logistiek organisator: hij had een eigen chauffeur die frequent voor hem naar Duitsland reed én hij organiseerde de export van een auto naar Duitsland en vervolgens de inbouw van een gastank in die auto.
De verdachte is meermalen veroordeeld voor soortgelijke feiten, onder meer in Duitsland tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, waarvan - naar de rechtbank begrijpt uit verdachtes eigen verklaring - 3 jaar voorwaardelijk, met de voorwaarde dat hij Duitsland niet meer zou binnengaan. De bewezen verklaarde feiten starten kort na zijn terugkomst uit die detentie. Uit de veroordelingen had hij lering moeten trekken. Dat de Nederlandse veroordelingen volgens verdachte feiten betreffen waarvoor in wezen niet hij, maar de coffeeshop waar hij toen werkte aansprakelijk was doet aan dit karakter van waarschuwing niet af.
Om al deze redenen is er aanleiding om tegen deze vorm van criminaliteit krachtig op te treden door het opleggen van vrijheidsbenemende straffen van langere duur.
Reeds het aangetroffen wapentuig rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar of meer.
Toch zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen. Dit houdt verband met de deelvrijspraken wat betreft feit 1 en met het volgende dat enigszins in verdachtes voordeel weegt.
De rechtbank aanvaardt niet het beeld dat verdachte zelf van zijn rol schetst (voormalig bedrijfsleider van een coffeeshop die tegen wil en dank een beetje betrokken blijft bij de handel in softdrugs vanwege zijn kennis van de markt). Uit de stukken rijst echter ook niet een beeld van de verdachte als een meedogenloze drugscrimineel. Nergens blijkt van (dreiging met) geweld: geen van de getuigen lijkt bang om tegen verdachte te verklaren, een belastende verklaring in een eerder proces wordt in een paar minuten “uitgesproken” (verklaring [getuige 7], [getuige 6]), nergens in de taps komen bedreigingen voor, er is zelfs wat medelijden met de opgepakte koerier (telefoongesprek met [getuige 4] over [getuige 3]), er wordt op de pof geleverd en niet te moeilijk gedaan als niet al het geld betaald wordt (verklaring [getuige 7]). Atypisch is ook dat wel gebruik wordt gemaakt van wat versluierde aanduidingen, maar dat overigens verdachte haast “open en bloot” belt en afspraken in een hotel regelt. Verdachte komt naar voren als een grote “makelaar” in hasjiesj, die, zelf (medicinaal) gebruiker, zich aan wettelijke verboden gewoon niet stoort, zoals hij zich ook aan sommige andere burgerlijke conventies niet stoort.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Op de beslaglijst staan als in beslag genomen voorwerpen waarover de rechtbank een beslissing dient te nemen vermeld:
9 1.00 STK Personenauto
CITROËN C5 Kl: grijs
Betreft een duplo auto, kent moet zijn [kenteken]
10 1.00 STK Personenauto 81-VND-9
CITROËN berlingo Kl: wit
kenteken gekoppeld aan chassisnr: [kenteken]
11 1.00 STK Wapen Kl: zwart
AIR MODEL
(263343-1) Jet-A-B-02-12-11
12 1.00 STK Wapen Kl: zwart
PB
(263343-2) Jet-A-B-02-12-12
13 2.00 STK Handgranaat
(263343-6) Jet-B-01
14 1.00 STK Folie
(263343-7) Jet-B-02 Noppenfolie
15 1.00 STK Zak
plastic
(263343-8) Jet-B-03
16 2.00 STK Patroonhouder
(263343-9) Jet-B-04
17 1.00 STK Drukpers
(263343-10) Jet-B-06 Drukpers met mal
18 1.00 STK Map
(263343-14) map met certificaat Companies House
19 1.00 STK Map
(263343-15) met bewijs eigendom garage
20 1.00 STK Map
(263343-16) met bewijs eigendom 2 percelen
21 1.00 STK Papier
(263343-17) A4 ABS-Alliance Business Serve
22 1.00 STK Papier
(263343-18) A4 kopie met Davi-account
23 1.00 STK Papier
(264464-1) kwitanties en 3 losse blaadjes met Jet AB14
24 1.00 STK Papier
(264464-2) nota stacaravan en 2 herinneringen
25 1.00 STK Papier
(264464-3) losse notitieblaadjes enz.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de personenauto genoemd onder nummer 10, de Citroën Berlingo met kenteken [kenteken], terug te geven aan de rechthebbende, de heer [G]. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de goederen genoemd onder de nummers 17 tot en met 25 terug te geven aan de verdachte. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de goederen genoemd onder nummer 9 en de nummers 11 tot en met 16 te onttrekken aan het verkeer.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de op de beslaglijst onder nummer 10 genoemde personenauto aan de rechthebbende, [naam] te [woonplaats]
Gebleken is dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen onder de nummers 9, 14 en 15, terwijl deze aan verdachte toebehoren. Deze zullen dus worden verbeurd verklaard.
Verder zijn de feiten begaan met betrekking tot de voorwerpen onder de nummers 11, 12, 13 en 16 en zijn deze van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de goederen genoemd onder de nummers 17 tot en met 25 kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 11 van de Opiumwet en artikel 55 Wet wapens en munitie.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (de 2 namaakpistolen) en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie, meermalen gepleegd (de overige voorwerpen);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 januari 2011.