ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2944

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600546-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Bender
  • M.J. Veldhuijzen
  • M.H.L. Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

Op 26 januari 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van mogelijke mishandeling op 29 mei 2010, waarbij de politie de woning van de verdachte en zijn vriendin betrad. De politie constateerde verwondingen bij de vriendin, die door de verdachte waren toegebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan huiselijk geweld, wat niet de eerste keer was, aangezien hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had een verleden van geweld tegen hetzelfde slachtoffer, maar de rechtbank weegde ook mee dat het slachtoffer niet onschuldig was in de situatie. De opgelegde straf was lager dan de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 3 maanden had gevorderd. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moest houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, inclusief een behandelverplichting. Na een overtreding van de proeftijd door de verdachte, werd de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen, waarbij de gevangenisstraf werd omgezet in een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600546-10 en 16/601219-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Maarssen
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn vriendin,
[slachtoffer], heeft mishandeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een opmerking gemaakt over het al dan niet gebruiken van een machtiging tot binnentreden van de woning, maar hieraan geen juridische consequenties verbonden. Verder refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Overweging machtiging binnentreden in de woning
Of er al dan niet een machtiging tot binnentreden in de woning voorhanden was, laat de rechtbank in het midden, nu de verbalisanten op grond van artikel 2 van de Politiewet de woning mochten betreden zonder eerst een machtiging tot binnentreden te tonen, vanwege een (onmiddellijk) dreigende situatie voor de bewoners.
Overweging ten aanzien van het tenlastegelegde feit
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 29 mei 2010 wordt de politie naar de woning van verdachte en zijn vriendin,
[slachtoffer], in Amersfoort geroepen vanwege een melding van mogelijke mishandeling. Daar aangekomen beoordeelt de politie de situatie als onmiddellijk dreigend voor de bewoners en treedt de woning binnen. Verdachte en [slachtoffer] zijn aangehouden. De verbalisanten zien dat beide wenkbrauwen van [slachtoffer] opgezwollen zijn en dat zij een snee boven haar rechter wenkbrauw heeft. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verwondingen op haar lichaam haar door verdachte zijn toegebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geslagen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 mei 2010 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten
[slachtoffer] heeft geslagen tegen haar gezicht waardoor deze letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Waag en het meewerken aan urinecontroles.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende overwogen.
Door zijn vriendin te slaan heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wat in de volksmond “huiselijk geweld”wordt genoemd. Verdachte heeft een woordenwisseling in geweld laten escaleren en heeft hierdoor niet alleen letsel aan haar toegebracht, maar ook een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
- het reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2010 opgemaakt door L. Scheffers, reclasseringswerker, inhoudende een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting. De rechtbank neemt dit advies over.
- het pro justitia rapport betreffende verdachte d.d. 27 september 2009, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater, waarin verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De rechtbank neemt in aanmerking, dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld wegens huiselijk geweld, laatstelijk zelfs tegen hetzelfde slachtoffer als in de onderhavige zaak. Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat [slachtoffer] zich ook niet onbetuigd heeft gelaten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van 2 jaar.
Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en ook door het openbaar ministerie worden geëist. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ervoor om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Als bijzondere voorwaarde dient verdachte zich gedurende een proeftijd van 3 jaar te gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting bij de Waag te Utrecht, centrum voor forensische psychiatrie. De proeftijd van 3 jaar dient om de bijzondere voorwaarde zoveel mogelijk kracht bij te zetten om verdachte ervan te weerhouden zich eraan te onttrekken.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 2 maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 25 november 2009 ten uitvoer zal worden gelegd, met omzetting hiervan in een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis.
De verdediging heeft een verlenging van de proeftijd bepleit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen met dien verstande dat in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden een werkstraf voor de duur van 120 uren zal worden gelast subsidiair 60 dagen hechtenis.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- en met een proeftijd van 3 jaren;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
dat verdachte zich tijdens deze proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandeling bij de Waag te Utrecht, centrum voor forensische psychiatrie en het meewerken aan urinecontroles. Verdachte dient zich te melden 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij de reclassering van Centrum Maliebaan op de Tolsteegsingel 2a te Utrecht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 25 november 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601219-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2011.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.