ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2940

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600090-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, mishandeling, belediging van ambtenaren en diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 januari 2011 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling, belediging van ambtenaren in functie en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2010 in Veenendaal de aangeefster met een bijl heeft bedreigd en haar heeft mishandeld. De bedreiging vond plaats tijdens een ruzie, waarbij de verdachte met de bijl in de richting van het hoofd van de aangeefster zwaaide. Dit werd bevestigd door getuigen die de situatie hebben waargenomen. Daarnaast heeft de verdachte ook andere personen bedreigd en zich schuldig gemaakt aan belediging van politieagenten en het onterecht bellen van het alarmnummer 112. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere beschuldigingen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat een forse gevangenisstraf passend was, maar heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Dit besluit werd genomen in het licht van de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het hebben van werk en woonruimte. De rechtbank heeft ook het advies van de reclassering overgenomen, dat een verplicht reclasseringscontact en behandelverplichting voor de alcoholverslaving van de verdachte inhield.

De rechtbank heeft de verdachte verder veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en heeft bepaald dat bij niet-naleving van deze werkstraf vervangende hechtenis kan worden toegepast. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding van de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600090-10, 16/610260-09 (tul), 16/600326-10, 16/610090-10, 16/610071-10 en 16/610215-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te 3902 VH Veenendaal aan de [adres]
raadsvrouw mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2010 en 12 januari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/600090-10
feit 1: [slachtoffer] heeft bedreigd met een bijl;
feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 3: [getuige 1] en/of [getuige 2] heeft bedreigd met een bijl;
parketnummer 16/600326-10: [getuige 3] heeft bedreigd met een mes en/of een sleutelbos;
parketnummer 16/610090-10: 112 heeft gebeld zonder noodzaak daartoe;
parketnummer 16/610071-10: twee agenten heeft beledigd;
parketnummer 16/610215-10: een flesje en/of blikje bier gestolen heeft.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het onder parketnummer 16/600090-10 ten laste gelegde feit 2 en de feiten ten laste gelegd onder parketnummers 16/610090-10 en 16/610071-10. Voor het overige heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/600326-10:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [getuige 3] met een mes dan wel een sleutelbos heeft bedreigd. Uit de camerabeelden blijkt dat aangever [getuige 3] trappende bewegingen maakte naar verdachte, waarna enig duw- en trekwerk ontstond. Verdachte ontkent met een mes of een sleutelbos te hebben gedreigd. De verklaringen die de aangever en de getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris hebben afgelegd maken de zaak niet helderder. Alleen de getuige verklaart een mes te hebben gezien. Deze getuige bevond zich echter op 4 tot 5 meter afstand van verdachte en aangever, zodat -zeker gezien het nachtelijk duister- betwijfeld kan worden of deze getuige precies heeft kunnen zien wat er gebeurde. De aangever heeft niet zelf gezien dat verdachte een mes uit zijn broekzak trok.
Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/600090-10 feit 1:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 24 januari 2010 om 00:34 uur in Veenendaal door verdachte is bedreigd. Verdachte heeft tijdens een ruzie een bijl uit haar keuken gepakt en met de bijl horizontaal heen en weer gezwaaid. Verdachte heeft buiten met de bijl in zijn rechterhand in de richting van haar hoofd gezwaaid. Aangeefster [slachtoffer] zag dat de bijl vlak voor haar gezicht langsflitste. Bovenstaande wordt bevestigd door [getuige 2] , een vriend van haar zoon, en meerdere buurtbewoners die als getuigen zijn gehoord. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij zag dat de man achter de vrouw aan liep en een bijl in zijn hand had, waarmee hij heen en weer liep te zwaaien. Hij dreigde de vrouw ermee te slaan. Bij de politie heeft [getuige 5] verklaard dat hij zag dat verdachte met de bijl de vrouw op ongeveer 2 cm van haar hoofd miste.
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/600090-10 feit 2:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard zij van verdachte een harde vuistslag op de linkerzijkant van haar kaak kreeg. Op de dag dat zij de verklaring bij de politie had afgelegd, had zij nog steeds last van haar kaak.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] , de zoon van aangeefster en [getuige 2] .
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/600090-10 feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [getuige 1] en [getuige 2] heeft bedreigd, door een bijl aan hen te tonen. [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte met een bijl achter zich aan zag komen en verdachte liep met een versnelde pas in zijn richting. Verdachte ramde 2 a 3 keer met die bijl op de grond.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met een bijl de keuken uit kwam lopen en dat hij zich rot schrok en dat hij serieus dacht dat verdachte hem wilde aanvallen met de bijl omdat hij heel agressief uit zijn ogen keek. Verdachte is met de bijl achter hen aangerend. Ook hij zag dat verdachte een paar keer met de bijl op de grond sloeg. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bijl boven zijn hoofd heeft gehouden en daarmee in de richting van [getuige 1] en [getuige 2] is gelopen/gerend, waardoor voor het tweede gedachtestreepje van de tenlastelegging partiele vrijspraak zal volgen.
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/610090-10:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2010 .
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/610071-10:
De rechtbank acht dit het wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2010 .
Overweging ten aanzien van parketnummer 16/610215-10:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte d.d. 14 september 2010 dat hij een fles en een blik Heineken bier pakte en de fles onder zijn jas deed, waarmee hij de kassa voorbij liep ;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 september 2010 .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/600090-10
1.
op 24 januari 2010 te Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bijl slaande bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer];
2.
op 24 januari 2010 te Veenendaal opzettelijk mishandelend [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen tegen het hoofd, waardoor voornoemde dos [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
3.
op 24 januari 2010 te Veenendaal [getuige 1] en [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht : hebbende hij, verdachte, opzettelijk dreigend een bijl getoond aan die [getuige 1] en die [getuige 2],
16/610090-10
op 21 april 2010 te Veenendaal opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
16/610071-10
op 27 april 2010 te Veenendaal opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht, en [verbalisant 2], hoofdagent van Politie Utrecht, en [verbalisant 3], agent van Politie Utrecht, ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "kankerracisten" en "kankerkaaskoppen",
/610215-10
op 14 september 2010 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening bij een winkelbedrijf gevestigd aan de Passage, aldaar heeft weggenomen een flesje en een blikje bier, merk: Heineken, toebehorende aan de Albert Heijn.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/600090-10
feiten 1 en 3: telkens, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: mishandeling;
parketnummer 16/610090-10: opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
parketnummer 16/610071-10: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 16/610215-10: diefstal.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging van aangeefster [slachtoffer] door met een bijl rakelings langs haar gezicht te zwaaien. Deze bedreiging komt heel dicht bij een poging tot doodslag. Het had immers veel erger kunnen aflopen als verdachte aangeefster had geraakt.
Voorts is verdachte schuldig aan een mishandeling, belediging van ambtenaren in functie en het bellen van het alarmnummer 112, zonder dat er een noodsituatie was en een diefstal. Dit alles heeft zich in een periode van 8 maanden afgespeeld, meestal in de nachtelijke uren en voornamelijk onder invloed van alcohol. Dit soort feiten heeft een enorme invloed op het gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en in het bijzonder op de slachtoffers. De impact blijkt onder andere uit de slachtofferverklaring van een van de slachtoffers.
Verdachte heeft bovendien het gezag van personen die de orde en veiligheid dienen te handhaven ondermijnd, hetgeen de rechtbank onacceptabel vindt.
Gelet op de aard en de ernst van deze feiten acht de rechtbank in beginsel dan ook een forse gevangenisstraf een passende straf. Zeker gezien het feit dat verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 november 2010, eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft in het kader van zijn persoon in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij thans al geruime tijd op vrije voeten is, werk heeft en woonruimte. De rechtbank heeft voorts in het bijzonder gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 5 januari 2011, opgemaakt door E.A.M. van Rie, reclasseringswerker, met als advies een verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank neemt dit advies over.
Alles overwegend en op grond van de andere bewezenverklaring waartoe de rechtbank komt dan die van de officier van justitie, komt de rechtbank tot de conclusie dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een werkstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ervoor om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan verdachte zal een proeftijd worden opgelegd van
2 jaar. Als bijzondere voorwaarde dient verdachte zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting voor zijn alcoholverslaving.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 20 uren werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de Politierechter d.d. 26 maart 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft een verlenging van de proeftijd bepleit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 57, 142, 266, 267, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/600326-10 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/600090-10:
feiten 1 en 3: telkens, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:mishandeling;
parketnummer 16/610090-10: opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
parketnummer 16/610071-10: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 16/610215-10: diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en een behandelverplichting in de zin van een kortdurende klinische behandeling gericht op detoxificatie van alcohol. Verdachte dient zich te melden binnen
5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Centrum Maliebaan in Veenendaal.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 26 maart 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/610260-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. P. Bender en
mr. N.E.M. Kranenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2011.