ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2280

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
663203 UC EXPL 09-19929 LH 464
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over vergoeding voor aanwezigheidsdiensten en onduidelijkheid over werkgever na overgang van onderneming

In deze zaak vorderde de eiseres, een apothekersassistente, een vergoeding van Mediq Apotheken Nederland B.V. voor achterstallig loon en niet genoten vakantie-uren. De eiseres had de verkeerde partij gedagvaard, omdat er onduidelijkheid bestond over wie haar werkgever was na een eerdere overgang van onderneming. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet de juiste werkgever had aangeklaagd en dat zij haar onderzoeksplicht had verzaakt door niet het handelsregister te raadplegen. De kantonrechter verwees naar Europese rechtspraak over de vergoeding voor wachtdiensten en concludeerde dat de vordering van de eiseres moest worden afgewezen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd gedaan op 26 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 663203 UC EXPL 09-19929 LH 464
vonnis d.d. 26 januari 2011
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. Y.M. Kasius-Kluter,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mediq Apotheken Nederland B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Mediq Apotheken Nederland,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. Spek.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 24 februari 2010.
De comparitie na antwoord heeft geen doorgang gevonden, omdat de gemachtigde van [eiseres] niet is verschenen. In overleg met partijen is besloten schriftelijk voort te procederen.
Verwezen wordt naar het proces-verbaal van 20 mei 2010.
Vervolgens heeft [eiseres] voor repliek en heeft Mediq Apotheken Nederland voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1.1. [eiseres] vordert de veroordeling van Mediq Apotheken Nederland om aan haar te voldoen € 10.726,83 bruto aan achterstallig loon en € 4.617,-- bruto aan vergoeding voor niet genoten vakantie-uren, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de wettelijke verhoging van 50% hierover, met veroordeling van Mediq Apotheken Nederland in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
1.2. [eiseres] baseert haar vordering op de arbeidsovereenkomst die vanaf 1 juli 1998 heeft bestaan tussen haar en Mediveen Groep Nederland. Nadat de onderneming waarin zij werkzaam was, door een vennootschap behorend tot de Mediq-groep was overgenomen, is volgens haar onduidelijk gebleven wie als haar werkgever moest worden aangemerkt. Op briefpapier en loonspecificaties stond de naam van Mediq Apotheken Beheer B.V. vermeld. Deze onduidelijkheid komt voor rekening van Mediq Apotheken Nederland, aldus [eiseres].
1.3. [eiseres] maakt aanspraak op onbetaald gebleven toeslagen voor de door haar vanaf 2003 tot het einde van het dienstverband - per 1 juni 2008 - gedraaide aanwezigheidsdiensten. Voor de berekening van het tegoed beroept zij zich op de achtereenvolgende regelingen ‘Dienstcompensatie’ die haar werkgeefster heeft gehanteerd en op hetgeen in de toepasselijke CAO Apotheken daarover is bepaald. Zij verwijst naar rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, onder meer naar het Jaeger-arrest van 9 september 2003 (JAR 2003, 226). Voorts vordert [eiseres] een vergoeding voor 255,96 opgebouwde, maar gedurende het dienstverband niet genoten, vakantie-uren. Daarvoor beroept zij zich onder meer op het vakantieoverzicht over 2007.
2. Mediq Apotheken Nederland betwist de vordering. Zij is geen partij bij de arbeidsovereenkomst waarop [eiseres] haar vordering baseert. Dat zij - in plaats van Mediq Apotheken Nederland - Mediq Apotheken B.V. moest aanspreken, was voor [eiseres] kenbaar, onder meer uit de betreffende inschrijvingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Mediq Apotheken Nederland bestrijdt de vordering ook ten gronde. Een deel daarvan is verjaard. De vergoeding voor aanwezigheidsdiensten is aan [eiseres] overeenkomstig de (standaard-)CAO Apotheken betaald. Met Europese regelgeving komt de CAO niet in strijd, omdat aanwezigheidsdiensten anders (en minder) mogen worden beloond dan gewone arbeidstijd.
3. De kantonrechter overweegt het volgende.
3.1. Voorop gesteld wordt dat bij overgang van onderneming het voor de betrokken werknemer niet steeds duidelijk zal zijn wie als de nieuwe werkgever dient te worden aangemerkt. Indien een werknemer een partij ten onrechte als overnemende werkgever heeft aangemerkt door af te gaan op door die partij verstrekte inlichtingen of door de door deze partij veroorzaakte onduidelijkheid, komt dit in beginsel voor risico van die partij. Van de werknemer mag echter wel verwacht worden dat deze aan zijn onderzoeksplicht voldoet. Zo kan deze bij de betrokken partijen om opheldering vragen. Ook kan de werknemer het handelsregister van de Kamer van Koophandel raadplegen. De kantonrechter stelt vast dat (de gemachtigde van) [eiseres] geen van beide mogelijkheden heeft benut, terwijl raadpleging van het handelsregister duidelijkheid zou hebben verschaft.
3.2. [eiseres] is op 1 juli 1998 als apothekersassistente in dienst getreden van een vennootschap die handelde onder de naam Mediveen Groep Nederland. Niet in geschil is dat de onderneming waarin [eiseres] aldus werkzaam was, nadien is overgenomen door Mediq Apotheken B.V., mede handelend onder de handelsnaam Mediveen Groep Nederland. Op grond van het bepaalde in artikel 7:663 BW zijn daarmee de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst op Mediq Apotheken B.V. overgegaan. [eiseres] heeft derhalve niet haar werkgeefster, maar de holdingmaatschappij gedagvaard.
3.3. Blijkens de overgelegde gegevens uit het handelsregister van de Kamer van koophandel is Mediq Apotheken Beheer B.V. de enig aandeelhoudster van Mediq Apotheken B.V. De aandelen in Mediq Apotheken Beheer B.V. worden gehouden door Mediq Apotheken Nederland B.V., de gedaagde partij. Ook indien het, zoals [eiseres] heeft gesteld, zo mocht zijn geweest dat bij haar verwarring over de identiteit van haar werkgever is ontstaan doordat op briefpapier en loonstroken (die overigens niet in het geding zijn gebracht) de naam van Mediq Apotheken Beheer B.V. is vermeld, kan dit bij [eiseres] op zijn hoogst de indruk hebben gewekt dat dat Mediq Apotheken Beheer B.V. was, maar niet dat Mediq Apotheken Nederland B.V. haar werkgeefster was geworden. De kantonrechter tekent hierbij nog aan dat onderaan de brieven van Mediq Apotheken Beheer B.V. aan [eiseres] is vermeld dat Mediq Apotheken Beheer B.V. onderdeel is van Mediq Apotheken Nederland B.V. [eiseres] had daaruit op zijn hoogst mogen afleiden dat zij bij Mediq Apotheken Beheer B.V. in dienst was geweest, maar in ieder geval niet dat Mediq Apotheken Nederland B.V. haar werkgeefster is geweest. Over de wijze waarop destijds met haar omtrent de overgang van de onderneming van Mediveen Groep Nederland is gecommuniceerd heeft [eiseres] zich niet uitgelaten (zij heeft volstaan met te stellen dat zij bij de overname geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gekregen), zodat er ook niet van uit kan worden gegaan dat toen de schijn is gewekt dat de verkrijgende vennootschap Mediq Apotheken Nederland B.V. was. Onder de gegeven omstandigheden kan het bepaalde in artikel 7:655 BW niet tot een ander oordeel leiden. Het feit dat bij of na de overgang geen nieuw schriftelijk arbeidscontract is opgemaakt, doet hieraan niet af.
3.4. Ten overvloede overweegt de kantonrechter het volgende. Voor zover zou komen vast te staan dat van een onjuiste toepassing van de toepasselijke (CAO-)bepalingen over de aanwezigheidsdiensten geen sprake is geweest, wijst de kantonrechter erop dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de Vorel-zaak (11 januari 2007 JAR 2008, 92) heeft uitgemaakt dat niet is uitgesloten dat voor de vergoeding van de werknemer voor de wachtdienst die hij op zijn werkplek verricht, de perioden tijdens welke geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht en die waarin dat niet zo is, op verschillende wijze in aanmerking worden genomen. Het komt daarbij aan op de vraag of een dergelijke regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door de betreffende Europese richtlijnen aan werknemers zijn verleend om hun gezondheid en veiligheid doeltreffende te beschermen.
Uit hetgeen in dit geding bij dupliek (onder 16) is gesteld, maakt de kantonrechter op dat het wenselijk kan zijn dat [eiseres] en Mediq Apotheken B.V. trachten het geschil over de vergoeding voor niet genoten vakantie-uren in der minne te regelen.
3.5. [eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Bij de bepaling van de hoogte van die kosten neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat de gelaste comparitie van 20 mei 2010 geen doorgang heeft gevonden, omdat de gemachtigde van [eiseres] niet is verschenen. Op vordering van Mediq Apotheken Nederland wordt de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mediq Apotheken Nederland, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.200,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2011.