ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2175

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
285396 / HA ZA 10-926
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van schenking en volmacht in familierelatie met geestelijke hulp

In deze zaak vordert [broer eiseres] de vernietiging van een schenking van EUR 100.000,- die door zijn zus, [eiseres], aan [gedaagde] is gedaan. De schenking vond plaats op 25 maart 2009, waarbij [gedaagde] als nicht van de overleden echtgenoot van [eiseres] geestelijke hulp en verzorging heeft verleend. Na het overlijden van haar echtgenoot in 2009, heeft [eiseres] [gedaagde] een algemene volmacht verleend, die door [broer eiseres] als vernietigbaar wordt betwist. Hij stelt dat [eiseres] leed aan een geestelijke stoornis en onder druk is gezet om de volmacht en de schenking te ondertekenen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij diverse documenten en verklaringen zijn ingediend, waaronder brieven van [eiseres] en verklaringen van notaris [notaris 1] en [notaris 2]. De rechtbank oordeelt dat [broer eiseres] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de geestelijke toestand van [eiseres] en de druk die op haar zou zijn uitgeoefend. De rechtbank concludeert dat de schenking rechtsgeldig is en dat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden. De vorderingen van [broer eiseres] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank bevestigt dat de nalatenschap van [echtgenoot eiseres] geheel aan [eiseres] toekwam, en dat de schenking aan [gedaagde] een bewuste beslissing van [eiseres] was, zonder dat daar een tegenprestatie voor nodig was.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 285396 / HA ZA 10-926
Vonnis van 26 januari 2011
in de zaak van
[broer eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. Y.J.K. Meulemans te Den Bosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.H.J. Emmen te Utrecht.
Partijen zullen hierna [broer eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 augustus 2010;
- de akte tot schorsing en hervatting van [broer eiseres] waarbij de broer van mevrouw [eiseres] de zaak voortzet;
- de brief van 19 november 2010 van [broer eiseres] ten behoeve van de comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Mevrouw [eiseres] (de oorspronkelijke eiseres) is bijna 60 jaar getrouwd geweest met de heer [echtgenoot eiseres]. [gedaagde] is de nicht van [echtgenoot eiseres]. Zij heeft [echtgenoot eiseres] en [eiseres] geestelijke hulp, bijstand en verzorging verleend. Na het overlijden van [echtgenoot eiseres] op [2009] heeft [gedaagde] deze hulp voortgezet aan [eiseres].
2.2. De nalatenschap van [echtgenoot eiseres] komt geheel aan [eiseres] toe.
2.3. In de periode van 27 februari tot en met 29 september 2009 zijn diverse bedragen van de bankrekening van [eiseres] naar die van [gedaagde] overgeschreven. In totaal betreft het een bedrag van EUR 6.152,-.
2.4. Op 9 maart 2009 stuurt [broer eiseres], de broer van [eiseres], een mail aan notaris mr. [notaris 1] waarin hij onder meer schrijft:
“(…)
[voornaam eiseres] ([eiseres], toevoeging rechtbank) heeft bevestigd dat zij blij is dat ik de zorg voor mijn rekening neem als zaken voor haar onuitvoerbaar zijn geworden.
Voor de rest heb ik in U het volste vertrouwen dat U haar in raad en daad behulpzaam zal zijn.
Wij zijn het er uitdrukkelijk over eens dat zij zelf haar eigen zaken moet kunnen regelen. (…)”
2.5. Op 10 maart 2009 is ten overstaan van notaris mr. [notaris 2] (kantoorgenoot van [notaris 1]) het testament van [eiseres] verleden. In dit testament benoemt [eiseres] [gedaagde] tot enig erfgename.
2.6. In een op 17 maart 2009 door [notaris 2] opgestelde akte heeft [eiseres] aan [gedaagde] een algemene volmacht verleend, waarin [gedaagde] het recht krijgt haar:
“in alle opzichten te vertegenwoordigen en al haar belangen en rechten zonder enige uitzondering zo op het gebied van het personenrecht als op dat van het goederenrecht, het fiscaalrecht, het procesrecht en ieder ander rechtsgebied, waar te nemen en uit te oefenen, in het algemeen alle handelingen te verrichten waartoe zij zelf gerechtigd of verplicht is;”
En:
“alle handelingen bij de posterijen, giro-instellingen, deviezeninstellingen en banken te verrichten, in het bijzonder bij bankinstellingen rekeningen te openen, kredietovereenkomsten aan te gaan (…).”
2.7. Op 25 maart 2009 wordt van de bankrekening van [eiseres] een bedrag van EUR 100.000,- overgeschreven naar de bankrekening van [gedaagde] waarbij als omschrijving “schenking” is gebruikt.
2.8. In haar brief van 12 oktober 2009 aan [gedaagde] schrijft [eiseres] onder meer:
“Bij deze wil ik je bedanken voor de tijd die wij met jou mochten hebben, en vooral de aan [voornaam echtgenoot eiseres] ([echtgenoot eiseres], toevoeging rechtbank) bestede zorg in de laatste dagen dat hij bij ons was. (…)
Verder vind ik gezien de manier waarop jij direkt gebruik heb gemaakt het volledige bedrag van € 100.000,- van mijn rekening over te schrijven ongepast.
Daarom vind ik dat dit bedrag direkt terug gestort dient te worden.
Zoniet zal aangifte gedaan worden en zullen juridische stappen volgen. (…)”
2.9. Blijkens de door [notaris 2] op 13 oktober 2009 opgestelde akte heeft [eiseres] telefonisch de aan [gedaagde] verleende volmacht ingetrokken.
2.10. In haar brief van 19 oktober 2009 reageert [gedaagde] op de brief van [eiseres] (zie r.o. ?2.8). Hierin schrijft zij onder meer:
“Jouw dankbetuiging voor de samen doorgebrachte tijd en vooral de aan [voornaam echtgenoot eiseres] bestede zorg, heeft mij goed gedaan. Echter, wanneer je enkele regels daarna jouw vertrouwen in mij opzegt, nog sterker, stelt dat ik niet tot die mensen behoor die “wij” voor 100% vertrouwen, voel en ervaar ik dit als een onterechte en niet verdiende aantijging.
(…)
[voornaam eiseres], jij was bijzonder blij en verrast, dat [voornaam echtgenoot eiseres] zo goed voor gezorgd had en een aanzienlijk bedrag gereserveerd had op een rekening. Jij gaf te kennen het fijn te vinden dit met mij te delen, ook omdat [voornaam echtgenoot eiseres] dit ook zo gewild zou hebben.
Ik heb er nooit om gevraagd, jij hebt het mij aangeboden, ik heb het uiteindelijk geaccepteerd en voelde mij door jouw aandringen niet langer bezwaard.
(…)
Wij hebben samen een en ander geregeld bij de bank, als betalingskenmerk nog de term “schenking” gebruikt, dus ook rekening gehouden met schenkingsrecht.
(…)
[voornaam eiseres], het doet pijn en is nauwelijks te begrijpen hoe en waardoor onze relatie op deze onverkwikkelijke wijze moet eindigen. (…)”
2.11. Bij brief van 17 december 2009 vernietigt mr. [A] namens [eiseres] de schenking van EUR 100.000,- buitengerechtelijk. In deze brief wordt gesteld dat [eiseres] – gelet op de wens van haar overleden echtgenoot dat [gedaagde] een financiële vergoeding voor haar diensten zou ontvangen – genoegen neemt met terugbetaling van een bedrag van EUR 80.000,-. [gedaagde] wordt gesommeerd dit bedrag binnen zeven dagen terug te betalen.
2.12. In antwoord op de brief van 19 oktober 2009 (zie r.o. ?2.10) schrijft mr. Helder in haar brief van 12 januari 2010 aan [gedaagde] namens [eiseres] onder meer:
“Cliënte ontkent niet dat zij u een redelijk bedrag wilde toekennen voor de zorg die u aan haar en haar overleden echtgenoot heeft verleend. Het was echter volstrekt niet de bedoeling dat u bij leven van cliënte al een bedrag ter zake zou ontvangen. Cliënte wilde niet dat zij een groot deel van haar spaargeld bij leven zou moeten missen. Daar komt bij dat cliënte geen bedrag ter hoogte van € 100.000,00 wenste af te geven. (…)”
In deze brief wordt de schenking wegens dwaling vernietigd en wordt ook een beroep op misbruik van omstandigheden gedaan. [gedaagde] wordt gesommeerd het bedrag van EUR 100.000,- binnen een week te retourneren.
2.13. Op 7 april 2010 laat [broer eiseres] conservatoir beslag leggen op de woning van [gedaagde] en haar bankrekening.
2.14. Op 26 augustus 2010 overlijdt [eiseres].
2.15. In zijn beëdigde verklaring van 2 september 2010 verklaart [broer eiseres] ten overstaan van notaris mr. [notaris 3] onder meer het volgende:
“Hierbij verklaar ik dat het niet de bedoeling was van erflaatster ([eiseres], toevoeging rechtbank) dat mevrouw [gedaagde]g een bedrag van een honderd duizend euro (€ 100.000,00) van haar rekening mocht schrijven. Erflaatster heeft haar dan ook direct toen zij dat ontdekte gevraagd dit terug te storten. Toen mevrouw [gedaagde] dit heeft geweigerd heeft erflaatster haar aangeboden een bedrag van twintig duizend euro (€ 20.000,00) te schenken voor de gedane zorg. (…)
Erflaatster heeft tijdens haar leven niet ontkend dat zij mevrouw [gedaagde] een redelijk bedrag wilde toekennen voor de zorg die mevrouw [gedaagde] haar en haar echtgenoot heeft verleend. Het was echter volstrekt niet de bedoeling dat zij bij erflaatsters leven al een bedrag zou ontvangen. (…)
Het is erflaatsters wens dat indien zij mocht komen te overlijden dit notariële document er mede toe kunnen zal leiden dat de rechter in zijn uitspraak voldoende informatie heeft dit soort praktijken van kwaadwillenden in de toekomst te voorkomen.”
2.16. In de verklaring van erfrecht van 9 september 2010 van [notaris 3] is vermeld dat [eiseres] blijkens het Centraal Testamenten Register op 13 oktober 2009 bij testament haar broer [broer eiseres] tot enig erfgenaam heeft benoemd.
3. Het geschil
3.1. [broer eiseres] vordert samengevat dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis
- primair: voor recht verklaart dat de door [gedaagde] gestelde schenking(shandeling) rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd,
subsidiair: de door [gedaagde] gestelde schenking(shandeling) vernietigt;
- [gedaagde] veroordeelt aan [broer eiseres] te betalen een bedrag van
EUR 100.000,-, te vermeerderen met de spaarrente ter hoogte van 2% over de periode van 17 maart 2009 tot en met 25 januari 2010 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2010, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
- [gedaagde] veroordeelt aan [broer eiseres] te betalen een bedrag van EUR 6.152,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2010, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
- [gedaagde] veroordeelt een bedrag van EUR 500,- te betalen ter zake van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de kosten van het conservatoire beslag, waaronder de kosten van de exploten, te vermeerderen met de verschotten en het salaris van de advocaat;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2. [broer eiseres] stelt dat [gedaagde] met gebruikmaking van de algemene volmacht EUR 100.000,- van de bankrekening van [eiseres] naar haar eigen bankrekening heeft overgeschreven (zie r.o. ?2.7). Deze volmacht is op vier gronden vernietigbaar. De schenking, voor zover daarvan sprake is, moet volgens [broer eiseres] hetzelfde lot delen als de volmacht omdat de schenking met gebruikmaking van de volmacht is verricht.
3.3. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de volmacht vernietigbaar is, stelt [broer eiseres] ten eerste dat [eiseres] aan een geestelijke stoornis leed (in de zin van artikel 3:34 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, BW) en in geestelijke nood verkeerde. [gedaagde] en notaris [notaris 1] hebben [eiseres] onder druk gezet een testament en een algemene volmacht op te stellen. [notaris 1] heeft de advocaat van [broer eiseres] op 13 januari 2010 telefonisch bevestigd dat de gang van zaken niet juist is geweest, aldus [broer eiseres].
Ook is volgens [broer eiseres] sprake van bedrog dan wel misbruik van omstandigheden door [gedaagde]. Hij stelt daartoe dat [gedaagde] [eiseres] heeft voorgehouden alvast een en ander te gaan regelen om daarmee de schenking voor de verleende zorg en bijstand voor te bereiden. [gedaagde] heeft [eiseres] evenwel bewogen een algemene volmacht af te geven door het doen van onjuiste althans onvolledige mededelingen, terwijl zij op de hoogte was van de emotionele situatie van [eiseres].
Tot slot is sprake van dwaling aan de zijde van [eiseres]. Volgens [broer eiseres] zou [gedaagde] voor haar hulp aan [echtgenoot eiseres] en [eiseres] een vergoeding ontvangen (zie r.o. ?2.12 en r.o. ?2.15). Over de hoogte van dit bedrag zijn geen afspraken gemaakt. Deze vergoeding zou pas opeisbaar zijn na het overlijden van [eiseres]. Vanwege haar vertrouwen in [gedaagde] liet [eiseres] haar de vergoeding vast regelen. Het was in ieder geval niet de bedoeling dat [gedaagde] een bedrag van EUR 100.000,- als vergoeding zou krijgen.
3.4. Subsidiair (zo begrijpt de rechtbank) stelt [broer eiseres] dat geen sprake is van schenking, omdat zijn zus geen bevoordelingsbedoeling had. [gedaagde] moet op grond van artikel 7:176 BW volgens [broer eiseres] het bestaan van deze bedoeling bewijzen.
Zelfs al zou sprake zijn van een schenking, dan is de schenkingsovereenkomst zelf vernietigbaar, aldus [broer eiseres]. [gedaagde] is werkzaam als pastor en zij is een vertrouwenspersoon in de zin van artikel 7:178 BW. Aangezien de schenking tijdens de ziekte van [eiseres] heeft plaatsgevonden, is deze vernietigbaar. De schenking is verder vernietigbaar omdat [eiseres] leed aan een geestelijke stoornis en omdat sprake is van misbruik van omstandigheden door [gedaagde], aldus [broer eiseres].
Tot slot stelt [broer eiseres] dat [gedaagde] de grenzen van de volmacht heeft overschreden, omdat zij door het overschrijven van EUR 100.000,- niet de belangen van [eiseres] heeft behartigd.
3.5. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [broer eiseres] althans tot het afwijzen van diens vorderingen, met veroordeling van [broer eiseres] in de kosten van dit geding. Zij voert daartoe het volgende aan.
3.6. Volgens [gedaagde] heeft zij geen gebruik gemaakt van de aan haar verleende volmacht. Het bedrag van EUR 100.000,- is door [eiseres] zelf overgeschreven. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] toegelicht dat [eiseres] enorm verbaasd was dat haar overleden echtgenoot haar een bedrag van EUR 200.000,- had nagelaten. Volgens [gedaagde] wilde [eiseres] dit bedrag met haar delen om haar een buffer te geven, waarbij zij verwijst naar haar brief van 19 oktober 2009 (zie r.o. ?2.10). Zij heeft dit aanbod meermalen afgeslagen, maar uiteindelijk heeft zij de schenking geaccepteerd, aldus [gedaagde]. Omdat [eiseres] niet goed meer kon zien, heeft [gedaagde] in overleg met haar de cheque ingevuld, waarna [eiseres] de cheque heeft ondertekend. Daarna heeft [gedaagde] de cheque naar de bank gebracht. Aldus is de betalingsopdracht aan de bank door [eiseres] zelf gegeven.
3.7. Met betrekking tot de schenking voert [gedaagde] aan dat zij dat zij geen afspraken met [eiseres] en haar echtgenoot heeft gemaakt over enige financiële vergoeding voor haar hulp en bijstand. De schenking is geen uitvoering van de door [broer eiseres] gestelde afspraken. Kennelijk bedoelt [gedaagde] hiermee te zeggen dat [eiseres], anders dan [broer eiseres] betoogt, wel degelijk de bedoeling had haar te bevoordelen.
Verder betwist [gedaagde] dat de schenking vernietigbaar is.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bedrag van EUR 100.000,-
Volmacht
4.1. De vordering van [broer eiseres] dat de volmacht vernietigd moet worden en [gedaagde] gehouden is het bedrag van EUR 100.000,- terug te betalen, is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] dit bedrag met gebruikmaking van deze volmacht naar haar bankrekening heeft overgeschreven.
4.2. Gelet op het verweer, inhoudende dat [eiseres] het bedrag zelf heeft overgeschreven waarbij [gedaagde] haar alleen heeft geholpen bij het invullen en aan de bank overhandigen van de cheque (zie r.o. ?3.6), had het op de weg van [broer eiseres] gelegen zijn stelling nader te onderbouwen dat [gedaagde] het bedrag van EUR 100.000,- met gebruikmaking van de volmacht op haar bankrekening heeft bijgeschreven. Omdat [broer eiseres] dit heeft nagelaten, zal de rechtbank deze stelling passeren, Zij neemt dan ook tot uitgangspunt dat het bedrag door [eiseres] met hulp van [gedaagde] naar de bankrekening van laatstgenoemde is overgeschreven. Dit oordeel brengt mee dat het voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst van schenking vernietigbaar is, niet van belang is of de volmacht al of niet aantastbaar is. Voor zover de vorderingen van [broer eiseres] gebaseerd zijn op vernietiging van deze volmacht, zullen deze worden afgewezen.
Voornoemd oordeel brengt ook met zich dat de vorderingen, voor zover deze gebaseerd zijn op overschrijding van de grenzen van de volmacht, zullen worden afgewezen.
Schenking, bevoordelingsbedoeling
4.3. Voor schenking is ingevolge artikel 7:175 BW vereist een handelen van de schenker met de bedoeling de begiftigde te bevoordelen waardoor de schenker ten koste van zijn eigen vermogen, de begiftigde verrijkt. De wil van de schenker is het criterium om te bepalen of aan de bevoordelingsbedoeling is voldaan.
4.4. [broer eiseres] stelt dat bij gebreke van een bevoordelingsbedoeling bij zijn zus geen sprake is van schenking aan [gedaagde]. Anders dan [broer eiseres] stelt (zie r.o. ?3.4), ligt het op zijn weg deze stelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Zijn beroep op het bepaalde in artikel 6:176 BW faalt, omdat dit artikel betrekking heeft op een beroep van de schenker op misbruik van omstandigheden en niet, zoals hier, op het al dan niet bestaan van de wens tot bevoordeling.
4.5. Volgens [broer eiseres] is tussen [echtgenoot eiseres], [eiseres] en [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] na het overlijden van [eiseres] een nader vast te stellen financiële vergoeding voor haar hulp en bijstand zou ontvangen (zie r.o. ?3.2). Kennelijk bedoelt hij hiermee te zeggen dat geen sprake is van een situatie waarin tegenover de verrijking van [gedaagde] geen tegenprestatie van haar kant staat. De rechtbank stelt vast dat [broer eiseres] heeft nagelaten het bestaan van deze afspraak, ondanks de betwisting ervan door [gedaagde], nader te onderbouwen. In het bijzonder heeft [broer eiseres] nagelaten toe te lichten hoe en op welk moment de hoogte van deze vergoeding bepaald zou worden.
4.6. Vaststaat dat [eiseres] [gedaagde] in haar testament van 10 maart 2009 als enige erfgename heeft benoemd (zie r.o. ?2.5). Dit betekent dat de nalatenschap van [eiseres] ten tijde van de door [broer eiseres] betwiste schenking aan [gedaagde] toekwam. Door deze schenking – waarvan de aanleiding en de totstandkoming door [gedaagde] (ter zitting) gemotiveerd zijn toegelicht – kon [gedaagde] reeds beschikken over de helft van het bedrag waarop zij op grond van het testament van [eiseres] op een later tijdstip recht had. Weliswaar heeft [broer eiseres] het standpunt ingenomen dat notaris [n[notaris 1] en [gedaagde] [eiseres] onder druk hebben gezet het testament op te stellen (zie r.o. ?3.2), maar dit standpunt wordt bij gebreke van enige onderbouwing gepasseerd.
4.7. Het enkele feit dat er volgens [broer eiseres] geen schenkingstraditie is, hetgeen volgens hem blijkt uit het feit dat [eiseres] niet eerder een schenking aan [gedaagde] heeft gedaan, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiseres] geen bevoordelingsbedoeling had. In dit licht wijst de rechtbank erop dat als onweersproken vaststaat dat het voor [eiseres] een verrassing was dat haar echtgenoot een bedrag van EUR 200.000,- had nagelaten (zie r.o. ?3.6). Aangenomen moet dan ook worden dat [eiseres] niet eerder in de omstandigheid heeft verkeerd [gedaagde] enig substantieel bedrag te kunnen schenken.
4.8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [broer eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat [eiseres] geen bedoeling tot bevoordeling had. De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat het de wil van [eiseres] was [gedaagde] te bevoordelen, zonder dat daarvoor een tegenprestatie nodig was. Aan bewijslevering door [broer eiseres] wordt niet toegekomen.
De enkele omstandigheid dat [broer eiseres] door de schenking wordt benadeeld, maakt dit oordeel niet anders. Immers, iedere schenking leidt ertoe dat de nalatenschap waarop de erfgenamen aanspraak kunnen maken, in omvang afneemt. Bovendien moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] ten tijde van de schenking niet wilde dat haar broer aanspraak kon maken op haar nalatenschap, gelet op het feit dat [broer eiseres] pas op 13 oktober 2009 – dus na de schenking – tot enig erfgenaam van [eiseres] is benoemd (zie r.o. ?2.16).
4.9. Het voorgaande leidt ertoe dat rechtens vaststaat dat [eiseres] een bedrag van EUR 100.000,- aan [gedaagde] heeft geschonken in de zin van artikel 7:175 BW. Ter beantwoording ligt vervolgens de vraag voor of deze overeenkomst van schenking voor vernietiging in aanmerking komt.
Vernietiging van de schenking
4.10. Het beroep van [broer eiseres] op het bepaalde in artikel 7:178 BW wordt gepasseerd. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] toegelicht dat zij geen beroepsbeoefenaar op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg was noch een geestelijk verzorgster, maar onder meer docente tekenen. Zij heeft [eiseres] en haar echtgenoot geholpen, omdat zij familie waren. Gelet hierop had het op de weg van [broer eiseres] gelegen nader toe te lichten dat [gedaagde] een verzorgster was in de zin van het eerste lid van voornoemd artikel, hetgeen hij heeft nagelaten.
Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] ziek was.
4.11. Volgens [broer eiseres] leed [eiseres] ten tijde van de schenking aan een geestelijke stoornis. Volgens hem was zijn zus in de war door het overlijden van haar echtgenoot. De rechtbank stelt vast dat [broer eiseres] het standpunt dat [eiseres] in de war was niet nader heeft toegelicht, hetgeen gelet op de betwisting door [gedaagde] wel op zijn weg had gelegen. Hierom – en mede gelet op de omstandigheid dat [broer eiseres] tijdens de comparitie heeft erkend dat de geestelijke vermogens van [eiseres] in orde waren – is de rechtbank van oordeel dat [broer eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd voor een geslaagd beroep op vernietiging op de voet van artikel 3:34 BW.
4.12. Ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en de schenkingsovereenkomst daarom vernietigd moet worden, voert [broer eiseres] aan dat [gedaagde] deze omstandigheden heeft gebruikt om via de volmacht de schenking te bewerkstelligen. Voor zover [broer eiseres] hiermee een verband legt tussen de volmacht en de schenking, wordt zijn stelling gepasseerd. De rechtbank heeft immers al geoordeeld dat het voor de beantwoording van de vraag of de schenkingsovereenkomst vernietigbaar is, niet van belang is of de volmacht al of niet aantastbaar is (zie r.o. ?4.2).
Voor zover [broer eiseres] betoogt dat de overeenkomst van schenking zelf door misbruik van omstandigheden (gelegen in de gemoedstoestand van [eiseres]) tot stand is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat [broer eiseres] deze stelling onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. [broer eiseres] heeft nagelaten te onderbouwen dat sprake was van bijzondere omstandigheden waardoor [eiseres] ten opzichte van [gedaagde] in een zwakkere positie verkeerde. Het enkele feit dat [eiseres] verdrietig was door het overlijden van haar echtgenoot (zie r.o. ?3.3), is daarvoor onvoldoende. Ook heeft [broer eiseres] nagelaten te onderbouwen dat [gedaagde] wist of moest begrijpen dat [eiseres] door deze omstandigheden tot de schenking werd bewogen. Aan levering van het bewijs van het tegendeel door [gedaagde] op de voet van artikel 7:176 BW wordt daarom niet toegekomen.
4.13. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [broer eiseres], voor zover deze betrekking hebben op de volmacht en de schenking, worden afgewezen.
Bedrag van EUR 6.152,-
4.14. [broer eiseres] vordert tot slot terugbetaling van een bedrag van in totaal EUR 6.152,-. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het betalingen door [eiseres] betreft die betrekking hebben op door [gedaagde] voorgeschoten bedragen met betrekking tot de huishouding. Door de overschrijvingen te ondertekenen, heeft [eiseres] haar goedkeuring aan de terugbetaling van deze bedragen gegeven. Kennelijk bedoelt [gedaagde] hiermee te zeggen dat de betalingen door [eiseres] hebben plaatsgevonden.
4.15. De rechtbank stelt vast dat [broer eiseres] heeft nagelaten een grondslag voor de vordering aan te voeren, zodat deze reeds hierom moet worden afgewezen.
Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat de vordering, voor zover deze is gebaseerd op de vernietiging van de volmacht, uitsluitend betrekking kan hebben op de betalingen die zijn verricht na 10 maart 2009 en daarom in geen geval het gehele bedrag van EUR 6.152,- kunnen betreffen. In dit licht overweegt de rechtbank dat [broer eiseres] heeft nagelaten te onderbouwen dat de bedragen die vanaf voornoemde datum door [gedaagde] op grond van de volmacht naar haar bankrekening zijn overgeschreven, hetgeen gelet op het verweer op zijn weg had gelegen. Ook hierom zal de vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.16. [broer eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 1.188,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 4.030,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [broer eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 4.030,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2011.?