Sector Civiel, handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 280817 / HA ZA 10-152
Vonnis van 26 januari 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Hoorn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. van Straten te Tiel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 april 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 19 oktober 2010 en de daarin vermelde stukken
- de akte vermeerdering van eis (in reconventie) van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiseres] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben op 10 maart 2009 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, uit hoofde waarvan [eiseres] in opdracht en in onderaanneming van [gedaagde] stukadoorswerkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] had op haar beurt een (meeromvattende) aannemingsovereenkomst met [bedrijf ] B.V.
2.2. De overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] vermeldt, voor zover hier van belang:
“(…) Ca. 22.097 m2 kalkzandsteen elementen en lijmblokken en betonwanden filmen behangklaar, inclusief hoeksperen en gaas ect. € 4,75 per m2, dit zoals door u gezien in het werk.
Totaalprijs bovenstaand € 104.960,75
Het geheel te factureren in bijgevoegde afrekenstaat
Genoemde prijs is vast voor het gehele werk en is inclusief arbeid en alle materiaal en materieel.
(…)
Levertijd dient overeenkomstig de planning van de hoofdaannemer te zijn.
(…)
AFREKENSTAAT
(…)
AANNEEMSOM € 104.960,75
(…)”
2.3. De door [eiseres] te verrichten werkzaamheden zijn aangevangen op 7 april 2009 en zijn geëindigd op 24 september 2009.
2.4. Bij fax van 2 juli 2009 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht dat [eiseres] achter loopt op de planning, met het verzoek de achterstand voor 7 juli 2009 te hebben ingelopen en de planning in het vervolg na te leven. [gedaagde] heeft hierbij vermeld dat [eiseres] de planning reeds in bezit heeft, maar dat die voor de goede orde nogmaals wordt meegedeeld. [gedaagde] heeft vervolgens de planning van de werkzaamheden weergegeven, voor de weken 28 tot en met 34.
2.5. Bij fax van 8 juli 2009 heeft [gedaagde] aan [eiseres] meegedeeld: “Zoals hedenochtend besproken met u collega op de bouwplaats de herziene planning. Ivm jullie vakantie.”
In deze fax heeft [gedaagde] vervolgens een herziene planning voor de werkzaamheden gegeven, die doorloopt tot en met week 38.
2.6. Bij fax van 3 september 2009 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht dat zij nog steeds achter loopt op de planning. In deze fax is vermeld:
“Voor de goede orde geven wij u nogmaals aan waar u achter loopt.
In blok 1 loopt u twee weken achter.
In blok 3 loopt u twee weken achter.
Wij stellen u dan ook in gebreke en zonodig sommeren wij u om per omgaande de juiste hoeveelheid mensen neer te zetten zodat de achterstand van de gehele planning kan worden ingelopen en worden gehandhaafd.
Tevens is de kwaliteit, van de door u uitgevoerde werkzaamheden niet naar behoren. (…) Ook dit dient u per omgaande te herstellen.”
2.7. Bij fax van 14 september 2009 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht:
“Naar meerdere malen u te hebben aangegeven, loopt u nog steeds achter op planning.
Deze word ook niet ingelopen, en nu heeft u weer 4 mensen weggehaald van het bovengenoemd project. Wij zijn genoodzaakt eigen mensen in te zetten om de opgelopen achterstand in te halen.
Ook de kwaliteit van blok 2 laat te wensen over en zou zsm worden herstelt, dit is tot op heden niet of niet na behoren uitgevoerd. Ook dit laten wij nu opknappen. Alle kosten en onkosten die hiermee gemoeid zijn zullen met u worden verrekend.”
2.8. [gedaagde] heeft een drietal facturen van [eiseres] onbetaald gelaten.
De eerste twee van deze facturen (van 18 augustus en 4 september 2009) zijn termijnfacturen, die elk EUR 15.000,00 bedragen. De derde factuur (van 19 oktober 2009) is de slotfactuur en bedraagt EUR 44.967,00, welk bedrag uit de volgende posten bestaat:
- laatste eenheden EUR 27.500,00
- sluittermijn EUR 2.460,75
- verschil in meters EUR 10.046,25 (2.115 m2 x EUR 4,75)
- meerwerk in regie EUR 4.560,00 (114 uur x EUR 40,00)
- badkamers EUR 400,00 (8 badkamers x EUR 50,00).
2.9. Op 30 oktober 2009 heeft [eiseres] met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde] . De gelegde beslagen zijn opgeheven nadat [gedaagde] een bankgarantie heeft gesteld.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert, samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 74.967,00 (het totaal van de hiervoor onder 2.4. vermelde facturen, die [gedaagde] onbetaald heeft gelaten), vermeerderd met rente en kosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagde] vordert, samengevat, na vermeerdering en vermindering van eis:
- veroordeling van [eiseres] tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde] , op te maken bij staat, wegens onrechtmatige beslaglegging,
- veroordeling van [eiseres] tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat, wegens toerekenbaar tekortschieten, vermeerderd met wettelijke rente,
- veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, daaronder begrepen de beslagkosten.
3.5. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Gelet op de samenhang van de zaken in conventie en in reconventie en de in die zaken door partijen betrokken stellingen, zal de rechtbank de beide zaken gezamenlijk behandelen.
4.2. [eiseres] vordert betaling van de hiervoor onder 2.4. vermelde facturen en grondt haar vordering deels op de tussen partijen gesloten overeenkomst, deels op opgedragen meerwerk.
4.3. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van een aantal van de door [eiseres] op de factuur van 19 oktober 2009 in rekening gebrachte bedragen. Daarnaast stelt zij schade te hebben geleden doordat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. In verband hiermee beroept zij zich in conventie op verrekening en heeft zij een (aanvullende) vordering in reconventie ingesteld. De tekortkomingen die [gedaagde] [eiseres] verwijt betreffen het niet halen van de planning en ondeugdelijke kwaliteit van het stucwerk.
4.4. De rechtbank zal allereerst vaststellen welk bedrag [gedaagde] in beginsel aan [eiseres] verschuldigd is. Daarna komen de gestelde tekortkomingen en schadeplichtigheid van [eiseres] aan de orde.
4.5. De eerste post waarover partijen twisten betreft het door [eiseres] in rekening gebrachte bedrag van EUR 10.046,25 vanwege het feit dat zij meer vierkante meters heeft gestuukt dan het aantal vierkante meters dat in de overeenkomst is genoemd.
[gedaagde] betwist dit bedrag verschuldigd te zijn en voert daartoe aan dat uit de overeenkomst en de daarin opgenomen afrekenstaat blijkt dat zij met [eiseres] een vaste aanneemsom overeengekomen is.
[eiseres] betwist dat sprake is van een vaste aanneemsom en wijst daartoe op het feit dat in de overeenkomst de prijs per vierkante meter is vermeld.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst van de overeenkomst en de daarin opgenomen afrekenstaat dat partijen een vaste aanneemsom overeengekomen zijn. Op de eerste pagina van de overeenkomst is immers vermeld: “Genoemde prijs is vast voor het gehele werk (…)” en op de laatste pagina van de overeenkomst, in de afrekenstaat, wordt gesproken over “de aanneemsom”, hetgeen eveneens op een vaste prijs duidt.
Het enkele feit dat op de eerste pagina van de overeenkomst, bij de vermelding dat het om ca. 22.097 vierkante meter stucwerk gaat, ook de prijs per vierkante meter (EUR 4,75) is vermeld, kan aan dit oordeel niet afdoen. Gezien de overige tekst van de overeenkomst, zoals hiervoor aangehaald, moet het ervoor worden gehouden dat deze prijs (enkel) is genoemd om inzichtelijk te maken hoe de aanneemsom berekend is.
Nu door [eiseres] geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld ter onderbouwing van haar standpunt, stelt de rechtbank vast dat partijen een vaste aanneemsom van
EUR 104.960,75 overeengekomen zijn. Dat betekent dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op het aan [gedaagde] in rekening gebrachte bedrag van EUR 10.046,25. In zoverre komt de vordering in conventie niet voor toewijzing in aanmerking.
4.7. [gedaagde] betwist voorts het door [eiseres] op de factuur van 19 oktober 2009 in rekening gebrachte bedrag van EUR 400,00 terzake ‘badkamers, 8 stuks’ verschuldigd te zijn. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een meerwerkopdracht heeft verstrekt voor het stuken van een aantal badkamers en dat [gedaagde] het meerwerk voor 70 badkamers aan [eiseres] heeft betaald.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] haar echter een meerwerkopdracht voor 78 badkamers verstrekt, zodat zij nog voor 8 badkamers dient te betalen. [gedaagde] betwist dat en stelt dat zij voor slechts 70 badkamers een meeropdracht heeft gegeven.
4.8. Gezien de betwisting van [gedaagde] had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar vordering op dit punt nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten komt haar vordering ook op dit punt niet voor toewijzing in aanmerking, als zijde onvoldoende onderbouwd.
4.9. Ook de verschuldigdheid van het door [eiseres] op de factuur van 19 oktober 2009 in rekening gebrachte bedrag van EUR 4.560,00 terzake ‘meerwerk in regie’ wordt door [gedaagde] betwist. [gedaagde] stelt dat zij geen ander meerwerk heeft opgedragen dan het stucwerk van de hiervoor genoemde 70 badkamers.
[eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat de post ‘meerwerk in regie’ betrekking heeft op door haar uitgevoerde reparaties die haar door de hoofdaannemer zijn opgedragen.
Dat betekent dat [eiseres] de kosten hiervan, bij gebreke van een contractuele relatie met [gedaagde] op dit punt, niet van [gedaagde] kan vorderen. De stelling van [eiseres] dat de hoofdaannemer tegen haar heeft gezegd dat hij één en ander met [gedaagde] zou verrekenen, zodat zij dit werk aan [gedaagde] kon factureren, kan hieraan niet afdoen.
4.10. Zoals hiervoor is overwogen kan [eiseres] geen aanspraak maken op de door haar bij [gedaagde] in rekening gebrachte bedragen terzake extra meters stucwerk (EUR 10.046,25), meerwerk in regie (EUR 4.560,00) en meerwerk badkamers (EUR 400,00). In zoverre zal de vordering in conventie (reeds daarom) worden afgewezen.
Met betrekking tot het overige gedeelte van de vordering in conventie (EUR 59.960,75), dat betrekking heeft op de aanneemsom, is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] dit bedrag in beginsel aan [eiseres] verschuldigd is. [gedaagde] beroept zich echter op verrekening met de vordering die zij op haar beurt op [eiseres] stelt te hebben terzake van schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten van [eiseres] . In het hierna volgende zal worden beoordeeld of [gedaagde] jegens [eiseres] aanspraak kan maken op schadevergoeding.
a) de kwaliteit van het stucwerk
4.11. Dat [eiseres] ten aanzien van de kwaliteit van het door haar verrichte stucwerk tekort is geschoten kan niet worden aangenomen, nu daartoe onvoldoende door [gedaagde] is gesteld. In de conclusie van antwoord is door [gedaagde] niet meer gesteld dan dat [eiseres] ten aanzien van de afgesproken kwaliteit van de te verrichten stukadoorswerkzaamheden in gebreke bleef en dat [gedaagde] haar eigen personeel herstelwerkzaamheden heeft laten verrichten. Wat er dan aan het stucwerk mankeerde en welke herstelwerkzaamheden zijn verricht, is in het geheel niet duidelijk gemaakt door [gedaagde] . Dat blijkt evenmin uit de overgelegde correspondentie van 3 en 14 september 2009 waar zij naar verwijst.
Bovendien heeft [eiseres] gemotiveerd betwist dat zij gebrekkig werk heeft geleverd. Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde] gelegen om de door haar gestelde tekortkoming van [eiseres] nader te onderbouwen. Dat heeft zij echter nagelaten. Zij heeft ter comparitie volstaan met een herhaling van haar niet nader gespecificeerde stelling, dat de kwaliteit van het werk van [eiseres] gebrekkig was en dat zij haar eigen personeel herstelwerkzaamheden heeft laten verrichten. Nu [gedaagde] haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, wordt daaraan voorbij gegaan en is voor bewijslevering geen plaats. Dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [eiseres] met betrekking tot de kwaliteit van [eiseres] is dus niet komen vast te staan.
b) het niet halen van de planning
4.12. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] op grond van de overeenkomst verplicht was om de planning van de hoofdaannemer te volgen, dat zij deze planning bij het sluiten van de overeenkomst aan [eiseres] heeft verstrekt, maar dat [eiseres] zich niet aan deze planning heeft gehouden. [gedaagde] stelt primair dat de in de planning opgenomen termijnen als fatale termijnen moeten worden aangemerkt, zodat [eiseres] zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Daarnaast heeft [gedaagde] opgemerkt dat zij ook contractueel gerechtigd was om het werk zonder ingebrekestelling van [eiseres] over te nemen en de kosten daarvan als minderwerk te verrekenen. Subsidiair heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] in elk geval bij fax van 2 juli 2009 in gebreke is gesteld en met het verstrijken van de daarin genoemde termijn, per 7 juli 2009 in verzuim is geraakt. Nadien is [eiseres] bovendien nogmaals, door middel van de fax van 13 september 2009 in gebreke gesteld.
4.13. [eiseres] betwist dat zij bij het aangaan van de overeenkomst een planning heeft gekregen. Zij stelt dat zij de werkzaamheden heeft uitgevoerd in overleg met de hoofdaannemer en/of [gedaagde] , dat zij [gedaagde] telkens om een planning heeft gevraagd en dat de planning van 2 juli 2009 de eerste planning is die zij heeft gekregen. Om die reden kan de fax van 2 juli 2009 niet dienen als ingebrekestelling. Omdat de planning van 2 juli 2009 vlak voor de bouwvakvakantie werd verstrekt en om die reden niet haalbaar was, heeft [gedaagde] op 8 juli 2009 een herziene planning verstrekt. [eiseres] stelt dat zij die planning voor zover mogelijk heeft gevolgd, maar dat die planning niet volledig uitvoerbaar was omdat de ruwbouw - die door een ander verricht werd - niet tijdig gereed was. Zij heeft er in dit verband op gewezen dat zij haar stucwerkzaamheden pas kon uitvoeren nadat de ruwbouw was afgerond.
4.14. De rechtbank stelt voorop dat het antwoord op de vraag of [eiseres] reeds bij het aangaan van de overeenkomst een planning heeft gekregen, zoals [gedaagde] stelt, of eerst bij fax van 2 juli 2009, zoals [eiseres] stelt, in het midden kan blijven. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.15. [gedaagde] kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de in de planning opgenomen data zijn aan te merken als fatale termijnen.
De rechtbank stelt hiertoe voorop dat de in een planning opgenomen data in het algemeen niet kunnen worden aangemerkt als ‘voor voldoening bepaalde data’ in de zin van artikel 6:83 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW), door het verstrijken waarvan de schuldenaar in verzuim raakt zonder dat daarvoor een voorafgaande ingebrekestelling nodig is. Zoals ook uit de taalkundige betekenis van het woord ‘planning’ voortvloeit, zijn de in een planning opgenomen data niet meer dan beoogde data. Bovendien is algemeen bekend dat de planningen waarmee in de bouw wordt gewerkt, gedurende de uitvoering van de (verschillende) werkzaamheden veelal worden bijgesteld.
Daar komt nog bij dag de ratio van artikel 6:83 sub a BW er in is gelegen dat de schuldenaar zelf zijn aanspraak op ingebrekestelling verspeelt door zich op een bepaalde datum vast te leggen. Dat [eiseres] zich in het onderhavige geval (wél) in die zin heeft vastgelegd kan niet worden aangenomen, nu gesteld noch gebleken is dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst of bij het (al dan niet later) verstrekken van de planning over (het gewicht van) de daarin opgenomen data hebben gesproken en hebben beoogd hieraan een andere dan de gebruikelijke betekenis toe te kennen. Ook anderszins zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit dat zou kunnen worden afgeleid.
4.16. Aan de stelling van [gedaagde] , dat zij contractueel gerechtigd was om het werk zonder ingebrekestelling van [eiseres] over te nemen en de kosten daarvan als minderwerk met [eiseres] te verrekenen, gaat de rechtbank voorbij. Allereerst heeft [gedaagde] deze stelling niet uitgewerkt en niet aangegeven uit welke bepaling in de overeenkomst dit volgt. En voor zover [gedaagde] het oog heeft gehad op de bepaling “ [gedaagde] is gemachtigd om met het eigen personeel of derden het werk over te nemen indien u uw verplichtingen niet nakomt”, is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet zonder meer volgt dat [gedaagde] de kosten van het inschakelen van eigen personeel of van derden op [eiseres] kan verhalen zonder dat voorafgaand een ingebrekestelling aan [eiseres] is gestuurd en haar de kans is geboden haar verplichtingen alsnog na te komen.
4.17. Uit het voorgaande volgt dat voor het intreden van verzuim aan de zijde van [eiseres] een voorafgaande ingebrekestelling nodig was. Nu vast staat dat voor 2 juli 2009 geen ingebrekestelling is gestuurd, kan het antwoord op de vraag of [eiseres] reeds bij het aangaan van de overeenkomst een planning heeft gekregen, zoals [gedaagde] stelt, of eerst bij fax van 2 juli 2009, zoals [eiseres] stelt, in het midden blijven.
4.18. Dat [eiseres] op 7 juli 2009, door het verstrijken van de in de fax van 2 juli 2009 genoemde termijn, in verzuim is geraakt, zoals [gedaagde] stelt, is niet komen vast te staan. Als op 2 juli 2009 al sprake was van een achterstand op de planning, dan gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres] die achterstand binnen de in de fax genoemde termijn is ingelopen. De fax van 8 juli 2009, die is verstuurd na het verstrijken van die termijn, vermeldt immers niets meer over werkzaamheden die voor 7 juli 2009 afgerond moesten zijn. Bovendien heeft [gedaagde] ook in de onderhavige procedure niet (voldoende duidelijk) gesteld dat de achterstallige werkzaamheden waarop in de ingebrekestelling van 2 juli 2009 werd gedoeld, op 7 juli 2009 niet waren afgerond.
4.19. De ter comparitie door [gedaagde] ingenomen stelling dat de herziene planning van 8 juli 2009 een noodplanning was, omdat [eiseres] de planning van 2 juli 2009 niet haalde, wordt verworpen. [eiseres] heeft er terecht op gewezen dat de fax van 2 juli 2009 de planning vanaf week 28 weergeeft en dat week 28 aanving op 7 juli 2009. De toezending van de herziene planning bij fax van 8 juli 2009 kan derhalve geen verband houden met het feit dat [eiseres] de in de planning van 2 juli 2009 niet haalde. Daar komt nog bij dat uit de tekst van de fax van 8 juli 2009 blijkt dat de reden voor het afgeven van een herziene planning was gelegen in de bouwvak-vakantie, zoals ook door [eiseres] is gesteld.
4.20. Het gaat er dus om of [eiseres] na 8 juli 2009 achterstand in de op die datum afgegeven (herziene) planning heeft opgelopen en te dien aanzien in verzuim is geraakt.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] [eiseres] bij fax van 13 september 2009 heeft meegedeeld dat zij zowel in blok 1 als in blok 3 twee weken achter liep op de planning. [eiseres] heeft hiertegen aangevoerd dat het niet halen van de planning niet aan haar is toe te rekenen. Zij stelt dat zij de planning van 8 juli 2009 voor zover mogelijk heeft gevolgd, maar dat die planning niet uitvoerbaar was omdat de ruwbouw niet tijdig gereed was. [eiseres] heeft er in dit verband op gewezen dat zij haar stucwerkzaamheden pas kan uitvoeren na afronding van de ruwbouw. Zij heeft gemotiveerd uiteengezet dat op de data waarop volgens de planning de stucwerkzaamheden afgerond moesten zijn, de ruwbouw nog niet eens gereed was. [eiseres] heeft haar stelling ter comparitie toegelicht aan de hand van een voorbeeld en foto’s.
In reactie hierop heeft [gedaagde] enkel opgemerkt dat zij aan de hand van de door [eiseres] getoonde foto’s niet kan zien of deze het onderhavige project betreffen en zo ja, welk blok of welke woningen. Mede gelet op het feit dat maar liefst vijf vertegenwoordigers van [gedaagde] ter comparitie aanwezig waren, van wie in elk geval een aantal personen feitelijk betrokken zijn geweest bij het onderhavige project, kan deze opmerking niet worden aangemerkt als een voldoende betwisting van de stelling van [eiseres] dat de ruwbouw niet tijdig gereed was. Dat betekent dat als vaststaand heeft te gelden dat [eiseres] de planning niet kon volgen omdat de ruwbouw niet tijdig gereed was, zodat van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eiseres] geen sprake is.
4.21. Nu noch ten aanzien van de kwaliteit noch ten aanzien van het bouwtempo een toerekenbare tekortkoming van [eiseres] is komen vast te staan, kan [gedaagde] jegens [eiseres] geen aanspraak maken op schadevergoeding. Dat betekent dat het beroep op verrekening van [gedaagde] in conventie niet wordt gehonoreerd en dat de door haar ingestelde vordering in reconventie tot schadevergoeding op te maken bij staat wegens toerekenbaar tekortschieten, zal worden afgewezen. De vordering in conventie zal derhalve worden toegewezen tot het bedrag van EUR 59.960,75 en zal, zoals hiervoor reeds is overwogen onder 4.10, voor het overige worden afgewezen.
4.22. [eiseres] heeft voorts wettelijke handelsrente over het door [gedaagde] verschuldigde bedrag gevorderd vanaf het verstrijken van de op de verschillende facturen vermelde betalingstermijnen.
Nu niet kan worden aangenomen dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten, is daarmee de door [gedaagde] opgegeven reden voor het niet aftekenen van de productiebonnen vervallen. Het feit dat geen getekende productiebonnen bij de facturen waren gevoegd, zoals de overeenkomst voorschrijft, kan dan ook geen rechtvaardiging opleveren voor het feit dat [gedaagde] de facturen niet binnen de daarop vermelde betalingstermijn heeft voldaan. Nu de ingangsdatum van de door [eiseres] gevorderde wettelijke rente niet anderszins is weersproken, zal deze worden toegewezen als gevorderd over het toewijsbare bedrag.
4.23. [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 707,76 voor verschotten en EUR 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x EUR 894,00).
De stelling van [gedaagde] dat sprake is van onrechtmatige beslaglegging door [eiseres] wordt verworpen. In het voorgaande is de gegrondheid van (een groot deel van) de vordering van [eiseres] komen vast te staan en [eiseres] was gerechtigd tot het leggen van beslag om haar vordering zeker te stellen, nu [gedaagde] ondanks aanmaning niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed. Van onrechtmatig of onnodig gelegd beslag is derhalve geen sprake, zodat de vordering van [gedaagde] in reconventie tot schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging zal worden afgewezen.
4.24. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
In conventie worden de kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 72,25
- vast recht 1.603,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.463,25
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [eiseres] begroot op EUR 339,00 aan salaris advocaat (1,5 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 59.960,75 (negenenvijftigduizend negenhonderdzestig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over
EUR 15.000,00 vanaf 30 dagen na 18 augustus 2009, over EUR 15.000,00 vanaf 30 dagen na 4 september 2009 en over EUR 29.960,75 vanaf 30 dagen na 19 oktober 2009, telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.601,76,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 3.463,25,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6. wijst de vorderingen af,
5.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 339,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen-Coumou en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2011.?