ECLI:NL:RBUTR:2011:BP1568

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711916-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving met vuurwapen en diefstal van groot geldbedrag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 januari 2011 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewelddadige beroving. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een gewelddadige beroving waarbij het slachtoffer in zijn been werd geschoten. De feiten vonden plaats op 28 september 2009 te Veenendaal, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer beroofde van een groot geldbedrag van €100.000,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met een vuurwapen bedreigden en dat het geweld dat werd gebruikt, leidde tot zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de overval, maar de rechtbank concludeerde uit de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder telefoongegevens en getuigenverklaringen, dat de verdachte de dader was. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zeven jaren, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het blijvende letsel dat het slachtoffer had opgelopen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de diefstal en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie gerechtvaardigd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711916-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1965] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring Demersluis, te Amsterdam
raadsman mr. H-J.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 25 oktober 2010 en 6 januari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1) samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft beroofd van een groot geldbedrag, waarbij een stroomstootwapen is gebruikt en aangever met een vuurwapen in zijn been is geschoten;
(feit 2) samen met een ander of anderen een revolver en munitie voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich daarbij met name gebaseerd op de printgegevens van de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte], de paallocatiegegevens van de mobiele telefoon van verdachte, het aangetroffen vuurwapen ten tijde van huiszoeking bij verdachte, het kogelvergelijkend onderzoek en de bevindingen met betrekking tot de vluchtauto.
Ten aanzien van het door de raadsman ter terechtzitting van 6 januari 2011 bepleite Meer-en-Vaart-verweer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het door verdachte geschetste scenario op geen enkele manier aannemelijk is geworden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte heeft vanaf het begin ontkend betrokken te zijn geweest bij het feit. Er is naar de mening van de verdediging – ook na aanvullend politieonderzoek - sprake van een Meer-en-Vaart-situatie. Verdachte heeft een voldoende aannemelijke en consequente verklaring afgelegd welke niet in strijd is met de bewijsmiddelen. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan naar de mening van de verdediging bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Zakelijke weergave van de vaststaande feiten en omstandigheden
Bij de meldkamer van de politie is op 28 september 2009 omstreeks 16.52 uur een melding binnengekomen dat op de Willem Barentszstraat te Veenendaal iemand zou zijn neergeschoten. Ter plaatse werd aangever [slachtoffer] aangetroffen. Hij bleek een schotwond te hebben in zijn linkerbovenbeen. De dader zou zijn weggereden in een zilvergrijze auto voorzien van het kenteken [kenteken].
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 september 2009 een afspraak had met de hem bekende [medeverdachte] in verband met de verkoop van een partij scheermesjes voor een bedrag van € 100.000,00. [medeverdachte] was omstreeks 16.00 uur bij de woning van aangever in Hilversum gekomen. Aldaar was het geld geteld en in een tas gedaan. Vervolgens zijn aangever en [medeverdachte] in de auto van aangever naar Veenendaal gereden om de scheermesjes te gaan halen. Omstreeks 16.30 uur kwamen zij aan in de Willem Barentszstraat te Veenendaal en aangever parkeerde zijn auto. [medeverdachte] had aangever verteld dat hij een man moest bellen, omdat die man de sleutel zou hebben van diens woning waarin de partij scheermesjes lag. [medeverdachte] heeft, volgens aangever, deze man enkele keren gebeld vlak voor het schietincident. Op een gegeven moment kwam er een auto aanrijden en [medeverdachte] zei dat dit zijn vriend was, die hij even ervoor had gebeld. Volgens aangever reed deze persoon in een Golf. De bestuurde stapte uit de auto en liep richting de bestuurderszijde van de auto van aangever. De aangever wilde uitstappen, maar op het moment dat hij zijn benen buiten zijn auto draaide en wilde opstaan, riep de man: “Geld, Geld.” De aangever zag dat de man een vuurwapen in zijn hand had en daarmee op hem richtte. Bijna op hetzelfde moment voelde aangever een stroomstoot in zijn nek. In een latere verklaring bij de politie heeft aangever verklaard dat [medeverdachte] degene moet zijn geweest die dat stroomstootwapen tegen zijn nek drukte en dat hij daarmee als het ware tegelijkertijd hem naar buiten probeerde te duwen. De politie heeft in de nek van aangever twee kleine rode plekjes waargenomen, die volgens aangever veroorzaakt zijn door de elektrische pen .
In zijn aangifte heeft aangever voorts verklaard dat hij probeerde het portier dicht te trekken en dat hij de tas met geld wilde pakken die voor de passagiersstoel lag. Aangever herinnerde zich dat [medeverdachte] deze tas op dat moment vasthield. Op dat moment werd hij op korte afstand in zijn been geschoten. [medeverdachte] is uit de auto van aangever gestapt en met meeneming van de tas met € 100.000,00 samen met de schutter weggegaan.
Het relaas van de aangever wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige] bij de politie . Deze getuige heeft verklaard dat hij een zilvergrijze Volkswagen type Polo of Golf een zwarte auto blokkeerde. Hij hoorde het geluid van een schot en zag dat de man die bij de zwarte auto stond een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Hij zag dat de man op dat moment zijn pistool in de richting van de bestuurdersplaats van die zwarte auto had gericht. Daarna hoorde de getuige het geluid van een tweede schot en zag dat er rook uit het wapen kwam toen het schot afging. Diezelfde man hield het vuurwapen in diezelfde richting. Daarna liep de man snel naar de Volkswagen en ging op de bestuurdersplaats zitten. Toen die man in de auto zat, zag de getuige nog een persoon bij de zwarte auto staan bij het rechter voorportier. Ook die persoon liep naar de grijze Volkswagen. Op het moment dat de Volkswagen de getuige passeerde, noteerde hij het kenteken van de auto, [kenteken]. Letsel aangever Uit medische informatie betreffende de aangever blijkt dat hij een schotwond had in zijn linker bovenbeen en dit bovenbeen verbrijzeld was.
Foto-herkenning [medeverdachte]
Ten tijde van zijn aangifte heeft aangever bij de politie op een politiefoto voor 100% de betreffende [medeverdachte] herkend als de man met wie hij zaken had gedaan. De persoon op de politiefoto is [medeverdachte] .
Tijdens het politieonderzoek is diezelfde foto getoond aan [C], welke goed bekend was met [medeverdachte]. Ook hij herkende van die foto [medeverdachte].
Telefoongegevens
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij het telefoonnummer van [medeverdachte] in zijn mobiele telefoon heeft staan onder de naam ‘[naam]’.
In de contactlijst van de mobiele telefoon van aangever heeft de politie drie mobiele nummers aangetroffen onder de naam ‘[naam]’, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer]. Tevens bleek uit die mobiele telefoon dat aangever op die mobiele telefoon op 28 september 2009 te 12.36 uur een oproep van het voornoemde telefoonnummer had ontvangen, om 15.45 uur een oproep van het voornoemde telefoonnummer had gemist en om 15.46 uur voor het laatst voornoemd telefoonnummer had gekozen.
De politie heeft de historische printgegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer], welke vermoedelijk toebehoorde aan [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]). Na analyse is gebleken dat aangever en [medeverdachte] op 28 september 2009 meerdere keren contact met elkaar telefonisch contact hebben gehad. Omstreeks 15.45 uur hadden zij ook telefonisch contact en bevond de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte]) zich in de buurt van zendinrichtingen in Hilversum. Vervolgens hadden de gebruikers van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] om 16.41 uur en 16.46 uur meerdere keren met elkaar contact. Daarbij bevond de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] zich in de buurt van zendinrichtingen in Veenendaal. Dit laatste telefoonnummer is ook een van de telefoonnummers die aangever in zijn telefoon had staan onder de naam '[naam]' en behoorde vermoedelijk toe aan [medeverdachte]. Ook later op die dag hadden de gebruikers met de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] meerdere keren telefonisch contact met elkaar. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] verplaatste zich daarbij van zendinrichtingen langs de autosnelweg A12 van Ede naar Arnhem. Na onderzoek in diverse politiesystemen bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] recentelijk bij de politie was opgegeven door [verdachte] en ook bij de provider KPN stond het telefoonnummer geregistreerd op naam van [verdachte]. Ook de vriendin van verdachte [verdachte] bevestigt ten overstaan van de politie dat het telefoonnummer van verdachte [telefoonnummer] is.
Op 7 oktober 2009 is verdachte [verdachte] aangehouden. Uit het dossier blijkt dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] vanaf 1 oktober 2009 werd afgeluisterd en dat de simkaart van voornoemd telefoonnummer was geplaatst in een mobiele telefoon met het imeinummer [nummer]. Bij zijn aanhouding was verdachte in bezit van een mobiele telefoon met voornoemd imeinummer. Uit de historische printgegevens blijkt de simkaart met voornoemd telefoonnummer de enige simkaart geweest te zijn die in de betreffende mobiele telefoon heeft gezeten sinds 27 september 2009. Uit de printgegevens blijkt dat op 28 september 2009 de mobiele telefoon meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer], het nummer dat vermoedelijk in gebruik was bij [medeverdachte]. De gebruiker van de telefoon bevond zich op 28 september 2009 te 15.38 uur in de nabijheid van een paallocatie in Hilversum. De gebruiker bevond zich op 28 september 2009 te 16.23 uur in de nabijheid van een paallocatie in Veenendaal. De gebruiker van de telefoon bevond zich tot 16.50 uur in de nabijheid van diezelfde paallocatie. Daarna verplaatst de gebruiker van de telefoon zich naar paallocaties langs de autosnelweg A12 in de richting van Velp.
Aantreffen vuurwapen Op 7 oktober 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van [A], de vriendin van verdachte, aan de [adres] te [woonplaats] . Daarbij zijn, blijkens het proces-verbaal van doorzoeking een revolver en munitie in de keukenlade aangetroffen. Bovenop het keukenkastje trof de politie ook munitie aan, te weten 23 patronen kaliber .22 magnum. Uit onderzoek van de technische recherche is voorts gebleken dat zich in de revolver merk Zastava, .357 Magnum ([wapennummer]), 5 scherpe patronen met bodemstempel NNY Magnum .357 en 1 scherpe patroon met het bodemstempel .38 SPL+P bevonden. Naast de eerder genoemde 23 patronen, betrof de in de keukenlade aangetroffen munitie 14 scherpe patronen met het bodemstempel Lapua .38 SPL+P.
Kogel
De technische recherche heeft twee fragmenten van een kogel, welke zijn aangetroffen in het linkerbovenbeen van aangever, veiliggesteld. De kogeldelen bestonden uit een sterk vervormde messingkleurige kogelmantel ([nummer]) en een vervormde loden kogel. Het NFI heeft een wapen- en munitieonderzoek ingesteld . Daaruit blijkt dat de in beslag genomen revolver is bestemd en geschikt is voor het verschieten van patronen kaliber .357 Magnum en .38 Special. De kogel waartoe het manteldeel ([nummer]) heeft behoord, is waarschijnlijk afgevuurd uit de loop van de in beslag genomen revolver. De uiterlijke kenmerken van het genoemde kogelmanteldeel komen overeen met die van de kogels van vijf van de zes patronen die in de revolver werden aangetroffen. In een aanvullend onderzoek heeft het NFI gerapporteerd d.d. 28 januari 2010 dat op basis van de structuur van de kraslijnen en de mate van overeenkomst de sporen op het kogelmanteldeel als kenmerkend voor de loop van de in beslag genomen revolver kunnen worden beoordeeld. Er is daarom slechts een kleine kans om deze mate van aansluiting waar te nemen als de kogels niet verschoten zijn met hetzelfde vuurwapen.
Volkswagen Golf De getuige [getuige] heeft het kenteken van de vluchtauto genoteerd, te weten [kenteken]. De kentekenplaten met voornoemd kenteken zijn gestolen op de Rupelmonde in Amsterdam tussen 27 september 2009 14.00 uur en 28 september 2009 14.00 uur . Verdachte en zijn vriendin reden in een zilvergrijze Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken]. Volgens [A] is de auto op 28 september 2009 op haar naam gezet en heeft verdachte de auto voor haar gekocht. Verdachte rijdt volgens haar veel in deze auto. De Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] is begin september 2009 te koop gezet voor 5500 euro door [B], de (ex-)vriendin van [medeverdachte]. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij op 27 september 2009 de sleutel van de auto aan [medeverdachte] heeft gegeven, omdat hij mogelijk een koper had. Op 28 september 2009 werd zij rond 18.00 uur gebeld door [medeverdachte] dat hij de Volkswagen Golf voor haar had verkocht voor een bedrag van 5000 euro aan een vriend van [C], die [D] heette. Onderzoek van de technische recherche naar de bij verdachte in beslag genomen Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] heeft uitgewezen dat de kentekenplaathouders aan de voor- en anderzijde kapot waren. De kentekenplaten waren ooit verwijderd geweest en het was mogelijk dat er andere kentekenplaten bevestigd waren geweest. Tijdens dit onderzoek trof de politie voorts in het handschoenenvakje een stroomstootwapen aan.
Overwegingen naar aanleiding van de verklaringen van de verdachte
Verdachte ontkent dat hij bij de overval betrokken is geweest. Hij stelt, zakelijk weergegeven, het volgende: Op de betreffende dag heeft verdachte wiet gehaald in Enschede. Later op de dag heeft hij [medeverdachte] ontmoet in Veenendaal. Daar is een aantal telefoontjes aan vooraf gegaan. [medeverdachte] was met een Volvo naar Veenendaal gekomen, samen met een vriend van hem die een coffeeshop had en die de wiet zou beoordelen. De verkoop van de Golf was al rond, maar ik wist dat de man van de coffeeshop de Golf nog nodig had voor de handel in scheermesjes. Verdachte heeft gezegd dat hij niet zonder auto kon blijven. [medeverdachte] en de andere man is hij toen meegereden naar Hilversum, [medeverdachte] en de andere man in de Volvo en verdachte daar achteraan. In Hilversum kreeg verdachte een Saab en heeft hij de Golf afgegeven. Vervolgens is hij met de Saab naar Veenendaal gereden en heeft hij daar gewacht tot [medeverdachte] en de jongen terug waren met de Golf. Rond 17.00 kreeg verdachte weer contact met hen. Toen is hem gezegd dat hij naar Ede moest komen, en later dat hij naar Velp moest gaan. Daar hebben ze elkaar getroffen. In Velp werd verteld dat de wiet niet goed was. Verdachte sprak af dat hij € 4.000,-- (als betaling voor de auto) en de vrijwaring aan [C] zou geven. Vervolgens nam verdachte zowel de auto als de wiet mee. Toen hij onderweg was naar huis ontdekte hij in de Golf een vuurwapen en nog een ander electrisch wapen.
De rechtbank acht de andere uitleg die verdachte geeft aan de geschetste bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ophalen van wiet in Enschede
Verdachte heeft geen enkel inzicht willen geven ten aanzien van de vraag waar hij deze partij wiet heeft gekocht. Ook anderszins heeft hij geen enkele concreet aanknopingspunt geboden aan de hand waarvan zijn verklaring op dit punt aannemelijk gemaakt zou kunnen worden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte stelt dat hij de wiet zou ophalen om daarmee de auto te betalen, omdat hij niet beschikte over voldoende geld om de auto te betalen. Dit lijkt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, moeilijk te rijmen met het feit dat verdachte slechts korte tijd later heeft afgesproken dat hij € 4.000,-- euro zou betalen omdat de wiet van onvoldoende kwaliteit zou zijn geweest.
Telefoongegevens Uit de telefoongegevens blijkt dat verdachte en [medeverdachte] op 28 september 2009 te 16.41 en 16.46 uur met elkaar hebben gebeld. Angever heeft verklaard dat [medeverdachte] in de auto enkele keren gebeld heeft vlak voor het schietincident en. Toen de Volkswagen Golf kwam aanrijden, zei [medeverdachte] dat dit zijn vriend was die hij even ervoor had gebeld. Uit deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt rechtbank af, dat verdachte degene is geweest die omstreeks 16.50 uur als bestuurder van de Volkswagen Golf is komen aanrijden. Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor deze telefoongesprekken terwijl de de door hem geschetste tijdlijn niet in overeenstemming is met de beschikbare printgegevens.
Autorit naar Hilversum
De rechtbank acht de verklaring die verdachte geeft voor zijn autorit naar Hilversum niet aannemelijk geworden. Uit de verklaring van verdachte blijkt niet waarom er in Hilversum een auto moest worden omgewisseld. Verdachte is immers met de omgewisselde auto teruggereden naar Hilversum en heeft daar vervolgens gewacht tot de auto weer zou worden omgeruild. Noodzaak om, naar de verdachte stelt op zijn initiatief, een auto ter beschikking te stellen, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
De rechtbank volgt het door de verdediging gevoerde verweer niet. De verklaring van verdachte wordt op geen enkele manier ondersteund door vaststaande feiten of omstandigheden. De andere uitleg die verdachte aan de geschetste bewijsmiddelen geeft, is niet aannemelijk geworden.
De conclusie
Het voorgaande leidt dus tot het volgende conclusies: - op 28 september 2009 omstreeks 16.50 uur is het slachtoffer [slachtoffer] in zijn been geschoten en van zijn geld beroofd; - het slachtoffer was op dat moment in gezelschap van medeverdachte [medeverdachte]; - verdachte had kort voor het tenlastegelegde, om 16.41 uur en 16.46 uur, telefonisch contact met zijn medeverdachte [medeverdachte]; - het slachtoffer hoorde dat de medeverdachte zei, op het moment dat verdachte met zijn auto bij hen stopte dat dat de vriend was die hij even ervoor had gebeld; - verdachte was in bezit van een zilvergrijze Volkswagen Golf; - verdachte heeft het slachtoffer in zijn linkerbovenbeen geschoten met een revolver; - op 7 oktober 2009 heeft de politie een revolver in beslag genomen in de woning van de vriendin van verdachte; - uit kogelvergelijkend onderzoek is gebleken dat het waarschijnlijk is dat met dit in beslag genomen vuurwapen is geschoten op 28 september 2009; - uit de historische printgegevens van de telefoon van verdachte en zijn medeverdachte is gebleken dat beiden na het tenlastegelegde dezelfde route via de autosnelweg A12 naar Arnhem hebben afgelegd. Deze conclusies in onderlinge samenhang en verband beschouwd leiden onmiskenbaar tot de conclusie, dat het verdachte moet zijn geweest die op 28 september 2009 het slachtoffer in zijn been heeft geschoten, en aldus samen met de medeverdachte een groot geldbedrag van het slachtoffer heeft gestolen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 28 september 2009 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen honderdduizend euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke
diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader genoemde [slachtoffer] éénmaal met een vuurwapen in het been, heeft geschoten en met een vuurwapen éénmaal in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten en die [slachtoffer] éénmaal met een stroomstootwapen in de nek heeft geraakt, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een verbrijzeld bovenbeen) heeft bekomen;
2.
op 07 oktober 2009 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Zastava, kaliber .357 Magnum), en munitie van categorie III,
te weten 53,
(onderverdeeld in:
- 5 patronen kaliber .357, merk NNY [geschikt voor gebruik in bovengenoemd
vuurwapen] en
- 15 patronen kaliber .38Special, merk Lapua, met hollow point [geschikt voor
gebruik in bovengenoemd vuurwapen] en
- 23 patronen kaliber .22Magnum),
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat veel te hoog is en rekening dient te worden gehouden met het risico dat aangever zelf heeft genomen door zich in deze ‘louche’ handel te begeven.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich op 28 september 2009 samen met een ander schuldig gemaakt aan een laffe en geraffineerde diefstal. Verdachte wist dat het slachtoffer op dat moment beschikte over een groot geldbedrag. Hij deinsde er niet voor terug extreem geweld te gebruiken. Hij heeft het slachtoffer in zijn been geschoten. Het slachtoffer heeft daardoor een verbrijzeld been opgelopen en heeft gedurende een aantal maanden behandelingen moeten ondergaan. Het geweld heeft geleid tot blijvend letsel.
De rechtbank acht de wijze waarop verdachte te werk is gegaan uiterst laakbaar. Het buitensporig agressieve optreden verdient scherpe afkeuring en versterkt de ernst van dit feit. Deze feiten worden verdachte dan ook zwaar aangerekend. De rechtbank rekent het de verdachte voorts zwaar aan, dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen voor wat hij heeft aangericht. Verdachte is eerder ter zake van geweldsdelicten veroorzaakt tot jarenlange gevangenisstraffen. Het weerhoudt verdachte niet van het plegen van opnieuw een soortgelijk feit en rechtvaardigt een hogere straf dan gebruikelijk.
Voor de vraag welke straf passend is heeft de rechtbank, behalve met hetgeen hiervoor daarover is opgemerkt, ook rekening gehouden met opgelegde straffen in vergelijkbare ernstige geweldszaken. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank de straf beperken in voege als na te melden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. A. van Maanen en
mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 januari 2011.