ECLI:NL:RBUTR:2011:BP1546
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voogdij over minderjarige in het kader van internationale ontvoering
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 januari 2011 uitspraak gedaan over de voorlopige voogdij van een minderjarige, in het kader van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om de minderjarige onder voorlopige voogdij te stellen van Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, omdat er gevaar bestond dat de minderjarige zou worden onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking tot teruggeleiding naar Guatemala. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige, ondanks eerdere gerechtelijke beslissingen, de minderjarige onterecht naar Nederland had gebracht en niet voldeed aan de afspraken omtrent omgang met de vader. De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de moeder de minderjarige opnieuw zou kunnen onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de beschikking. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en de voogdij-instelling belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige tot 8 februari 2011. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beslissing is genomen door kinderrechter M. Kramer, bijgestaan door griffier P. Lahman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.