In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een betwisting van een verklaring die is afgelegd in het kader van een executoriaal derdenbeslag. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft een vordering ingediend tegen de Stichting Beheer Derden gelden Aberson Advocaten, die als derde-beslagene fungeert. De eiseres vorderde onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat de door de Stichting afgelegde verklaring niet juist en niet volledig was, en dat de Stichting een nieuwe, correcte verklaring moest afleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft gevorderd dat de Stichting wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de rechter aan haar zal toekomen, waardoor de procedure niet als een verklaringsprocedure kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseres geen ander belang heeft gesteld voor haar vorderingen, wat heeft geleid tot de afwijzing van de vorderingen. De vordering tot het verstrekken van volledige openheid van zaken is eveneens afgewezen, omdat niet is gebleken dat de Stichting enige toezegging heeft gedaan over het gebruik van de overwaarde van de verkochte onroerende zaken. De rechtbank heeft de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op EUR 1.167,00. Het vonnis is uitgesproken op 5 oktober 2011 door mr. L. Jongen.