ECLI:NL:RBUTR:2011:4152

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
197441 / HA ZA 05-1392
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident inzake rechtmatig belang bij inzage in bescheiden in faillissementszaak

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een faillissement, heeft de rechtbank Utrecht op 14 december 2011 een vonnis gewezen in een incident. De eiser, in hoedanigheid van curator in het faillissement van een bedrijf, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in het incident als eiser optreedt. De gedaagde heeft verzocht om inzage in bepaalde bescheiden, waaronder notulen en correspondentie van de ondernemingsraad van het failliete bedrijf, op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel biedt de mogelijkheid om inzage te vorderen van bescheiden als er sprake is van een rechtmatig belang.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een rechtmatig belang bij de gevorderde inzage. De rechtbank overweegt dat een rechtmatig belang aanwezig moet zijn indien de gevorderde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet kansloze vordering of verweer. De gedaagde heeft echter nagelaten te onderbouwen op welke wijze de gevraagde stukken relevant zijn voor zijn verweer. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er een geschil bestaat over de feiten die relevant zijn voor zijn vordering.

Daarom heeft de rechtbank de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op een later moment weer op de rol komen voor conclusie na enquête en contra-enquête aan de zijde van de gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 197441 / HA ZA 05-1392
Vonnis in incident van 14 december 2011
in de zaak van
[eiser],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf].,
wonende te [woonplaats 1], [gemeente],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C. de Jong,
tegen
[gedaagde],
wonende te[woonplaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.A. Tiesing.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 november 2008
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] van 3 juni 2009
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van processtukken van 5 juni 2009
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 september 2010
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 februari 2011
  • de incidentele conclusie tot afschrift van, of inzage in, bescheiden
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde] is bij tussenvonnis van 19 november 2008 in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren van het vermoeden dat zijn onbehoorlijke bestuur ook een belangrijke oorzaak was van het faillissement van [bedrijf]. (hierna [bedrijf]) en te bewijzen dat een belangrijke oorzaak van het faillissement is gelegen in het verlies van [bedrijf] over 2002 en de eerste helft van 2003 en de instorting van de IT markt vanaf 2000. [gedaagde] heeft daartoe een rapport van [A] in het geding gebracht, tevens heeft hij[getuige 1] als getuige doen horen. Nadat het getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] is beëindigd, zijn in tegenverhoor de heer[getuige 2] en mevrouw [getuige 3] gehoord. Beide getuigen hebben onder meer verklaard over een door [getuige 1] aan de ondernemingsraad van [bedrijf] voorgelegd reddingsplan.
2.2.
[gedaagde] vordert bij incident dat de curator, op grond van artikel 843a Rv, afschriften in het geding brengt of inzage verleent in (onder andere) notulen, aantekeningen en/of (email)correspondentie van en met leden van de ondernemingsraad van [bedrijf] (uit 2002/2003) die op het door [getuige 1] en[getuige 3] beweerde reddingsplan betrekking hebben.
2.3.
Artikel 843a Rv voorziet erin dat degene die daarbij rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De bepaling voorziet daarmee niet in een onbeperkt recht op inzage. Door een aantal (cumulatieve) voorwaarden te stellen aan dit inzagerecht heeft de wetgever beoogd zogenaamde ‘fishing expeditions’ naar mogelijk bewijs te voorkomen. De incidentele vordering van [gedaagde] kan derhalve alleen worden toegewezen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • er is sprake van een rechtmatig belang
  • het betreft bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij [gedaagde] of zijn rechtsvoorgangers partij zijn,
  • het betreft bepaalde bescheiden,
Daarnaast dient de rechtbank te wegen of de eventuele redenen die zijn aangevoerd tegen de verplichting tot verstrekking van bepaalde stukken, opwegen tegen de eisen van een behoorlijke rechtsbedeling.
2.4.
Ter onderbouwing van het vereiste rechtmatige belang bij de vordering tot afschrift of inzage, heeft [gedaagde] het volgende gesteld. In de getuigenverklaringen van [getuige 1] en[getuige 3] speelt een aan de ondernemingsraad voorgelegd reddingsplan een grote rol. [gedaagde] heeft er belang bij de verklaring van [getuige 1] en[getuige 3] te kunnen verifiëren en zich een beeld van het aan de ondernemingsraad voorgelegde reddingsplan te vormen. [gedaagde] voert voorts aan dat, indien over de feiten die relevant zijn voor eis of verweer verschil van inzicht bestaat, rechtmatig belang op inzage in de stukken aanwezig moet worden geacht. De curator heeft betwist dat [gedaagde] een rechtmatig belang op afschrift van de stukken heeft.
2.5.
De rechtbank overweegt dat van een rechtmatig belang sprake is indien de gevorderde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering of kansloos verweer. Niet uit te sluiten valt dat een partij een dergelijk belang zou kunnen hebben bij het verifiëren van getuigenverklaringen van de wederpartij. Het moet daarbij dan echter wel gaan om de verificatie van feiten waarover partijen twisten, en welke betrekking hebben op een punt van eis of verweer. Anders zou men op deze wijze immers, zonder voldoende bepaaldheid van de vordering, kunnen vissen naar informatie. Uit de incidentele vordering van [gedaagde] blijkt niet dat er verschil van inzicht bestaat over de feiten met betrekking tot het aan de ondernemingsraad voorgelegde reddingsplan. Bovendien heeft [gedaagde] nagelaten te onderbouwen op welke wijze de communicatie in en met de ondernemingsraad over dit reddingsplan van belang zou kunnen zijn voor het door hem gevoerde verweer. [gedaagde] heeft derhalve onvoldoende onderbouwd welk belang hij heeft bij de gevorderde inzage/kopieën van de correspondentie in en met de ondernemingsraad over het reddingsplan. Het voor toepassing van artikel 843a Rv vereiste rechtmatig belang is daarom niet vast komen te staan.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 januari 2012voor conclusie na enquête en contra-enquête aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.