ECLI:NL:RBUTR:2010:BQ9790
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.E. Verschoor-Bergsma
- M.J. Veldhuijzen
- J.E. Kruijff-Bronsing
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens bezit van cocaïne en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging
Op 30 november 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van ongeveer 3,17 gram cocaïne. De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan het overtreden van de algemene en bijzondere voorwaarden. Echter, tijdens de zitting op dezelfde dag trok de officier de vordering tot tenuitvoerlegging op basis van de algemene voorwaarde in, en de vordering op basis van de bijzondere voorwaarde werd met toestemming van de raadsman overgedragen aan de enkelvoudige kinderrechter.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en zowel de officier van justitie als de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk de cocaïne in zijn bezit had. De verdediging stelde dat uit het proces-verbaal en de verhandelingen ter terechtzitting niet bleek dat de verdachte de aangetroffen cocaïne bezat. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 18 april 2008 door de kinderrechter was veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, die op 17 augustus 2010 door het Gerechtshof Arnhem was verlengd. De rechtbank heeft in haar beslissing de vrijspraak en de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging vastgelegd.