ECLI:NL:RBUTR:2010:BQ0939

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
281827 / FA RK 10-718
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met Marokkaanse nationaliteit en toepassing van Marokkaans recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 november 2010 uitspraak gedaan in een echtscheidingsverzoek van een man en een vrouw, beiden met de Marokkaanse nationaliteit, waarbij de vrouw tevens de Nederlandse nationaliteit heeft. De partijen zijn op 3 september 2001 te Utrecht met elkaar gehuwd, maar hun huwelijk is duurzaam ontwricht. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding in eerste instantie aangehouden in afwachting van een verzoeningspoging, die op grond van het Marokkaanse recht vereist was. Deze verzoeningspoging is echter vruchteloos gebleven, waarna de rechtbank besloot de echtscheiding uit te spreken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over het echtscheidingsverzoek te oordelen op basis van artikel 3 van de Verordening EG nr. 2201/2003 (Brussel IIbis) en in samenhang met artikel 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De man heeft aangevoerd dat Marokkaans recht van toepassing is op de echtscheiding, wat de rechtbank heeft bevestigd op basis van de Wet van 25 maart 1981 inzake het conflictenrecht. De man heeft zijn verzoek tot echtscheiding gebaseerd op artikel 94 van de Mudawwana, dat echtscheiding op verzoek van een der echtgenoten wegens duurzame ontwrichting regelt.

De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over een mogelijke verzoening, maar de man heeft aangegeven dat een verzoeningspoging vruchteloos zal zijn. De vrouw heeft zich hierover niet uitgelaten. Gezien het feit dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldaan is aan de vereisten voor echtscheiding op grond van het Marokkaanse recht. De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat partijen moeten overgaan tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Indien zij binnen veertien dagen geen overeenstemming bereiken over de keuze van een notaris, zal mr. E.K. Dijkstra als notaris optreden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 281827 / FA RK 10-718
Echtscheiding
Beschikking van 24 november 2010
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ter griffie ingediende verzoekschrift en nadien ingekomen stukken, waaronder het exploit van betekening. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het faxbericht van mr. Jap-A-Joe van 8 juni 2010.
Op 22 september 2010 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gewezen. De rechtbank heeft vervolgens van mr. Jap-A-Joe een brief met bijlage ontvangen op 27 oktober 2010.
2. Vaststaande feiten
- Partijen zijn op 3 september 2001 te Utrecht met elkaar gehuwd.
- Hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
- Zij hebben beiden de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft tevens de Nederlandse nationaliteit.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van de Verordening EG nr. 2201/2003 (Brussel IIbis) d.d. 27 november 2003 bevoegd is om over het echtscheidingsverzoek te oordelen, voorzover nodig in samenhang met artikel 4 Rv.
3.2. De man heeft gesteld dat Marokkaans recht op de echtscheiding van toepassing is. Op grond van art. 1 lid 1 onder a van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, is de rechtbank met de man van oordeel dat op het onderhavige verzoek Marokkaans recht toegepast moet worden, aangezien partijen de Marokkaanse nationaliteit als gemeenschappelijke hebben.
3.3. De man heeft de rechtbank medegedeeld dat hij zijn verzoek tot echtscheiding stoelt op artikel 94 van de Mudawwana (de ‘chiqaq’; echtscheiding op verzoek van een der echtgenoten wegens duurzame ontwrichting). Voor deze vorm van echtscheiding, maar overigens ook voor alle andere vormen van echtscheiding op grond van de Mudawwana, is vereist dat de rechtbank een ‘verzoeningspoging’ doet, waartoe voornoemd artikel verwijst naar artikel 82 van de Mudawwana.
3.4. De rechtbank heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een mogelijke verzoening. De man heeft de rechtbank kenbaar gemaakt dat een verzoeningspoging vruchteloos zal zijn. De vrouw heeft zich over een mogelijke verzoening niet uitgelaten.
3.5. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat partijen zich niet willen verzoenen. Nu het huwelijk van partijen duurzaam ontwricht is, is derhalve voldaan aan de vereisten voor een echtscheiding op grond van artikel 94 van de Mudawwana, zodat het verzoek als na te melden zal worden toegewezen.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank spreekt uit de echtscheiding tussen partijen.
4.2. De rechtbank bepaalt dat partijen met elkaar dienen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Wanneer zij binnen veertien dagen na de inschrijving van deze beschikking geen overeenstemming over de keuze van een notaris hebben bereikt, zullen de werkzaamheden van deze verdeling worden verricht voor mr. E.K. Dijkstra, notaris te Nieuwegein, of diens waarnemer of opvolger.
Wanneer de vrouw niet meewerkt aan de verdeling zal mr. D. Fasseur, advocaat te Utrecht, als haar vertegenwoordiger optreden.
Wanneer de man niet meewerkt aan de verdeling zal mr. E.R. Emmelot, advocaat te Utrecht, als zijn vertegenwoordiger optreden.
4.3. Onderdeel 4.2 van deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, in aanwezigheid van G. Hagens LL.B, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010.?