ECLI:NL:RBUTR:2010:BP7247

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
706795 UE VERZ 10-1025
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na langdurige dienstverband en sollicitatie

In deze zaak verzocht een werknemer om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst na een dienstverband van bijna 30 jaar. De werknemer had een sollicitatie lopen en vroeg om een regeling met zijn werkgever, maar ontbond uiteindelijk zelf zijn arbeidsovereenkomst zonder toestemming van zijn gemachtigde. De werkgever accepteerde de ontslagname, maar stelde dat de werknemer niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de aanhouding van de behandeling van het verzoekschrift in het voordeel van de werkgever was. De kantonrechter overwoog dat de werkgever had moeten begrijpen dat de werknemer met zijn brief slechts had willen aangeven dat hij een nieuw dienstverband was aangegaan. De kantonrechter kende een ontbindingsvergoeding toe van € 53.000, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de lange duur van het dienstverband en de wijze waarop de werkgever met de werknemer was omgegaan. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 januari 2011, en de proceskosten werden gecompenseerd. De beslissing werd genomen door kantonrechter P. Krepel en openbaar uitgesproken op 16 december 2010.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 706795 UE VERZ 10-1025 PK
beschikking d.d. 16 december 2010
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.H. Keulen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. F.B.A.M. van Oss.
1. Het verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 2 augustus 2010 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 31 augustus 2010 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Op verzoek van partijen is de zaak aangehouden tot uiterlijk medio oktober 2010, waarna partijen de kantonrechter eensluidend kunnen laten weten of er een beschikking moet komen of niet, en of [verzoeker] een nieuwe baan heeft, en zo ja, bij welke werkgever en per wanneer.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [verzoeker], geboren op [1960], is op 1 juni 1981 in dienst van (de rechtsvoorganger van) [verweerder] getreden.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 4.005,38 per maand, excl. vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2. Tot de reorganisatie van 2005 was [verzoeker] werkzaam als afdelingschef op de afdeling sauzen in de vestiging te [vestigingsplaats]. Hij gaf hij leiding aan 55 medewerkers. Na de reorganisatie verdween deze functie, en werd hij shiftleader in de ploegendienst. Hij gaf daarbij leiding aan 15 medewerkers. In juli 2008 is hij gevraagd voor de nieuwe functie teamleider bereiding. In september 2008 heeft hij die functie geaccepteerd. Het betrof een nieuwe functie. Hij gaf daarbij leiding aan ruim 20 medewerkers.
2.3. Op 20 april 2009 heeft zijn leidinggevende, [A], [verzoeker] meegedeeld dat hij na moest denken over zijn functioneren, omdat de organisatie wilde dat het "roer omging". Tijdens een verlofperiode van twee weken heeft [verzoeker] daarvoor een actieplan ter verbetering van de processing opgesteld. Op 5 mei 2009 liet [verweerder] hem weten dat hij (toch) ander werk zou moeten doen. Zij heeft hem bij brief van dezelfde datum meegedeeld dat zij geen vertrouwen meer heeft in het functioneren van hem als teamleider bereiding. Hem werd de functie van operator aangeboden in de vestiging in [vestigingsplaats]. Na protest van de zijde van [verzoeker] heeft [verweerder] hem bij brief van 19 mei 2009 een verbetertraject in de vestiging in [vestigingsplaats] aangeboden van een jaar, tijdens welk traject maandelijks een evaluatie zou plaatsvinden.
2.4. Op 10 december 2009 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Deze beoordeling was niet positief. Het door [verweerder] opgestelde concept-gespreksverslag vermeldt onder meer dat er geluiden zijn over [verzoeker] als "de persoon die niets uitvoert", dat hij niet meer doet dan wordt opgedragen en dat zijn uitdrukkingsvaardigheid tekortschiet bij bijvoorbeeld de uitleg aan de medewerkers. [verweerder] deelt aan [verzoeker] mee dat er besloten is het project te beëindigen en [verzoeker] weer in te gaan zetten als operator aan de lijn. De schriftelijke reactie van [verzoeker] hierop vermeldt onder meer: hij is het oneens met de beoordeling, er zijn forse technische aanpassingen gedaan aan de lijn met gunstige resultaten, van zes medewerkers zijn er twee om buiten hem gelegen redenen ontslagen (waardoor de druk op de andere leden van het team toenam), en er is een duidelijkere reductie van technische storingen met een storingspercentage van zes en efficiencypercentage tot ruim 150. Verder wijst hij er in dit commentaar op dat de afgesproken maandelijkse evaluatie niet regelmatig plaatsvindt en bovendien steeds op zijn initiatief. De gevraagde ondersteuning vanuit andere disciplines wordt volgens [verzoeker] niet gegeven.
2.5. Medio januari 2010 verzoekt [verweerder] [verzoeker] om invulling te geven aan het nieuwe project Waste, en wel in de functie van coördinator afvalstromen. Op 28 mei 2010 schrijft de gemachtigde van [verzoeker] dat dit project zonder wederzijds goedvinden in maart 2010 is omgezet in een functiewijziging, zonder de gelegenheid tot het terugkeren in een leidinggevende functie, zoals dit in mei 2009 schriftelijk is overeengekomen. Verder wijst de gemachtigde er op dat de coach een onafhankelijk iemand moet zijn die kan zien of het project effect heeft, hetgeen nu niet het geval is.
2.6. Bij brief van 26 september 2010 (dus na mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek) schrijft [verzoeker] rechtstreeks aan [verweerder]:
“Hierbij deel ik mede dat ik na een ruim 29 jarig dienstverband bij [verweerder] BV dit dienstverband per 01 oktober 2010 beëindig.
Met betrekking tot de afhandeling van mijn beëindiging van het dienstverband zie ik uw schrijven tegemoet”.
2.7. Bij brief van 29 september 2010 schrijft [verweerder] aan [verzoeker]:
“Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw brief d.d. 26 september waarin u verzoekt het dienstverband per 1 oktober 2010 te beëindigen.
Wij delen u mee dat de opzegging door ons wordt geaccepteerd per 1 oktober 2010.
Wij zullen de eindafrekening opmaken nu het dienstverband per 1 oktober is beëindigd.
De afrekening kunt u in de loonrun van oktober 2010 tegemoet zien”.
2.8. Bij brief van 1 oktober 2010 schrijft de gemachtigde van [verweerder] aan de kantonrechter dat uit de opzegging volgt dat ontbinding van de overeenkomst niet meer kan worden uitgesproken nu deze als gevolg van de opzegging is beëindigd.
2.9. Bij brief van 27 oktober 2010 schrijft de gemachtigde van [verzoeker] aan de kantonrechter het volgende. Hij heeft op 7 september 2001 aan [verweerder] laten weten dat [verzoeker] waarschijnlijk een nieuwe baan heeft gevonden maar dat er nog geen contract is, en dat hij en zijn cliënt graag van gedachten willen wisselen over een eventuele minnelijke regeling. [verweerder] zou daar niet op hebben gereageerd. [verzoeker] is inmiddels een nieuw dienstverband aangegaan met ISS met ingang van oktober 2010. Het betreft een dienstverband voor bepaalde tijd, te weten een jaarcontract met een proeftijd van twee maanden. De standplaats is [standplaats]. Het salaris is € 960, bruto per maand lager dan het salaris bij [verweerder]. [verzoeker] heeft met zijn opzegging brief [verweerder] slechts willen informeren over het feit dat hij inderdaad geslaagd is om met een nieuwe werkgever tot een akkoord te komen, maar niet om het dienstverband juridisch op te zeggen. Met de afhandeling van het dienstverband heeft hij bedoeld: het doen van een voorstel om tot een minnelijke regeling te komen.
2.10. Bij brief van 5 november 2010 schrijft de gemachtigde van [verweerder] aan de kantonrechter het volgende.
De arbeidsovereenkomst is wel degelijk per 1 oktober 2010 beëindigd. Dit volgt uit de opzegging, de bevestiging daarvan door [verweerder], en de bevestiging door [verzoeker] van de uitbetaling van zijn niet genoten vakantiedagen en zijn mededeling dat de afrekening daarvan niet correct zou zijn.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden omdat de vertrouwensbasis totaal is weggeslagen. Hij verwijst daartoe naar al hetgeen is gebeurd in de periode vanaf mei 2009: het voorstellen van een verbetertraject zonder duidelijke gronden, het niet houden van de maandelijkse evaluaties, steeds projecten voortijdig beëindigen zonder reden, het wederom plaatsen op een nieuw project, en het bevestigen dat het doorlopen traject ongeschikt was voor het doel. De arbeidsrelatie is op scherp komen te staan omdat [verweerder] te kennen heeft gegeven dat hij onder geen beding terug kan keren in een leidinggevende functie. Door deze situatie zijn ook gezondheidsklachten en spanningen bij [verzoeker] opgetreden.
3.2. [verweerder] heeft ten eerste de bevoegdheid van de kantonrechter te Utrecht betwist, omdat [verzoeker] volgens haar in dienst is bij [verweerder] B.V. te [vestigingsplaats]. Hij heeft immers laatstelijk in [vestigingsplaats] gewerkt en heeft geweigerd om in [vestigingsplaats] aan de slag te gaan. De kantonrechter te Lelystad is daarom slechts bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Voorts voert [verweerder] aan dat gebleken is dat [verzoeker] niet geschikt is om als leidinggevende te functioneren. Volgens haar is [verzoeker] te vroeg gestopt met zijn werk. Bij een langdurige arbeidsrelatie wordt ook van de werknemer verwacht dat hij zich bereid toont tot een oplossing te komen. Hij stelt zich niet op als een goed werknemer omdat hij uitsluitend de functie van teamleider bereiding wil uitoefenen, terwijl hij die functie al geruime tijd niet uitoefent. De aan hem aangeboden functie in [vestigingsplaats] is passend. Dat hij weigert deze functie te aanvaarden wordt verklaard uit het feit dat hij ander werk heeft, namelijk accountmanager bij ISS. Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden dient geen vergoeding te worden vastgesteld, omdat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst gewoon kan opzeggen bij [verweerder] indien hij niet langer bij haar werkzaam wil zijn.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. De kantonrechter acht zich bevoegd van het verzoekschrift kennis te nemen. Niet is komen vast te staan dat [verzoeker] er ondubbelzinnig mee heeft ingestemd dat hij niet langer bij [verweerder] B.V. in dienst is maar bij [verweerder] B.V. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker] onweersproken heeft gesteld dat hij laatstelijk (weer) in [vestigingsplaats] is gaan werken, en dat de salarisstroken de naam vermelden van [verweerder] B.V. als werkgever. Ook de periodieke evaluatie van de bedrijfsarts van 22 juni 2010 vermeldt [verweerder] B.V. als werkgever. Verder neemt de kantonrechter in aanmerking dat in de correspondentie met [verzoeker] de namen van beide vennootschappen op de brieven worden vermeld, en dat de brieven zijn ondertekend met [verweerder] B.V. (dus zonder de toevoeging [vestigingsplaats] dan wel [vestigingsplaats]). Ten slotte constateert de kantonrechter dat de opzeggingsbrief gericht is aan [verweerder] B.V. en dat [verweerder] stelt dat zij [verzoeker] aan die opzegging kan houden.
Ontvankelijkheid
4.2. Naar het oordeel van de kantonrechter is [verzoeker] ontvankelijk in zijn verzoek. Hij heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar onder de gegeven omstandigheden mag [verweerder] hem niet aan die opzegging houden. Dat de behandeling van het verzoekschrift is aangehouden teneinde duidelijkheid krijgen over de kansen van [verzoeker] op de arbeidsmarkt was reeds in het voordeel van [verweerder]. Het lag immers in de rede dat in het geval zou blijken dat [verzoeker] bij een andere werkgever in dienst is getreden dit een matigende werking zou hebben op de hoogte van een eventueel toe te kennen ontbindingsvergoeding. Gelet op al het hetgeen [verzoeker] aan zijn verzoek de grondslag heeft gelegd en gelet op de hoogte van de door hem verzochte ontbindingsvergoeding (C=2, ruim € 220.000, ) had [verweerder] behoren te begrijpen dat [verzoeker] in zijn brief, die hij kennelijk buiten zijn gemachtigde om heeft doen uitgaan, slechts heeft willen aangeven dat hij inderdaad een nieuw dienstverband was aangegaan. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker] daarbij heeft aangegeven dat hij (slechts) een overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, waarbij bovendien een proeftijd geldt. Hieraan doet niet af dat [verzoeker] in zijn brief is ingegaan op de afrekening vakantiedagen.
Hier komt nog bij dat [verzoeker] onweersproken heeft gesteld dat zijn gemachtigde op 7 september 2010 nog heeft verzocht alsnog een minnelijke regeling te treffen. [verweerder] had daaruit behoren af te leiden dat hij niet voetstoots wilde afzien van een ontbindingsvergoeding.
Voorts
4.3. De toewijsbaarheid van het ontbindingsverzoek hangt af van het antwoord op de vraag of [verweerder] van [verzoeker] mocht verlangen dat hij instemde met de functie van coördinator afvalstromen. De hierbij aan te leggen maatstaf is of dit aanbod als een redelijk aanbod is aan te merken. De kantonrechter overweegt dienaangaande dat (onvoldoende weersproken) door [verzoeker] is gesteld dat hij gedurende ongeveer 27 jaar naar tevredenheid heeft gefunctioneerd, in welke periode hij gedurende zeer lange tijd een leidinggevende functie heeft vervuld. Indien een werkgever, al dan niet in verband met een door haar gewenste cultuuromslag, op een gegeven moment van oordeel is dat een werknemer niet langer voldoet, dient zij hem naar het oordeel van de kantonrechter eerst in voldoende mate de gelegenheid te bieden zijn functioneren te veranderen. Op papier lijkt [verweerder] aan dit vereiste te hebben voldaan, maar aan de hand van al hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht moet de kantonrechter concluderen dat dit in de praktijk niet het geval is geweest. De toezegging om het functioneren periodiek te evalueren is in onvoldoende mate nagekomen. Ook de verslaglegging was onregelmatig of ontbrak geheel. [verweerder] stelt weliswaar dat aan [verzoeker] coaching is aangeboden, maar ze heeft niet aannemelijk kunnen maken dat coaching ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Zo blijkt uit de verslagen, voor zover deze er zijn, dat er wel steeds kritiek werd geleverd maar dat geen handvatten werden geboden om aan deze kritiek tegemoet te kunnen komen. Het had gezien de lengte van het dienstverband in de rede gelegen [verzoeker] een assessment te laten ondergaan, zodat daaruit zou kunnen blijken wat zijn sterke en zwakke punten waren en op welke wijze daar zonodig verbetering in zou kunnen worden aangebracht. Dit alles is niet gebeurd. [verweerder] heeft derhalve te snel het standpunt ingenomen dat [verzoeker] geen leidinggevende functie meer kon bekleden. Gelet op de lengte van het dienstverband, de bejegening door [verweerder] van [verzoeker], en het niet ingaan door [verweerder] op het verzoek van [verzoeker] om een erkende mediator in te schakelen (zoals de bedrijfsarts had geadviseerd), is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek toewijsbaar is onder toekenning van een ontbindingsvergoeding.
De thans ontstane situatie ligt in de risicosfeer van [verweerder]. Voorts acht de kantonrechter van belang dat [verzoeker] inmiddels een ander dienstverband is aangegaan. De kantonrechter neemt daarbij wel in aanmerking dat het gaat om een dienstverband voor bepaalde tijd met een proeftijd (het is de kantonrechter niet bekend of van deze proeftijd gebruik is gemaakt), dat [verzoeker] een beduidend lager loon is overeengekomen, en dat thans sprake is van een (veel) langere reistijd.
Voorts gaat de kantonrechter ervan uit dat [verzoeker] sinds 1 oktober 2010, de datum van indiensttreding bij ISS, jegens [verweerder] geen aanspraak meer maakt op salaris.
4.4. Alles overwegende acht de kantonrechter toekenning van een vergoeding redelijk waarbij de factor C = 0,5. Toegekend zal daarom worden een vergoeding van (afgerond) € 53.000, bruto.
4.5. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 januari 2011.
4.6. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, tenzij [verzoeker] het verzoek intrekt.
De beslissing
De kantonrechter:
stelt [verzoeker] in de gelegenheid uiterlijk 31 december 2010 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2011;
kent aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] een vergoeding toe van € 53.000, bruto en veroordeelt [verzoeker] tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op
€ 400, aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 december 2010.