zaaknummer / rolnummer: 284468 / HA ZA 10-767
Vonnis van 12 januari 2011
[eiser],
als wettelijke vertegenwoordiger van [A],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. R. Tamourt,
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE LAWN TENNIS BOND,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat: mr. E.H. de Jonge-Wiemans.
Partijen zullen hierna [eiser] en KNLTB genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juni 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [A], geboren op [1995] (hierna te noemen: [A]), is de zoon van [eiser].
2.2. Bij brief van 5 maart 2007 (productie 2 bij dagvaarding) heeft KNLTB onder meer het volgende aan de ouders van [A] medegedeeld:
“Uw zoon/dochter is voor de komende drie jaar het LOOT predicaat toegekend Wij feliciteren uw zoon/dochter van harte met het behalen van dit resultaat.
De toekenning van dit predicaat houdt in dat uw zoon/dochter gebruik kan maken van het volledige KNLTB pakket (optie 1), een gedeelte van het KNLTB pakket (optie 2) of het zelf samenstellen van het trainings- en wedstrijdprogramma (optie 3)
Loot 1 optie 1
(…)
Indien uw kind gebruik maakt van bovengenoemde KNLTB-faciliteiten start het tennisseizoen 2007/2008 in week 38 (…) De ouderbijdrage voor uw kind bedraagt € 3 500,00 voor het hele seizoen (…)
Eind juni 2007 zullen wij aan de kinderen die gebruik maken van de KNLTB-faciliteiten nadere gegevens verstrekken over de invulling van het programma
LOOT 1 optie 2
(…)
Indien uw kind gebruik maakt van optie 2 start het seizoen 2007/2008 in week 38 met een conditietest De ouderbijdrage voor dit programma bedraagt € 765,00 (…)
LOOT 1 optie 3
Wanneer uw ervoor kiest om geen gebruik te maken van KNLTB-faciliteiten (optie 3) behoudt uw zoon/dochter het predicaat LOOT (…)”
3.1. [eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, veroordeling van KNLTB:
I. om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. in hoofdsom een bedrag van € 21.17,63 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum der dagvaarding;
b. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 904,--;
II. in de kosten van deze procedure.
3.2. KNLTB voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Namens [A] vordert [eiser] uit hoofde van wanprestatie schadevergoeding van KNLTB. Ter onderbouwing van deze vordering heeft [eiser] gesteld dat KNLTB tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [A] en KNLTB voor de duur van drie jaar gesloten overeenkomst, door [A] gedurende het derde contractsjaar c.q. het seizoen 2009/2010 geen toegang tot de overeengekomen faciliteiten te verschaffen. Hierdoor heeft [A] schade geleden. Deze schade wenst [eiser] vergoed te zien.
4.2. KNLTB heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft onder meer betwist dat tussen partijen een overeenkomst voor de duur van drie jaar tot stand is gekomen. Zij heeft ter nadere motivering aangevoerd dat zij twee keer een overeenkomst voor de duur van één jaar met (de ouders van) [A] heeft gesloten, namelijk één met betrekking tot het seizoen 2007/2008 en één met betrekking tot het seizoen 2008/2009. Vanwege verschillende feiten en/of omstandigheden heeft zij geen derde overeenkomst met betrekking tot het seizoen 2009/2010 met (de ouders van) [A] gesloten.
4.3. Gezien de stellingen van partijen dient de vraag te worden beantwoord of tussen enerzijds (de ouders van) [A] en anderzijds KNLTB een overeenkomst met een duur van drie jaar tot stand is gekomen.
4.4. De rechtbank is mede gezien de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van KNLTB van oordeel dat [eiser] zijn stelling dat tussen partijen althans tussen [A] en KNLTB een overeenkomst voor de duur van drie jaar tot stand is gekomen, onvoldoende heeft gemotiveerd. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.
4.5. Bij dagvaardag heeft [eiser] gesteld dat middels de brief van 5 maart 2007
– zie onder nummer ?2.2. – met KNLTB een overeenkomst voor de duur van drie jaar is gesloten. Ter comparitie van partijen heeft [eiser] gesteld dat partijen in mei 2007 een mondelinge overeenkomst voor de duur van drie jaar hebben gesloten, en dat de brief van 5 maart 2007 een schriftelijke bevestiging van die in mei 2007 mondeling gesloten overeenkomst is.
4.6. De rechtbank constateert in de eerste plaats dat [eiser] verschillende stellingen inneemt inzake het moment waarop een voor de duur van drie jaar gesloten overeenkomst tot stand zou zijn gekomen zonder de tegenstrijdigheid tussen deze stellingen te verklaren, terwijl dit wel op zijn weg lag. Voorts vermag de rechtbank zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet inzien hoe een brief van 5 maart 2007 een bevestiging kan zijn van mondelinge overeenkomst die volgens [eiser] nadien in mei 2007 zou zijn gesloten. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van de brief van 5 maart 2007 niet volgt dat met die brief tussen partijen een overeenkomst voor de duur van drie jaar tot stand is gekomen. Uit de inhoud van die brief blijkt dat KNLTB aan [A] voor de duur van drie jaar het door haar verstrekte LOOT-predicaat heeft toegekend dat een voorwaarde is om gebruik te mogen maken van de KNLTB-faciliteiten, en dat KNLTB een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst voor het seizoen 2007/2008 heeft gedaan. Een ander aanbod kan niet uit de inhoud van die brief worden gedestilleerd. Evenmin kan daaruit worden afgeleid, voor zover [eiser] dat heeft willen betogen, dat er een koppeling zou bestaan tussen het door KNLTB verstrekte LOOT-predicaat voor de duur van drie jaar en de duur van de overeenkomst die KNLTB met (de ouders van) [A] heeft willen sluiten.
4.7. Voorts constateert de rechtbank dat [eiser] geen andere feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd die, indien bewezen, het oordeel kunnen dragen dat KNLTB aan (de ouders van) [A] een aanbod heeft gedaan om voor de duur van drie jaar een overeenkomst te sluiten dat vervolgens door (de ouders van) [A] is aanvaard.
De stelling dat KNLTB met alle kinderen aan wie voor de duur van drie jaar het LOOT-predicaat is toegekend een overeenkomst voor de duur van drie jaar heeft gesloten en de verwijzing naar de passage “Tot en met het seizoen 2007-2008 ontvingen de geselecteerde LOOT-kinderen een contract voor 3 jaar.” als vermeld onder nummer 4.6.4. LOOT, op pagina 9 van het informatieboekje AA-Drink Bondsjeugdopleiding 2008-2009 (productie 14 bij dagvaarding) leidt niet tot een ander oordeel. Immers, uit de inhoud van de brief van 5 maart 2007 blijkt het tegendeel c.q. volgt juist dat niet aan alle kinderen aan wie voor de duur van drie jaar het LOOT-predicaat is toegekend een overeenkomst voor de duur van drie jaar is aangeboden. De verwijzing naar de passage “In aanmerking nemende dat - De KNLTB trainingen verzorgt waaraan kan worden deelgenomen door daartoe door de KNLTB geselecteerde deelnemers gedurende de periode dat zij in het bezit zijn van het predicaat LOOT (een predicaat wordt in beginsel voor drie jaar toegekend), (…) “ als vermeld in het contract Deelname Bondsjeugdopleiding LOOT II 2008/2009 (productie 3 bij dagvaarding) kan [eiser] evenmin baten, nu uit deze passage volgt dat het LOOT-predicaat een voorwaarde is om van de KNLTB-faciliteiten gebruik te mogen maken. Een koppeling tussen het door KNLTB verstrekte LOOT-predicaat voor de duur van drie jaar en de duur van een overeenkomst die KNLTB met (de ouders van) [A] heeft willen sluiten, kan niet hieruit worden afgeleid.
4.8. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd de stelling van [eiser] dat tussen (de ouders van) [A] en KNLTB een overeenkomst voor de duur van drie jaar is gesloten. Dit betekent dat van wanprestatie doordat [A] gedurende het seizoen 2009/2010 geen gebruik heeft mogen maken van KNLTB-faciliteiten geen sprake kan zijn, zodat er geen grond bestaat om KNLTB voor de door [eiser] gestelde schade aansprakelijk te houden. Om die reden worden de vorderingen van [eiser], met inbegrip van de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten, afgewezen.
4.9. De stellingen van partijen inzake het opleggen van disciplinaire maatregelen met betrekking tot het seizoen 2008/2009 laat de rechtbank onbesproken, nu zij niet dienen ter onderbouwing van de ingestelde vorderingen en het daartegen gevoerde verweer.
4.10. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KNLTB worden begroot op:
- vast recht € 485,00
- salaris advocaat € 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal € 1.643,00.
4.11. De nakosten, waarvan KNLTB betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van KNLTB tot op heden begroot op € 1.643,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf twee weken nadat dit vonnis is uitgesproken tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 12 januari 2011.?