2. De feiten
2.1. Op 25 oktober 2002 is [verzoekster] betrokken geweest bij een kop-staartbotsing. Zij zat als passagier voorin een Mazda voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken]. De auto stond stil en werd van achteren aangereden door een Chrysler met kenteken [kenteken]. Daarna kwam de auto in aanrijding met de daarvoor stilstaande auto.
2.2. Voor de Chrysler was op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij De Noordhollandsche. De Noordhollandsche heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.3. [verzoekster] en De Noordhollandsche zijn met elkaar in overleg getreden om de medische gevolgen van het ongeval vast te stellen. Zij zijn overeengekomen medisch onderzoek te laten verrichten door de neurochirurg dr. P.H.J.M. Elsenburg verbonden aan het Neuro-Orthopedisch Centrum te Bilthoven (hierna: Elsenburg).
2.4. Elsenburg heeft op 8 augustus 2007 een rapport uitgebracht (hierna: het rapport-Elsenburg).In dit rapport heeft Elsenburg de vraag welke diagnose(n) hij stelt op zijn vakgebied als volgt beantwoord (vraag 3):
“De diagnose op neurologisch vakgebied luidt:
1. status na hoogenergetisch trauma met een achterop aanrijding en vervolgens een aanrijding aan de voorzijde. In aansluiting aan dit ongeval ontwikkelde betrokkene nekpijnklachten en vermoedelijk radiculaire klachten in de linker arm die na een aanvankelijke verbetering toch weer toenamen. Bij aanvullende diagnostiek bleek er sprake te zijn van degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom alsmede een foraminale HNP C6-C7 links, een en ander resulteerde uiteindelijk in een spondylodese over het traject C5-C7 met cages en een osteosyntheseplaat met zes schroeven. Nadien zijn er nog milde klachten aanwezig van de cervicale wervelkolom sporadisch uitstraling in de linkerarm.
2. Mild carpaaltunnelsydroom links, niet ongevalsgerelateerd.
3. in veel latere instantie ontwikkelde betrokkene lage rugklachten waarbij uitgebreide degeneratieve afwijkingen van de lumbale wervelkolom werden aangetoond”
Elsenburg heeft op de vraag welke van de bedoelde klachten en afwijking op medische gronden zijn te beschouwen als een gevolg van het ongeval en of er ander factoren zijn die een bijdrage leveren aan de klachten en symptomen van de betrokkene geantwoord (vraag 4):
‘’Hierop werd feitelijk al ingegaan. Uitsluitend de klachten van de cervicale wervelkolom en de sporadische uitstraling in de linker arm kunnen worden gezien als ongevalsgevolg. De overige klachten en afwijkingen kunnen niet als zodanig worden gekarakteriseerd.
Op vraag 5:
“bestonden de huidige klachten en/of afwijking (gedeeltelijk) reeds voor het ongeval of zouden deze naar uw oordeel op enig moment ook zijn ontstaan indien betrokkene het ongeval niet was overkomen? Zo ja op welke termijn en in welke mate (bij benadering)?
heeft Elsenburg geantwoord:
“Indien wordt gekeken naar de ongevalsgevolgen dan bestaat er een specifieke verklaring bij de aangeleverde informatie die erop duidt dat betrokkene dergelijke klachten voor het ongeval niet ervoer, ook niet gedeeltelijk”
Ter beantwoording van vraag 8 heeft Elsendorp de beperkingen (op zijn vakgebied) beschreven die [verzoekster] naar zijn mening ondervindt als gevolg van het ongeval.
2.5. Naar aanleiding van dit rapport heeft de door de schaderegelaar van De Noordhollandsche ingeschakelde geneeskundig adviseur dr. A.C. Grubben (hierna: Grubben) bij brief van 26 juni 2009 aan Elsenburg geschreven:
“(…) Uit de aanwezige correspondentie, met name uit informatie van collega Put, neurochirurg komt naar voren dat collega Put van mening is dat er sprake is van forse slijtage van de gehele halswervelkolom, in de zin van zowel een unc arthrose als een agehele discopathie van de gehele wervelkolom (…)Indien deze informatie gecombineerd wordt met de bevindingen op de afdeling Spoedeisende Hulp van het Flevo ziekenhuis te Almere waar geen neurologische symptomen werden vastgesteld, is mijn vraag hoe geconcludeerd kan worden over het al dan niet posttraumatisch zijn van de discus herniatie op C6/C7 (…)”