ECLI:NL:RBUTR:2010:BP0949

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604078-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde na een impasse in de behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 december 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die sinds 5 december 2005 onder de maatregel valt. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, maar de rechtbank heeft besloten om deze met één jaar te verlengen. De beslissing is gebaseerd op rapporten van deskundigen, waaronder klinisch psycholoog I.M. van Woudenberg en psychiater M. Drost, die beiden de noodzaak van verlenging onderschreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde aanvankelijk vooruitgang boekte in zijn behandeling, maar dat deze na het overlijden van zijn vader in een impasse is geraakt. Ondanks recente verbeteringen, zoals onbegeleide verloven, blijft de rechtbank voorzichtig en acht het noodzakelijk om na een jaar opnieuw te evalueren of de samenwerking en behandeling zijn voortgang heeft gemaakt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de problematiek van de terbeschikkinggestelde, die vatbaar blijft voor terugval in ongewenst gedrag. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen als een belangrijk aspect in haar overwegingen meegenomen, en heeft besloten dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege moet worden verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/604078-05
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 24 december 2010
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats], op [1968],
thans verblijvende in de Pompekliniek, Weg door Jonkerbos 55, 6532 CN te Nijmegen,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd.
Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 3 november 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren;
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 5 september 2005, waarbij [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 5 december 2005;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 28 december 2009, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar;
- het rapport van de Pompekliniek d.d. 29 september 2010, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, alsmede de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen;
- het rapport van I.M. van Woudenberg, klinisch psycholoog, d.d. 7 oktober 2010;
- het rapport van M. Drost, psychiater, d.d. 19 oktober 2010.
2 Het onderzoek ter zitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door raadsman mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.
Voorts is de deskundige drs. E. Schutgens, behandelcoördinator, werkzaam bij de Pompekliniek, gehoord.
3 Het standpunt van de deskundigen
Uit het rapport van de Pompekliniek blijkt – onder meer – het volgende. De terbeschikkinggestelde werkt met inzet aan zijn intramurale behandelprogramma en heeft een aantal belangrijke behandelonderdelen afgerond. Echter, de beoogde gedragsverandering is nog onvoldoende tot stand gekomen. In de afgelopen periode is de terbeschikkinggestelde herhaaldelijk in disfunctionele gedragspatronen teruggevallen. Vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek kan de terbeschikkinggestelde frustraties, grenzen en afwijzingen moeilijk verdragen. Oplopende spanningen hebben meerdere keren tot drugsgebruik geleid. Het lukt de terbeschikkinggestelde nog niet voldoende om zijn gevoelens bespreekbaar te maken en controle toe te staan. In het sociale contact loopt de terbeschikkinggestelde nog gemakkelijk grote spanningen op die zijn functioneren bemoeilijken en waarbij het hem soms moeilijk valt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag te nemen. De persoonlijkheidsproblematiek en het daaruit voortvloeiende recidiverisico is hardnekkig. Het behandelteam van de Pompekliniek is zich bewust van de ernst van de problematiek en het feit dat de terbeschikkinggestelde vanuit zijn pedofiele geaardheid altijd vatbaar zal blijven voor terugval in de behoefte tot seksueel contact met minderjarigen. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met een zeer langdurig traject van terugvalpreventie, nazorg en controle.
Uit het rapport van de klinisch psycholoog Van Woudenberg blijkt – onder meer – dat de terbeschikkinggestelde zich na het overlijden van zijn vader weinig gehoord voelt in zijn wensen rond dit overlijden en de begrafenis. Hierdoor voelt de terbeschikkinggestelde zich in de steek gelaten, hetgeen een kwetsbaar punt voor hem is; heftige verlatingsangst en –woede steken de kop op. De bewegingsbeperkende maatregelen heeft de terbeschikkinggestelde ervaren als een boodschap dat hij, ook in deze voor hem moeilijke omstandigheden, niets extra’s hoeft te verwachten. Zijn toch al negatieve zelfbeeld wordt daarmee bevestigd en dat is voor de terbeschikkinggestelde te krenkend en vernederend om te verdragen. Zo is er een impasse ontstaan tussen de terbeschikkinggestelde en zijn behandelaars die hij niet heeft gewild, maar die hij, op basis van zijn persoonlijkheidsproblematiek, ongewild heeft gecreëerd. Van Woudenberg acht het van primair belang dat de huidige impasse in de behandeling doorbroken wordt. Door de terbeschikkinggestelde voortdurend af te zonderen op zijn kamer en hem alle vrijheden in de zin van begeleide en onbegeleide verloven te onthouden, wordt het ook onmogelijk gemaakt om te onderzoeken welke knelpunten zich gaan voordoen als de terbeschikkinggestelde weer in de vrije maatschappij is. Van Woudenberg adviseert de terbeschikkingstelling te verlengen met de termijn van één jaar, omdat het de aanbeveling verdient om na een jaar nogmaals te onderzoeken hoe de behandeling is verlopen, juist omdat er thans een diepe impasse in is opgetreden.
Het advies van Van Woudenberg komt overeen met het advies van de psychiater Drost, zoals verwoord in haar rapport. Door Drost wordt opgemerkt dat zich geleidelijk een inproductieve machtsstrijd lijkt te ontwikkelen rond zaken die niet direct delictgerelateerd zijn, maar die bepaald worden door algemene regelgeving. Het zou, in de opvatting van Drost, zeer onwenselijk zijn als het focus van de behandeling zou verschuiven naar een machtsspel op de afdeling. Een inproductieve interactie zal de motivatie van de terbeschikkinggestelde kunnen doen afnemen en tot moedeloosheid en verzet kunnen leiden, waardoor de geboekte voortgang en de te nemen vervolgstappen in het gedrang komen.
Ter zitting heeft de deskundige Schutgens het rapport van de Pompekliniek toegelicht. Uit deze toelichting blijkt, dat de door de terbeschikkinggestelde en de externe deskundigen gestelde impasse in de behandeling somberder wordt geschetst dan thans de werkelijkheid is. Er is momenteel weer sprake van onbegeleid verlof en een vorm van samenwerking. Het is zaak dat de terbeschikkinggestelde de inzichten die hij heeft verkregen over zijn persoon in handelen omzet. Het behandelproces, inclusief de opbouw van de onbegeleide verloven en het toewerken naar proefverlof, gaat de duur van twee jaar te boven. Dit is voor de Pompekliniek aanleiding te adviseren de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren te verlengen. Verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar zal in de opvatting van de getuige-deskundige geen negatieve uitwerking hebben voor de behandelrelatie.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting de vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar gehandhaafd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Door de terbeschikkinggestelde is aangevoerd dat het overlijden van zijn vader een kentering in zijn behandeling heeft betekend, die tot dan toe positief was verlopen. De patstelling die is ontstaan komt voort uit de overdreven reactie van de kliniek op zijn softdrugsgebruik, aldus de terbeschikkinggestelde.
De raadsman heeft aangevoerd, dat verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar, nu dit ook geen negatieve uitwerking op de behandelrelatie zal hebben, de terbeschikkinggestelde het vertrouwen geeft dat de rechtbank vinger aan de pols houdt.
6 De beoordeling
Uit hetgeen hierboven is overwogen, leidt de rechtbank af dat verdachte indertijd is veroordeeld terzake van een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, de geestelijke stoornis die verdachte bij het plegen van dit indexfeit had nog aanwezig is, de behandeling langere tijd is gestagneerd en het recidiverisico buiten een dwingend tbs-kader hoog is. Gezien deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van de terbeschikkinggestelde wordt verlengd.
De rechtbank is van oordeel dat de duur van deze verlenging één jaar moet zijn.
De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de terbeschikkinggestelde, volgens het rapport van de Pompekliniek, de rapporten van Van Woudenberg en Drost en de verklaring van de deskundige Schutgens, aanvankelijk vooruitgang heeft geboekt met zijn behandeling binnen de tbs-kliniek en zich daarvoor ook heeft ingezet. Na het overlijden van de vader van de terbeschikkinggestelde is echter het behandeltraject in een impasse geraakt. Volgens deskundige Schutgens lijkt hierin evenwel recent verbetering te zijn gekomen. Er hebben inmiddels weer onbegeleide verloven plaatsgevonden en er is, in ieder geval in de visie van de Pompekliniek, weer een vorm van samenwerking. Gegeven de prilheid van dit herstel acht de rechtbank het echter nog onzeker of en in hoeverre deze ontwikkelingen weer zullen leiden tot een volledig functioneel behandeltraject. Het opnieuw optreden van een impasse kan derhalve niet op voorhand worden uitgesloten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het overeenkomstig het advies van de deskundigen Van Woudenberg en Drost wenselijk om zich na één jaar opnieuw te laten informeren met betrekking tot de verdere voortgang die de terbeschikkingstelling in het kader van zijn behandeling heeft gemaakt en te bezien of de ‘hernieuwde’ samenwerking is beklijfd danwel dat andermaal sprake is van een stagnatie in de behandeling.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde]voor de tijd van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en
mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. van Wageningen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 december 2010.
Mr. Kuijer en mr. Van Doorn zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.