ECLI:NL:RBUTR:2010:BP0938

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-07026796
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In de zaak met parketnummer 16/070267-96 heeft de rechtbank Utrecht op 24 december 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1975 en thans verblijvende in de P.I. Utrecht. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, gebaseerd op een rapport van de reclassering en een psychiater. De reclassering adviseerde verlenging van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van één jaar moest worden verlengd. Dit besluit was gebaseerd op de ernst van eerdere incidenten en het recidivegevaar, dat niet als aanvaardbaar werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de geestelijke stoornis van de terbeschikkinggestelde nog steeds aanwezig was en dat er een risico bestond dat hij opnieuw in de fout zou gaan. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde binnen een tbs-kliniek behandeld zou worden, gezien de aard van zijn problematiek en het gebrek aan motivatie voor behandeling tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank besloot dat de veiligheid van anderen eiste dat de terbeschikkingstelling met verpleging werd verlengd, en dat er aanzienlijke vorderingen op het gebied van agressiebeheersing en verslavingsbehandeling moesten worden gemaakt voordat een voorwaardelijke beëindiging verantwoord zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/070267-96
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 24 december 2010
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats], op [1975],
thans verblijvende in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd.
Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 16 november 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren;
- het vonnis van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 7 juli 1998, waarbij [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 19 december 1998;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 29 oktober 2010, waarbij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is opgeheven;
- het voortgangsverslag TBS en verlengingsadvies van de reclassering d.d. 5 november 2010;
- het rapport van J.M.J.F. Offermans, psychiater, d.d. 8 december 2010
2 Het onderzoek ter zitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door raadsman mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.
Voorts is de getuige-deskundige mevrouw F.E. Berkhof, reclasseringsmedewerker, gehoord.
3 Het standpunt van de deskundigen
Uit het voortgangsverslag TBS en verlengingsadvies van de reclassering blijkt – onder meer – dat de terbeschikkinggestelde, ondanks de maximale begeleiding en de diverse extra’s die aan hem geboden zijn (zoals behandeling bij De Waag en behandeling bij Centrum Maliebaan) is betrokken geraakt in een incident. Dit incident moet naar de mening van de reclassering als ernstig en risicovol worden gekwalificeerd om de volgende redenen:
De terbeschikkinggestelde ervaart de aanloop naar dit incident niet als vreemd. Het feit dat hij zich ongevraagd bij een feestje aansluit en vervolgens een huis binnen gaat waar hij niets te zoeken heeft herkent hij niet als grensoverschrijdend. De grimmige situatie die daarop is ontstaan lost de terbeschikkinggestelde op door een dreigende houding aan te nemen en hierbij een schroevendraaier te gebruiken. Hij heeft op dat moment niet de beschikking over andere copingstrategieën. Wellicht is de goede afloop van dit incident in grote mate te danken aan de meegaandheid van de mensen in het huis, aldus de reclassering.
Achteraf gaf de terbeschikkinggestelde aan zelf erg te zijn geschrokken van het gebeurde. De reclassering is hierin van terbeschikkinggesteldes oprechtheid overtuigd. Volgens de reclassering benadrukt dit echter des te meer het onvermogen van de terbeschikkinggestelde om zijn eigen gedrag te kunnen controleren, hetgeen de zaak ook des te gevaarlijker maakt, aangezien hem dit blijkbaar kan overkomen.
Het feit dat de terbeschikkinggestelde in een traject van Voorwaardelijke Beëindiging loopt weerhoudt hem er niet van ‘s nachts te gaan stappen en hierbij drugs te gebruiken. De terbeschikkinggestelde begeeft zich in risicovolle situaties, maar beoordeelt deze niet als zodanig; hij bespreekt dit niet vooraf met de reclassering. Het incident vertoont overeenkomsten met de indexdelicten. Het indexdelict betrof, naast een poging tot verkrachting en aanranding, gewelddadig gedrag ten aanzien van de omstanders welke de vrouw te hulp schoten. In dezelfde uitgaansnacht heeft de terbeschikkinggestelde een man onder bedreiging gedwongen diens portemonnee aan hem af te geven. Ook bovengenoemd incident vond plaats in het nachtelijke stadsleven. De terbeschikkinggestelde had voorafgaand aan de indexdelicten alcohol en cannabis gebruikt. Voorafgaand aan bovengenoemd incident heeft de terbeschikkinggestelde tenminste cannabis gebruikt; over alcoholgebruik heeft hij twee verschillende verklaringen gegeven.
De terbeschikkinggestelde heeft gedurende zijn voorwaardelijke beëindiging contact met de heer R. Stoffer, werkzaam als psychotherapeut bij De Waag. Bij De Waag is recentelijk opnieuw een risicotaxatie uitgevoerd waarbij terbeschikkinggestelde hoog scoorde op het gebied van agressie. Daarbij concludeerde De Waag dat de terbeschikkinggestelde niet te behandelen is, omdat hij zich hiervoor niet openstelt, of niet kan openstellen, aldus nog steeds de reclassering.
De reclassering adviseert verlenging van de maatregel voor de duur van 2 jaren.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige Berkhof het rapport toegelicht. Uit deze toelichting blijkt, dat de reclassering van mening is dat zij niet op een veilige wijze invulling kan geven aan begeleiding.
Uit het rapport van de psychiater Offermans blijkt – onder meer – dat te verwachten valt dat het niet bij dit ene incident zal blijven en dat soortgelijke gevallen zich ook in de toekomst kunnen blijven voordoen. Het onderhavige onderzoek heeft echter, evenmin als recente voorgaande onderzoeken, kunnen aantonen dat er sprake is van een duidelijk escalatiegevaar, waarbij de terbeschikkinggestelde tot nog ernstigere feiten zou kunnen komen. Daarnaast kan met zekerheid gesteld worden, dat terugkeer van de terbeschikkinggestelde naar een tbs-kliniek en hervatting van de intramurale behandeling, een hernieuwde impasse teweeg zal brengen en vanuit behandeltechnisch oogpunt niets zal toevoegen. Een dergelijke maatregel zou dan ook slechts vanuit overwegingen van beveiliging van de maatschappij genomen kunnen worden, aldus Offermans. Offermans adviseert om de tbs te verlengen voor de duur van twee jaar, maar deze niet om te zetten in een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, zodat de terbeschikkinggestelde de draad van het contact met de reclassering en de forensische polikliniek weer wordt opgepakt. De rechtbank vat dit laatste aldus op dat wordt geadviseerd de verpleging wederom voorwaardelijk te beëindigen.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting de vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met een termijn van twee jaar gehandhaafd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Door de terbeschikkinggestelde is ter zitting aangevoerd dat hij thans wel de motivatie zou kunnen opbrengen om te worden behandeld voor zijn softdrugsafhankelijkheid en eventueel het abstinent zijn daarvan zou kunnen accepteren. Voorts heeft hij aangegeven dat hij serieus nadenkt over het thans wel (gemotiveerd) volgen van een agressiebehandeling.
De raadsman heeft aangevoerd, dat het de vraag is of er nog een serieuze behandelpoging zal plaatsvinden, indien de terbeschikkinggestelde terug zal moeten naar een tbs-kliniek. De kans is groot dat opname in een tbs-kliniek een verblijf op de longcare-afdeling zal inhouden. De terbeschikkinggestelde heeft zich dit terdege gerealiseerd, aldus zijn raadsman. Het recidivegevaar lijkt in het voordeel van de terbeschikkinggestelde te spreken: weliswaar zullen er delicten worden gepleegd, maar deze zullen niet ernstig van aard zijn.
6 De beoordeling
De terbeschikkinggestelde is indertijd veroordeeld terzake van een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De rechtbank concludeert uit de zich in het dossier bevindende stukken dat de geestelijke stoornis die destijds tot de indexdelicten heeft geleid nog steeds aanwezig is, althans niet in de die mate is verminderd dat het recidivegevaar tot aanvaardbare proporties is teruggebracht. Uit het recente incident blijkt dat ook een begeleiding door de reclassering, in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, recidive niet heeft kunnen voorkomen. Anders dan de psychiater Offermans heeft de rechtbank wel kennis kunnen nemen van het proces-verbaal dat naar aanleiding van het incident is opgemaakt. Mede gelet op de ernst van dit incident, waarbij middelengebruik een grote rol lijkt te hebben gespeeld en het agressieve karakter hiervan, is de rechtbank met de reclassering van oordeel dat thans niet op een veilige wijze invulling aan het toezicht van de reclassering kan worden gegeven. Daarvoor is een aanvullende behandeling op het gebied van agressieregulatie en een behandeling van de cannabisverslaving gericht op totale abstinentie noodzakelijk. De terbeschikkinggestelde is hiervoor niet gemotiveerd gebleken tijdens de periode van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank twijfelt in zeer ernstige mate aan de verklaring van de terbeschikkinggestelde ter zitting dat hij daarvoor thans wel gemotiveerd is, althans die motivatie lijkt vooral externe oorzaken te hebben. Gelet op de aard en de ernst van de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van de terbeschikkinggestelde en het hardnekkige karakter hiervan is het zeer de vraag hoe lang die beweerde motivatie stand zal houden. De rechtbank acht het dan ook niet verantwoord thans de dwangverpleging wederom voorwaardelijk te beëindigen, althans niet voordat aanzienlijke vorderingen op het gebied van agressiebeheersing en behandeling van de verslaving zijn gemaakt. In het belang van de veiligheid van de samenleving dient dit thans binnen een tbs-kliniek plaats te vinden.
Gezien de hierboven vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van de terbeschikkinggestelde wordt verlengd.
De rechtbank is van oordeel dat de duur van de verlenging één jaar moet zijn. De rechtbank acht het wenselijk om zich na één jaar opnieuw te laten informeren met betrekking tot de verdere voortgang die de terbeschikkinggestelde in het kader van zijn behandeling heeft gemaakt, opdat dan opnieuw bekeken kan worden of een eventuele voorwaardelijke beëindiging verantwoord is.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. A. Kuijer en
mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. van Wageningen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 december 2010.
Mr. Van Doorn en Kuijer zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.