ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9736

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/692 F, 10/693 F en 10/694 F
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een vennootschap onder firma en haar vennoten met betwisting van de vennootschapsstructuur

Op 21 december 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een faillissementszaak betreffende een vennootschap onder firma (vof) en haar vennoten. Het verzoek tot faillietverklaring was op 8 november 2010 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennootschap en haar vennoten in een toestand verkeren waarin zij hebben opgehouden te betalen. Tijdens de zitting is vennoot 2 verschenen en heeft hij betoogd dat hij zijn aandeel in de vennootschap heeft verkocht aan een derde partij, [bedrijf]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat vennoot 2 niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze claim, en dat hij nog steeds als vennoot moet worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de overnameovereenkomst tussen vennoot 2 en [bedrijf] niet rechtsgeldig was, omdat er geen bewijs was dat vennoot 1 bij de overdracht betrokken was of dat hij akkoord ging met de nieuwe vennoot.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er voldoende bewijs was van de betalingsonmacht van de vennootschap en haar vennoten. Vennoot 2 heeft erkend dat er een arbeidsverhouding bestond tussen de vennootschap en verzoeker 1, wat de vorderingen van de verzoekers ondersteunt. De rechtbank heeft de vennootschap en haar vennoten in staat van faillissement verklaard, en mr. A. van der Schee is aangesteld als curator. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 december 2010 om 15.00 uur.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 10/692 F, 10/693 F en 10/694 F
vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
1. [verzoekster sub 1],
en
2. [verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna: verzoekers,
advocaat: mr. E.D.B. Groeneweg,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de vennootschap,
alsmede haar vennoten:
2. [vennoot 1],
wonende te [woonplaats],
hierna: vennoot 1,
3. [vennoot 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: vennoot 2.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 8 november 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De griffier van deze rechtbank heeft de vennoten bij brief van 17 november 2010 kennis gegeven dat zij binnen veertien dagen na de dag van dagtekening van die brief een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kunnen indienen. De vennoten hebben geen verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 21 december 2010.
Ter terechtzitting is verschenen en gehoord de verzoekster sub 1 genoemd.
Voorts is verschenen en gehoord vennoot 2.
Vennoot 1 is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Daarna is uitspraak bepaald.
Beoordeling van het verzoek
Bevoegdheid rechtbank
1. Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van de vennootschap zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin het hoofdkantoor van de vennootschap is gelegen, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
De positie van de heer [vennoot 2]
2. Vennoot 2 heeft ter verweer tegen de aanvraag aangevoerd dat niet hij, maar [bedrijf] sinds 8 december 2010 vennoot is van de vennootschap, omdat hij zijn aandeel in de vennootschap heeft verkocht, zodat - kort gezegd - deze aanvraag hem niet aangaat. Vennoot 2 heeft ter onderbouwing van zijn verweer ter zitting overgelegd:
- een kopie van zijn brief van 17 december 2010 aan de gemachtigde van verzoekers; en
- een kopie van twee van de drie in die brief genoemde bijlagen, te weten een kopie van een brief van de Kamer van Koophandel en een kopie van een “Overnameovereenkomst 50% aandeel in [de vennootschap].” tussen vennoot 2 en [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats] (Verenigd Koninkrijk) (hierna: de overnameovereenkomst).
3. De rechtbank is van oordeel dat vennoot 2 niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege de overdracht van zijn aandeel in de vennootschap niet langer meer als vennoot aan de vennootschap is verbonden. De rechtbank overweegt daartoe dat de overnameovereenkomst slechts is opgesteld tussen [bedrijf] en vennoot 2, zonder dat blijkt dat vennoot 1 bij de overdracht is betrokken, of zich anderszins heeft verbonden om [bedrijf] als haar nieuwe vennoot te accepteren. De overeenkomst heeft bovendien een zeer eenvoudig karakter: zo volstaat zij simpelweg met de constatering dat tegen betaling van € 1,00 (zegge: één euro) - onder meer - lopende overeenkomsten met adverteerders, opdrachtgevers van drukwerk, lopende offertes, de huurovereenkomst, arbeidsovereenkomsten en alle debiteuren en crediteuren in de overname zijn inbegrepen. Een regeling omtrent de (weigering van de) vereiste medewerking door derden aan de kennelijk beoogde contractsoverneming ontbreekt. Bovendien is niet duidelijk wie de overeenkomst namens [bedrijf] heeft ondertekend: op de overeenkomst staat slechts een niet leesbare handtekening bij “Overnemer: [bedrijf]”. Vennoot 2 heeft ter zitting slechts medegedeeld dat een zekere [A] namens [bedrijf] heeft getekend. Nadere gegevens zijn niet verschaft. Uit de brief van de Kamer van Koophandel blijkt niet meer dan dat op 13 december 2010 (de dag voor de zitting waarvoor vennoot 2 in eerste instantie was opgeroepen) is geregistreerd dat vennoot 2 is uitgetreden per 8 december 2010.
Van een inschrijving van [bedrijf] is niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze omstandigheden, niet aannemelijk is dat sprake is van een (rechtsgeldige) overname van het aandeel van vennoot 2 in de vennootschap door een derde partij, zodat moet worden aangenomen dat vennoot 2 nog vennoot van de vennootschap is.
4. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, ook indien vennoot 2 per 8 december 2010 geen vennoot meer zou zijn, hij op grond van de wet hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de vorderingen die voor die datum ten laste van de vennootschap zijn ontstaan.
Toestand vennootschap en vorderingsrecht verzoekers
5. Na summier onderzoek is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de vennootschap alsmede haar vennoten in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Vennoot 2 heeft ter zitting het vorderingsrecht van de verzoeker 2 erkend en heeft tevens erkend dat tussen de vennootschap en verzoeker 1 een arbeidsverhouding heeft bestaan.
Van het vorderingsrecht van verzoekers is dan ook (summierlijk) gebleken.
6. Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4, 6, en 14 van de Faillissementswet worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart
1. de vennootschap onder firma [de vennootschap], gevestigd aan de
[adres], [vestigingsplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Utrecht, onder nummer [nummer],
alsmede haar vennoten:
2. [vennoot 1], geboren op [1986] te [geboorteplaats], wonende [adres], [woonplaats];
3. [vennoot 2], geboren op [1962] te [geboorteplaats], wonende [adres], [woonplaats], dan wel [adres], [woonplaats],
in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank, mr. C.M. Dijksterhuis,
en stelt aan tot curator mr. A. van der Schee, advocaat te Utrecht;
geeft de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op
21 december 2010 te 15.00 uur.