ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9584

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/070265-96
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar en afwijzing verzoek tot tussentijdse toetsing

In de zaak met parketnummer 16/070265-96 heeft de rechtbank Utrecht op 9 december 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, gezien de persoonlijkheidsproblematiek van de betrokkene, die antisociale en borderline kenmerken vertoont, en zijn impulsproblematiek. De betrokkene is bekend met alcoholgebruik en er zijn zorgen over zijn vermogen om zelfstandig te functioneren zonder de huidige tbs-maatregel.

De rechtbank heeft de getuige-deskundige gehoord, die aangaf dat de kliniek een aanvraag voor transmuraal verlof zal indienen, met als doel de betrokkene uiteindelijk zelfstandig te laten wonen met begeleiding. De rechtbank concludeert dat een overgang naar een situatie zonder de tbs-maatregel te riskant is, gezien de kans op terugval en de onvoldoende bekendheid van het nieuwe behandelteam met de betrokkene. De kans op recidive wordt momenteel als laag ingeschat, mits de betrokkene begeleiding accepteert.

De rechtbank heeft de adviezen van de kliniek en de getuige-deskundige in overweging genomen en oordeelt dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van de betrokkene met één jaar wordt verlengd. De rechtbank benadrukt het belang van voortgang in het resocialisatietraject en verwacht tijdige rapportages van de kliniek over de mogelijkheden voor de betrokkene om over te stappen naar andere voorzieningen. De beslissing is genomen door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/070265-96
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen:
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [1964] te [geboorteplaats]
verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 17 oktober 1997 waarbij [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 1 november 1997;
- de beslissing van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 3 november 2009, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van twee jaar;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 29 september 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met één jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] t/m 28 april 2010;
- het rapport van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag d.d. 31 augustus 2010, opgesteld door A.J. Hoogland (klinisch psycholoog/psychothera-peut, behandelcoördinator resocialisatieafdeling), H.A. Feringa (Klinisch psycholoog/psychotherapeut, zorginhoudelijk manager Uitstroom) en H.J. Beintema (psychiater en directeur behandelzaken en plv. hoofd van de inrichting), waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van [terbeschikkinggestelde] met één jaar.
2 De procesgang.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Huibers, advocaat te Amsterdam. Voorts is de getuige-deskundige A. Hoogland gehoord.
3 Het standpunt van de rechtbank.
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de inrichting. De getuige-deskundige A. Hoogland heeft ter zitting d.d. 25 november 2010 het rapport en het advies van de inrichting toegelicht.
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsproblematiek met antisociale- en borderline kenmerken, hierbij hoort een impulsproblematiek. Betrokkene is bekend met het veelvuldig gebruiken van alcohol.
Verloop behandeling
Betrokkene is eind 2009 overgeplaatst naar de resocialisatieafdeling. Ondanks diverse stresserende omstandigheden heeft hij goed contact met het personeel, behandelaars en verloopt het contact met medepatiënten zonder grote problemen. Er zijn geen aanwijzingen voor alcoholgebruik sinds de opname. De impulsregulatie van betrokkene is in de loop van de jaren duidelijk verbeterd. Het invoelend vermogen van betrokkene is ondanks langdurige behandeling nog steeds minimaal. Betrokkene heeft momenteel een redelijk gestructureerde daginvulling. Dit heeft hij ook tijdens meer sombere periode weten vol te houden. Het netwerk van betrokkene is nog zeer minimaal. In de afgelopen periode is er geen sprake geweest van gevoelens van vermeende afwijzing, wraak of onlust.
Toekomst
De komende periode zal gericht zijn op verdere resocialisatie. De kliniek is van mening dat, gelet op de ernst van de psychiatrische problematiek, betrokkene langere tijd aangewezen zal blijven op een ruime mate van structuur en begeleiding om ook in de toekomst adequaat te kunnen blijven functioneren en recidive te voorkomen. Naar verwachting zal het verdere resocialisatietraject nog minimaal één jaar in beslag nemen.
Recidive risico
Op korte termijn wordt het risico op hernieuwd delictgedrag als laag ingeschat. Op lange termijn wordt dit risico als hoog ingeschat.
De getuige-deskundige heeft ter terechtzitting aangegeven dat de kliniek voor betrokkene transmuraal verlof zal aanvragen met het oog op het uiteindelijk zelfstandig wonen met begeleiding. Als een tussenstap zal betrokkene overgeplaatst worden naar een transmurale voorziening (TMV). Van daaruit kan dan de overstap gemaakt worden naar zelfstandig wonen. Een overgang naar een situatie zonder het huidige dwingende kader van de tbs-maatregel is voor betrokkene een te grote stap en brengt een groot risico op terugval met zich mee. Zijn nieuwe behandelteam kent hem nog onvoldoende en de vraag is hoe hij zal reageren in een voor hem risicovolle situatie. Het risico op woede bij betrokkene en impulsdoorbraken is dan aanwezig. Betrokkene heeft hulp nodig bij het vinden van werk en het opzetten van een sociaal netwerk. De kans op recidive wordt thans ingeschat als laag en indien betrokkene begeleiding accepteert, is de verwachting dat de kans op recidive laag gehouden kan worden.
De inrichting adviseert de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting de vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar gehandhaafd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven het niet eens te zijn met het verlengingsadvies.
De raadsman heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Voorts verzoekt de raadsman, nu naar het oordeel van de raadsman de kliniek afgelopen periode niet voldoende voortvarend te werk is gegaan, aanhouding ten behoeve van een tussentijdse toetsing door de rechtbank aangaande de voortgang van het door de kliniek voorgenomen traject en verzoekt hij een concrete tijdsplanning van het voorgenomen traject van de kliniek.
6 De beoordeling
De rechtbank overweegt dat betrokkene de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en gemotiveerd is om verdere stappen te nemen. Het is van groot belang dat in het komende voorgenomen traject gekeken wordt hoe verdachte om zal gaan met de uitbreiding van zijn vrijheden. De rechtbank acht de plaatsing in het TMV nodig als tussenstap voor het beperken van het risico op recidive.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van betrokkene en zijn gevoel dat hij nu zelfstandig stappen kan zetten. De rechtbank is echter, gelet op het advies van de deskundigen, van oordeel dat een overgang vanuit de huidige setting naar een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel een te grote stap is die te veel risico met zich meebrengt.
Voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging ziet de rechtbank thans dan ook geen aanleiding.
Voorts is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de kliniek het afgelopen jaar voldoende voortvarend te werk is gegaan met betrekking tot het voorgenomen traject. Verder is ter zitting het door de kliniek voorgenomen traject door de getuige-deskundige voldoende duidelijk uiteengezet.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het tussentijds toetsen van een uitgewerkt stappenplan van de kliniek aangaande het voorgenomen TMV-traject.
De rechtbank zal derhalve de behandeling van de zaak niet aan houden.
Gelet op voormelde adviezen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd met 1 jaar.
De rechtbank hecht er waarde aan dat de kliniek het resocialisatietraject voortvarend voortzet Voorts gaat de rechtbank er vanuit dat de kliniek tijdig rapporteert omtrent de eventuele mogelijkheden betreffende een overgang van betrokkene naar andere voorzieningen.
7 De toegepaste artikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] met 1 jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G. van Engelenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 december 2010.